Patrick Lefevere wordt 70: ‘Ik heb altijd gekozen voor de job die ik het liefst deed, niet voor de best betaalde’

Patrick Lefevere over zijn eerste jaren als ploegleider: ‘Ik wist direct: dit is iets voor mij.’ © Ronny Neirinck
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Patrick Lefevere viert op maandag 6 januari zijn 70e verjaardag, een kleine maand nadat hij zijn afscheid als ceo van Soudal-Quick-Step heeft aangekondigd. Vóór het ontstaan van dat team in 2003 boekte de West-Vlaming in ruim 23 jaar als ploegleider/manager ook al veel successen. Van het kleine Marc Zeepcentrale, waar hij in 1979 als 24-jarige sportdirecteur begon, tot Domo-Farm Frites. In twee delen blikt hij terug. Vandaag: zijn beginjaren als ploegleider.

Het einde als profrenner (1978-1979)

Het is veel minder bekend dan zijn periode als ploegleider/manager: de episode van Patrick Lefevere als profrenner. Een korte weliswaar, van 1976, als lid van de ploeg Ebo-Cinzia, tot halfweg 1979. Zijn grootste successen boekte hij in 1978, maar die werden ook het begin van het einde.

‘Op 5 maart won ik als 23-jarige prof de Omloop der beide Vlaanderen, zoals Kuurne-Brussel-Kuurne toen nog heette’, vertelt Lefevere. ‘Tot dan ging alles heel goed, maar een week later, net voor de Driedaagse van de Panne, werd ik ziek. De rest van het voorjaar mocht ik vergeten. Met amper een kermiskoers in de benen startte ik in de Vuelta, die toen begon op 25 april.’

‘Tot mijn grote verrassing won ik de vierde rit naar Valladollid. De start van veel miserie. Tijdens die ronde wisselde ik van schoenplaatjes, waardoor ik spierproblemen kreeg. Bij de minste strook bergop raakten mijn spieren verzuurd. Ik bleef sukkelen, maar wou niet opgeven omdat de ploeg al een paar renners verloren had. Na de Vuelta raadpleegde ik enkele specialisten, maar niemand vond een remedie. Ik raakte gedemotiveerd en ging met tegenzin trainen, want ik had constant pijn. Het heilige vuur was weg.

‘In 1979 won ik op 10 maart nog de Omloop der Grensstreek in Ledegem, maar toen al dacht ik aan stoppen. Ik voelde dat ik door die spierproblemen tekortschoot in de grote koersen en zag het niet zitten om nog aan te modderen in het kermiscircuit. Koersen kopen en verkopen, dat was niets voor mij. Ik was nogal gierig.’ (lacht)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

‘Stoppen leek de enige optie. Ik had voor boekhouder gestudeerd en dacht dat ik alles zou vergeten als ik te lang zou wachten om in de privé te stappen. Als coureur verdiende ik goed mijn boterham, 22.500 frank per maand, maar dat was niet voldoende om me van gedacht te doen veranderen.

‘Tijdens het voorjaar van 1979 vertelde ik Marc De Windt, de baas van mijn team Marc Zeepcentrale, dat ik wou stoppen. Eind mei stelde hij voor om assistent van ploegleider Romain Deloof te worden, maar ik zag dat niet zitten. Ik vond mezelf veel te jong. Wat moest ik, als 24-jarig broekje, tegen ervaren rotten als Patrick Sercu en Herman Vanspringel zeggen? Marc, zelf pas 28, vond dat geen probleem. “Je spreekt verschillende talen, je bent eerlijk en je hebt een opleiding als boekhouder. De juiste kwaliteiten”, vond hij. Na lang aandringen kon hij me overhalen.’

De start als ploegleider bij Marc Zeepcentrale (1979-1980)

Patrick Lefevere: ‘Mijn laatste koers reed ik op zaterdag 9 juni 1979 in Bonheiden. Drie dagen later, in Brussel-Ingooigem, zat ik voor het eerst als ploegleider in de volgwagen. Ik had in die eerste maanden nooit het gevoel dat ik het vroeg of laat beu zou worden. Integendeel, ik wist direct: dit is iets voor mij. Tactisch doorzicht had ik al als jeugdrenner en als gediplomeerd boekhouder was ik ook organisatorisch sterk. Bovendien was het contact met de renners van in het begin heel goed. Ik was geen roeper en dat apprecieerden ze. Ik werd nooit als een jonge snotaap behandeld.

‘Het contact met de renners was van in het begin heel goed. Ik was geen roeper en dat apprecieerden ze.’

