Oliver Naesen: van feestende student tot Belgisch kampioen

© Belga Image

Met een fenomenale kattensprong jumpte Oliver Naesen op het BK naar zijn eerste tricolore trui. Het voorlopige hoogtepunt van een steil opgaande profcarrière, die hij zelf als Oliver in Wonderland vol ongeloof beleeft.

Dit artikel verscheen eerder in de Wielergids van Sport/Voetbalmagazine

‘De startplaats en de aankomstlijn hebben geen geheimen meer voor mij, enkel het stuk ertussen overleven! #overpoort #OHN.’

Oliver Naesen: ‘Toptweet hé! (lacht) Gepost voor de start van mijn eerste Omloop Het Nieuwsblad in 2015, een verwijzing naar mijn studententijd. Ik zat in Gent aan de unief, licentiaat lichamelijke opvoeding. Van het studentenleven heb ik alleszins goed genoten. We trokken elke week een keer naar de Overpoort. Om een feestje te bouwen: niet dansen, gewoon pinten hijsen. En de volgende dag werd de eerste les al eens gemist. Ik moet niet uitleggen hoe dat gaat. Ik zat niet op kot – de unief was maar twintig kilometer van bij ons thuis – maar ik logeerde wel heel vaak in Gent bij mijn kameraden. Ik was er altijd bij, maar zelf nooit de ergste. Ik heb vooral veel zien gebeuren. Een kameraad die eens afgevoerd werd, dat soort stoten. Of een keer een maat die midden in de nacht ineens verdwenen was. Wij de volgende ochtend toch wat ongerust: ‘Oei, hij ligt hier nergens.’ Tot ik een berichtje kreeg dat hij in Brugge zat. Hij was gewoon op een trein gestapt en wakker geworden in Brugge. Mooie herinneringen, zolang er niets gebeurt natuurlijk. We hebben vooral veel gelachen, zoals toen we eens uit waren geweest en er een kameraad zodanig kapot was dat we hem naar zijn bed moesten dragen. Maar niet voor we hem eerst met alcoholstift volledig vol geklad hadden met hakenkruisen. De volgende ochtend staat hij op en beseft hij: die mannen hebben miserie met mij gehad, ik ga koffiekoeken voor hen halen. Alleen vergeet hij eerst in de spiegel te kijken. Hij nog volledig onder de stift naar de bakker en dan naar ons kot. Een van de betere day afters toch.’

Identiteitscrisis

Twee jaar lang had ik geen leven meer: mijn vrienden zag ik nooit, alleen via WhatsApp bleef ik nog een beetje op de hoogte

‘Dat heeft geduurd tot ik besefte: zo gaat het niet lukken. In het derde jaar sleepte ik nog vakken mee uit het eerste. Het was zo’n gesukkel om erdoor te geraken dat ik na drie jaar gestopt ben. Na de herexamens in september 2012 was dat. Natuurlijk hoorden ze dat thuis niet graag, maar het moet ook vooruitgaan. Ik kon niet blijven aanmodderen. Ik was al 22. Geen week later was ik al aan het werk: in één keer real life. ’s Morgens om vijf uur opstaan, tot vier uur ’s middags werken. Het contrast kon bijna niet groter. Al wist ik wel al wat werken was. In mijn laatste jaar aan de unief had ik door het studiepuntensysteem twee dagen per week vrij. Ik heb die dagen altijd gewerkt. Interimopdrachtjes overal in de streek.

‘Na mijn studies ben ik begonnen als koerier bij Initial, een industriële wasserij in Lokeren. Ik moest heel de tijd met een bestelwagen rondrijden. Van klant naar klant, een tachtigtal adressen per dag, driehonderd à vierhonderd kilometer in totaal. Al bij al een tof jobke, hoor, maar niet iets waarvan ik dacht: dat is het nu voor de rest van mijn dagen. Terwijl je aan het rondrijden bent, heb je ook veel tijd om na te denken. Maar wat was het alternatief? Zonder diploma zou het geen succesverhaal worden. Avondschool? Dat vond ik ook wat te veel tweede- en derdekanstoestanden. Op zo’n moment kamp je toch een beetje met een identiteitscrisis. Niet dat ik diep zat, want ik wist dat het volledig aan mezelf te wijten was. Ik had wel spijt, want ik was geen topstudent maar ook niet rampzalig. Ik had het wel kunnen halen, had ik iets meer doorgezet. Er waren gasten die er een pak slechter voor stonden dan ik en twee jaar later wel afgestudeerd zijn. Was ik minder uit geweest met mijn maten of had ik niet gekoerst, dan had ik wel een diploma behaald. Maar ik deed alles graag en dus alles maar half. Dat was het probleem.

