Niemand reed meer koersen op rij uit dan Wout van Aert
Als Wout van Aert vandaag de zesde rit van de Ronde van Zwitserland beëindigt, dan wordt dat de 150e koers op een rij waarin hij de finish heeft gehaald. Dat is met voorsprong de langste reeks van alle actieve profrenners.
Valpartijen, ziektes, coronabesmettingen, fysieke en mentale vermoeidheid: om velerlei redenen zijn ze niet dik gezaaid, renners die een heel seizoen al hun koersen uitrijden. Laat staan renners die dat meerdere seizoenen na elkaar realiseren.
Slechts drie WorldTourrenners hebben op dit moment (de ochtend van 16 juni) een reeks neergezet van meer dan 100 opeenvolgende koersdagen waarin ze telkens de finish bereikten: John Degenkolb, met 104, Andreas Leknessund, met 115, en Wout van Aert, met liefst 149 wegraces op rij zonder een opgave.
Van Aerts laatste zogenaamde DNF (Did Not Finish) dateert van de tijdrit in Pau in de Tour de France van 2019. Bij een val reet hij er zijn bovenbeen open aan een dranghek.
Zonder dat ongelukkige incident was zijn opgavevrije reeks nog 98 koersen langer geweest, want voor zijn op een na laatste opgave moet je al terugkeren naar 4 juni 2016, in de Heistse Pijl. Toen was Van Aert nog een 21-jarige veldrijder. Hij ging er vroeg mee in een aanval met onder meer Tom Boonen, maar toen zij op veertig kilometer van de finish werden bijgehaald door het peloton, stapte hij in de finale uit de wedstrijd.
Voor de enige twee andere keren dat de Kempenaar een wegrace niet uitreed moet je de klok nog drie jaar verder terugdraaien, naar de Internationale Wielertrofee en de zware Ardennenrit in de Ronde van België. Van Aert moest de ene keer lossen door de warmte, waarna zijn groep uit koers werd genomen, en moest de andere keer ook vroeg afhaken op het zware parcours.
In totaal haalde de Jumbo-Vismarenner dus in slechts 4 van zijn 281 profkoersen het einde niet, of in amper 1,4 procent.
Weinig valpartijen
Al even straf: in de 219 veldritten waarin hij bij de profs startte, bereikte hij zelfs élke keer de aankomst. Dat cyclocrossverleden is ook een van de redenen waarom Van Aert op de weg bijna nooit hoeft op te geven: hij is heel stuurvaardig en reageert snel, waardoor hij zelden crasht en snel vallende renners kan ontwijken.
In de jongste Tirreno-Adriatico viel hij door een onoplettendheid wel, samen met Tom Pidcock, en in de vorige Tour belandde hij in de kassei-etappe ook eens op de grond, maar telkens zonder ernstige fysieke schade. Dat overkwam hem alleen in de Tourtijdrit in 2019.
Er is nog een andere belangrijke reden, naast uiteraard ook een beetje geluk: Van Aert werkte de laatste jaren ook een vrij beperkt wegprogramma af: dit jaar telde hij tot voor de start van de Ronde van Zwitserland 12 koersdagen. De voorbije drie seizoenen waren dat er 48, 49 en 35.
Dat laat hem toe om in de eendagskoersen/ritten waarin hij start telkens voor winst te gaan. Van Aert zal in die races niet vroegtijdig de remmen dichtknijpen.
Vandaag, in de zesde rit van de Ronde van Zwitserland, wellicht dus voor de 150e keer op rij (als hij tenminste niet valt).