‘Toen had ik al door hoe je renners psychologisch kon prikkelen. Begin augustus, in de Ronde van Duitsland, zag ik dat Danny Clark geen zin had om een hele dag in het barslechte weer te rijden. “Hier twee pillekes, je zal geen last hebben van de regen.” Ik gaf hem twee dieetsuikertjes die je in de koffie doet. Maar dat wist Danny niet. Na de rit, waarin hij een mooie ereplaats had behaald, zag ik hem terug in het hotel. Hij glunderde: “De benen waren fantastisch!” Het placebo-effect had duidelijk gewerkt. (lacht)

‘Door een conflict tussen Romain Deloof en Marc De Windt, werd ik in 1980 eerste ploegleider. In de Omloop Het Volk, ook toen de Belgische openingsklassieker, was het al meteen raak. Joseph Bruyère reed tientallen kilometers alleen op kop met een paar honderd meter voorsprong. Als een rodeopiloot ben ik het jagende peloton binnengereden. In die tijd not done, maar dat kon me niet schelen. Ik was opgegroeid op een autokerkhof en kon heel goed sturen. “Stop af, rijd er tussen!”, schreeuwde ik mijn renners toe. Je had de gezichten van de oudere ploegleiders – Florent Vanvaerenbergh, Lomme Driessens, Berten De Kimpe… – moeten zien. Uiteindelijk won Bruyère met amper zes seconden voorsprong. Fantastisch voor een ploegje als Marc Zeepcentrale.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

‘Van in het begin heb ik geprobeerd om het team te professionaliseren. De voorstelling was bijvoorbeeld in de Auberge du Pêcheur in Sint-Martens-Latem en met kledijfabrikant Decca sloot ik een deal van een half miljoen Belgische frank. Iedere coureur kreeg twee valiezen met koerskledij. Niet vanzelfsprekend in die periode.

‘Ik moest bijna alles zelf regelen, van een omkadering met fulltimepersoneel was toen nog geen sprake. Het eerste wat ik moest oplossen was het faillissement van ons fietsenleverancier Carlos. Waarop Eddy Merckx (die na zijn carrière met een eigen fietsenmerk was gestart, nvdr) ons depanneerde. Zo kreeg ik een spoedcursus ploegleider. Na dat eerste seizoen had ik al meer geleerd dan sommigen die al jaren in het vak zaten.

‘Als kleine ploeg wonnen we ook een aantal mooie koersen. In de Tour zelfs twee bergritten met Jos De Schoenmaecker in Pra Loup en Ludo Loos in Prapoutel les Sept Laux. Vooral die laatste zege blijft me bij. Ludo was de hele dag in de aanval maar kon door de stress amper eten. Ik heb in de wagen zelf een pap gemaakt en samen met een Mars bijna letterlijk in zijn mond geduwd, zodat hij geen hongerklop zou krijgen.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

‘De ontnuchtering volgde in augustus. Voor het WK in Sallanches werd geen enkele renner geselecteerd. De Windt schoot in een Franse colère en besloot om te kappen met de ploeg.’

Leren van Walter Godefroot bij Capri-Sonne (1981-1982)

Patrick Lefevere: ‘Ook IJsboerke, waar Walter Godefroot ploegleider was, stopte na contractproblemen met Didi Thurau. Walter, net als ik een groentje in het vak, vond met Capri-Sonne een nieuwe sponsor en vroeg of ik zijn adjunct wilde worden. Marc De Windt wou me ook als rechterhand in zijn bedrijf inlijven, maar ik had de smaak van de koers te pakken.

‘In de schaduw van Godefroot heb ik me kunnen ontwikkelen. Walter leerde me het belang van een goeie structuur en omkadering. We waren een perfect complementair duo. Hij was verantwoordelijk voor het materiaal. Ik regelde al de rest : vliegtuigtickets, hotels, programma’s…

‘Walter leerde me het belang van een goeie omkadering. We waren een prefect complementair duo.’

‘Ik stond wel dichter bij de renners. Als er problemen waren, meldde ik die subtiel aan Walter, zonder mensen te verraden. Renners klaagden soms dat hij te koel was, dat hij nooit een schouderklopje kon geven, maar als manager móést hij afstand nemen.

Walter Godefroot en Patrick Lefevere (in een later stadium van hun carrière, toen de ene manager was van Telekom en de andere van Quick-Step) © AFP

‘Godefroot had met Capri-Sonne een contract voor vijf jaar, maar eind 1982 was het al voorbij. De Duitse broers Wild stonden aan het hoofd van dat bedrijf. De ene was zot van de koers, de andere niet. Toen die laatste een bezoek bracht aan de Ronde van Duitsland stond door het slechte weer geen kat aan de aankomst en dat was in slechte aarde gevallen. Nochtans wonnen we met Theo de Rooij het eindklassement en had Peter Winnen een Tourrit gewonnen.