‘Met koersen ben ik begonnen in 2006, het jaar nadat Tom Boonen wereldkampioen was geworden. Met mijn kameraad Jonathan, die nu in een fietsenzaak werkt, had ik thuis dat WK op tv gevolgd. Na de aankomst zeiden we tegen elkaar: ‘Volgend jaar vragen we ook een vergunning aan.’ Er was op dat moment echt een Boonen-effect: in 2006 was er een spectaculaire toename van het aantal vergunningen bij de nieuwelingen.

Oliver Naesen
Oliver Naesen© Belga

‘Naar je eerste koers trek je met hoge verwachtingen, maar dat valt natuurlijk zwaar tegen. Heel veel gastjes waren al jaren bezig. Ik was bij wijze van spreken ook maar 1,40 meter groot. Mijn groeischeut kwam pas heel laat: tijdens de vakantie na het zesde middelbaar. Ik had ook totaal geen koersachtergrond thuis. Ik fietste wel, maar trainde eigenlijk niet. Niet dat ik lui was, maar ik kende er helemaal niets van. Gelukkig was er in Kerksken (Haaltert) een ploegje waar je kon beginnen zelfs als je nog nooit gekoerst had.

‘Het seizoen erop zijn we met ons tweeën voor onze twee juniorenjaren overgestapt naar een ploeg meer in de buurt: de Labiekes in Denderhoutem. Het tweede jaar was dat een meer dan behoorlijke ploeg, met Moreno De Pauw erbij, Gijs Van Hoecke en Wouter Wippert, die nu alle drie ook prof zijn. Zij waren de kopmannen en ik keek naar hen op. Ik was niet van hun niveau. Ik mocht altijd wel mee naar de interclubwedstrijden, maar als zesde of zevende man. Winnen zat er voor mij zeker niet in, af en toe behaalde ik een toptienplaats. Had ik toen gezegd dat ik prof wou worden, zou iedereen me voor grote zeveraar hebben verweten. Dat was ook geen doel, omdat dat echt onrealistisch leek. Koersen was niet meer dan een hobby. Ik deed dat gewoon graag en had eigenlijk geen flauw idee wat ik later wou worden. In het middelbaar volgde ik moderne talen – wetenschappen, om later nog zoveel mogelijk richtingen uit te kunnen.’

Spartaanse winters

‘Mijn eerste koers zou ik pas winnen in 2012, als laatstejaarsbelofte, kort voordat ik gestopt ben aan de unief. Dat winnen gaf zo’n geweldig gevoel dat ik dacht: als ik er nu eens echt voor ga? Geen VDAB-statuut aanvragen of beginnen doppen of zo, maar werken, trainen, eten, slapen. Ook op dat moment nog altijd helemaal niet met het idee om prof te worden, maar in de hoop om voor een goede liefhebbersploeg te kunnen rijden en misschien iets bij te verdienen.

‘Vanaf dan ben ik elke dag om vijf uur opgestaan. Van zes uur tot zestien uur ging ik werken voor de wasserij, om halfvijf was ik weer thuis, at ik vlug een boterham en ging ik onmiddellijk trainen. Soms tot tien uur ’s avonds, met een regenvestje en fietslampjes. Alleen als het heel hard regende en waaide, bleef ik thuis. Om op de rollen te trainen. Na de training was het douchen, eten en onmiddellijk naar bed. Geen seconde tv meer kijken. En de volgende dag: repeat. Twee jaar lang aan een stuk. Als ik daar nu op terugkijk, vind ik dat echt geschift en moet ik opnieuw mijn files op Strava of TrainingPeaks bekijken om het te kunnen geloven. Twee jaar lang had ik geen leven meer: mijn vrienden zag ik nooit, alleen via WhatsApp bleef ik nog een beetje op de hoogte.

‘In 2012 won ik uiteindelijk drie kermiskoersen. Maar dat was dan tegen een andere student of een leraar lo of zo. Geen profs hé. Het seizoen erop, na die vele wintertrainingen, was ik in één keer echt goed: bij de allerbeste elites zonder contract in België. Toen won ik zeven wedstrijden, waaronder de kermiskoers in Lede. Oké, er stonden geen goeie profs aan de start, maar het was wel een profkoers. Een ongelooflijk moment. Precies alsof ik het WK had gewonnen. Op dat moment begon ik al een beetje meer te dromen. Tegen het einde van dat seizoen besefte ik dat er profs waren die slechter waren dan ik. In profkoersen, als we in een groepje reden, had ik gevoeld dat ik kon meedraaien met de grote namen. Ik kreeg toen ook de kans te tekenen bij Cibel, een continentaal team, waardoor ik 1.1-koersen of zelfs de Ronde van België zou kunnen rijden. Ik kreeg er ook een onkostenvergoeding. Een mooie stap vooruit, want tot dan had ik altijd bij clubteams gereden.

‘Op zeker moment heeft mijn trainer, Koen Scheerlinck uit Ninove, me dan apart genomen: ‘Jij hebt te veel capaciteiten voor wat je nu doet van werk en in de koers. Ik heb voor jou een schema geschreven voor de komende winter. Het zal je maken of kraken. Als je het aankunt, zal je heel goed zijn. Als je het niet aankunt, stop je bij wijze van spreken in februari met koersen.’ Ik heb in de winter van 2013-2014 evenveel getraind als ik nu train. Trainingen van vier, vijf uur. Twintig uur per week, maar in die tijd wel na mijn werk. Een spartaanse winter.’

Naesen niet laten rijden

Al was ik maar twee maanden prof, ik wou er een keer van proeven. Ik had wel een chill jobje, maar daarvan zijn er genoeg hé

‘Ik had in die periode ook het geluk dat mijn vriendin zich kon vinden in dat ritme. Zij studeerde toen nog en ik moest mijn congé niet investeren in vakanties met haar, zodat al mijn vrije dagen naar de koers konden gaan. Op zo’n vakantiedag, half mei 2014, nam ik deel aan de kermiskoers voor profs in Puivelde. Ik raak voorop met Kenny De Ketele van Topsport en Francis De Greef van Wanty. Ik zeg tegen mijn ploegleider, Gaspard Van Peteghem: ‘Het is zeker dat ik win vandaag.’ Het was een thuiswedstrijd voor Gaspard en ik wou hem een beetje zot maken. Iets later komt Hilaire Van Der Schueren naast ons rijden: ‘Francis, niet meer meerijden.’ Dan komt Hans De Clercq: ‘Kenny, niet meer meerijden.’ De rivaliteit tussen Wanty en Topsport hé. Ik ben dan beginnen roepen tegen die mannen en hun sportdirecteurs: ‘Heb ik daarvoor een dag congé gepakt? Jullie zijn profs!’ Uiteindelijk heb ik die koers ook gewonnen.

‘Na de wedstrijd, zo vernam ik dan later, heeft Hans naar Walter Planckaert gebeld: ‘Ik heb er hier één gezien … Die moeten we hebben volgend jaar!’ Terwijl ik al tweedejaars elite zonder contract was en dus te oud, want bij Topsport mogen ze in principe alleen maar beloften in de ploeg nemen. Maar ik was dat jaar echt de beste elite zonder contract. Dat mag ik zeggen zonder te stoefen. Ik won koers op koers, waaronder twee profkoersen en twee interclubs. En als ik niet won, was ik tweede of derde. Ik was ook derde in de Topcompetitie. 2014 was het jaar van mijn eerste doorbraak.

‘Walter is toen bij mij thuis gekomen met mijn eerste profcontract. Hij vertelde toen dat hij vroeger zelf als liefhebber en zelfs al prof in de winter nog gaan werken was. Met vrachtwagens rijden en zo. Walter is ook een gevoelsmens en ik denk dat hij zich een beetje herkende in mijn verhaal. Precies een verhaal uit zijn tijd. Ik heb aan Hans en Walter heel veel te danken. Zonder hen was ik nooit prof geweest.

‘Zowat een maand na Puivelde, maar nog voor ik dat contract werd aangeboden, had ik ook al een telefoontje gekregen van Kurt Van de Wouwer: ‘Zou jij stagiair willen worden bij Lotto?’ Ik natuurlijk in de wolken en onmiddellijk naar mijn werk gebeld: ‘Kan ik enkele maanden verlof zonder wedde krijgen?’ – ‘Euh, dat wordt moeilijk.’ – ‘Geen probleem, dan geef ik mijn ontslag.’ Al was ik maar twee maanden prof, ik wou er een keer van proeven. Ik had wel een chill jobke, maar daarvan zijn er genoeg hé.