‘Gelukkig gold het aanbod van Marc De Windt nog en kon ik in 1983 bij hem als fulltimeboekhouder aan de slag. Ook dat was een prima leerschool. Ik voerde een aantal revolutionaire dingen in. Zo werkte ik met een systeem waarbij iedere verkoper zijn commissie pas kreeg op betáálde facturen, om te vermijden dat ze met valse bons geld zouden opstrijken. Ik kreeg veel tegenwind, maar Marc vond het fantastisch.

‘Ik vulde hem goed aan. Hij was geen goede people manager, ik had meer mensenkennis. Dat buikgevoel, een feeling die ik van mijn vader erfde, heb ik daar ontwikkeld. Ik kon perfect voorspellen hoe verkopers na een slechte week zouden reageren. Bij renners hoorde ik altijd dezelfde excuses als ze slecht presteerden.’ (lacht)

Fantastische tijd bij Lotto/TVM/Weinmann (1985-1991)

Patrick Lefevere: ‘In 1985 vroeg de Nationale Loterij aan Godefroot of hij een ploeg met jongeren op poten wou zetten. Ik ging opnieuw in op een voorstel van Walter om assistent-ploegleider te worden. Deze keer wel als freelancer, in de weekends en vakanties, want ik wilde niet weg bij Marc.

‘Het hoogtepunt bij Lotto was de Belgische titel van Paul Haghedooren in 1985 in Halanzy. Als kleine renner hield hij daar toppers als Claude Criquielion en Rudy Dhaenens achter zich. Groot minpunt was echter het beperkte budget van 20 miljoen frank. Het moest bovendien gelijk blijven, waardoor we niet op lange termijn konden werken. Dat begon me steeds meer te enerveren.

‘Toen TVM me in 1988 vroeg om administratief verantwoordelijke te worden, aarzelde ik niet. Ik richtte bvba Advipat (Adviesbureau Patrick, nvdr) op, en begon als zelfstandig boekhouder, waarbij ik factureerde aan Marc Zeepcentrale en aan TVM.

Patrick Lefevere als ploegleider bij TVM. © Ronny Neirinck

‘Het jaar daarop klopte Godefroot weer aan de deur. Hij had een driejarig contract afgesloten met Peter Kluft, de algemeen directeur van Domex, een Scandinavisch papierbedrijf. Die kreeg echter een meningsverschil met de eigenaars. Zij wilden het contract met Godefroot verbreken. Grote paniek bij Walter, die al renners had laten tekenen. Via een rechtszaak kon hij uiteindelijk 35 miljoen frank uit de brand slepen, aangevuld met een bedrag van een Zwitserse cosponsor: Weinmann.

‘Dat bedrijf is in 1990 hoofdsponsor geworden. Geen topploeg, maar qua organisatie waren we een voorloper. Zo bezaten we als een van de eerste teams een ploegbus. De renners waren ook geen sukkelaars: een Zwitserse kern met onder meer Beat Breu, Thomas Wegmüller en Rolf Järmann, aangevuld met Belgen als Carlo Bomans, Peter Farazijn, Jan Goessens en Wilfried Nelissen, en de Nederlandse broers Adrie en Jacques van der Poel. Met Breu wonnen we de Ronde van Zwitserland, en met Adrie van der Poel de Amstel Gold Race. Een zeer deugddoende zege, na maanden waarin er voor Adrie niets lukte. Hij zegt nog altijd dat hij was gestopt als ik hem er niet door had gesleurd.

Adrie van der Poel won in 1989 voor Domex-Weinmann de kersmiskoers van Westrozebeke. © Maurice Terryn, collectie KOERS.

‘Ik ben drie jaar bij Weinmann gebleven. Een fantastische tijd. Ik zat veel in het buitenland, had een goede band met de renners en moest als assistent-ploegleider weinig verantwoordelijkheid dragen. Alles wat ik deed, was goed. Winnen was geen must, alleen de Ronde van Zwitserland – voor de sponsor – en natuurlijk de Tour waren van belang. Van druk was er weinig sprake en ook de pers was toen nog niet zo opdringerig als nu.

‘Ik ben in al die jaren heel loyaal gebleven aan Godefroot. Hij heeft nooit het gevoel gehad dat ik aan zijn stoel aan het zagen was. Ik was content met mijn twee jobs. Aangevuld met mijn loon als boekhouder, toen 30.000 frank, had ik een schone maandwedde. Anderen moesten het toen met veel minder stellen.

‘Geld was bijkomstig, dat is het altijd geweest. Had ik gewild, dan was ik nu veel rijker geweest.’

‘In die jaren heb ik nooit een planning in mijn hoofd gehad. Walter zei altijd: “Als ik stop, moet jij overnemen.” Maar daar lag ik niet wakker van. Ik wilde niet per se een dik betaalde ploegleider van het beste team ter wereld worden. Geld was bijkomstig, dat is het altijd geweest. Had ik gewild, dan was ik nu veel rijker geweest, maar ik heb altijd gekozen voor de job die ik het liefst deed, niet voor de best betaalde.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content