‘Zo werd ik stagiair bij Lotto, wat ook uitzonderlijk was, want ik kwam niet uit hun belofteteam of een juniorenteam in hun piramidesysteem. Maar Kurt had zijn jongens in de besprekingen voor de topcompetitiekoersen altijd hetzelfde moeten zeggen: ‘Naesen niet laten rijden.’ Hij zag dus ook wel iets in mij. Gelukkig. Eind juli 2014 ben ik gestopt met werken en een week later begon ik als stagiair in de Ronde van Denemarken. Het begin van de beste tweeënhalve maand in mijn leven tot dan toe. Greipel, Roelandts, Debusschere … Dat zijn de gasten naar wie je op tv keek. En plots mag je met hen meerijden, zit je bij hen in de bus, spreken ze met je en behandelen ze je als hun gelijke. Een hele eer en gewoon fantastisch.’

Door het plafond

‘Het mooie is dat het allemaal als een verrassing gekomen is. Terwijl de meesten al prof zijn op hun 21e, leek dat bij mij onrealistisch. Als laatbloeier word je in België vlug afgeschreven. Maar drie jaar later rijd je er gewoon tussen. Ik heb in mijn leven een paar keer een beredeneerd gokje gewaagd, maar je moet af en toe eens iets riskeren. Het leven is aan de durvers. Als je zoals de schapen achter de herder blijft lopen in de kudde, ga je nergens geraken. Ik heb het geluk gehad dat mijn gokjes goed zijn uitgedraaid. Maar ik heb het ook afgedwongen door die spartaanse winters. Ik ben er wel trots op dat ik het vanuit die verloren positie toch een beetje aan het maken ben als prof. Die mindset van te weten wat het echte leven is, heeft me wel geholpen. Toen ik bij Topsport reed, hoorde ik soms jonge gasten klagen dat ze de volgende dag weer drie of vier uur moesten trainen. Dan dacht ik: jij zou eens moeten weten…

‘Het is de laatste jaren heel vlug gegaan. Ik had een contract van twee jaar bij Topsport, maar na een jaar kon ik al naar de WorldTour, naar IAM Cycling. In mijn eerste jaar in de WorldTour mocht ik meteen naar de Tour, won ik een WorldTourkoers (de Bretagne Classic in Plouay, nvdr) en werd ik geselecteerd voor het WK.

‘Ik weet niet waar dit zal eindigen. Als profsporter mag je niet aan het plafond denken. Je moet ervan uitgaan dat alles kan. En het is ook zo: alles kan echt.’

Dat bewees Oliver Naesen als dé revelatie van het voorjaar, op het BK in Antwerpen, en misschien als ritwinnaar in de komende Tour, met de Belgische driekleur om de schouders.

Parelvisser aan het Donkmeer

Bij een koffie aan het Donkmeer in Berlare vertelt Oliver Naesen hoe hij bij de Parelvissers terechtkwam, het trainingsgroepje van Greg Van Avermaet en voormalig Belgisch kampioen Preben Van Hecke. ‘Bij de jeugd en later bij Cibel was ik ploegmaat van de broers Thomas en Matthias Ongena, neven en trainingsmakkers van Greg. ‘Mag Oli niet eens mee op training?’, vroegen zij Greg op een keer in de winter. ‘Natuurlijk.’ Ik zat al in hun chatgroep op Messenger en later WhatsApp. Maar door mijn werk kon ik overdag zelden of nooit mee gaan trainen. Pas toen ik prof werd, veranderde dat. Tot een paar maanden geleden, toen hij zijn huis aan het verbouwen was, woonde Greg hier trouwens maar driehonderd meter vandaan. Nog eens vijfhonderd meter verder woont Preben, nog vijfhonderd meter verder woon ik en nog eens vijfhonderd meter verder woont Gijs Van Hoecke. Als we in het land zijn, vertrekken we om halftien samen op training richting Dendermonde, waar Greg nu woont. En mijn broer Lawrence is nu ook prof dit jaar (bij WB Veranclassic – Aqua Protect, nvdr). Hij traint ook mee met ons. Zo zijn we met vijf profs op een totaal van een man of elf.’

Benedict Vanclooster

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content