Milaan-Sanremo: het meest onvoorspelbare monument
Vandaag is het zover: Milaan-Sanremo. Zo’n 294 kilometer lang, de Poggio als scherprechter in de finale en een resem aan kandidaat-winnaars. Niet meteen de attractiefste koers voor de kijkers, maar wel eentje die velen op hun palmares willen hebben.
Daar is La Primavera. Een monument dat doorgaans pas echt van start gaat in de laatste 25 kilometer na de beklimming van de Cipressa en pas spannend wordt wanneer de Poggio in aantocht is. Het is een koers die zowel pure sprinters, daalspecialisten en zelfs ronderenners aanspreekt. Ook dit jaar ziet het lijstje met favorieten er indrukwekkend uit: Wout van Aert, Mathieu van der Poel, Tadej Pogačar, Matej Mohorič, Biniam Girmay, Julian Alaphilippe, Jasper Philipsen…
Onverwachte winnaars
Het bijzonderste aan Milaan-Sanremo is de onvoorspelbaarheid. Ieder jaar zijn er heel wat kanshebbers, maar vaak is de uitslag verrassend. Denk maar aan de editie van 2021. Jasper Stuyven reed in de slotkilometers van de afdaling van de Poggio weg en kon aan de finish nog net uit de greep van een elitegroepje blijven. Een alles-of-nietspoging die goed uitpakte.
Ook vorig jaar kregen we een ietwat verrassende winnaar. Matej Mohorič schoot ervandoor op zo’n vier kilometer van de meet. Hij daalde als een gek, kwam tot driemaal toe bijna ten val, maar bleef toch op zijn fiets zitten en stak zo de overwinning op zak. Opnieuw hadden slechts weinig mensen de Sloveen getipt als winnaar. Hij werd niet kansloos geacht, maar was absoluut geen favoriet.
Op de erelijst staan nog een aantal op z’n minst merkwaardige namen: Gerald Ciolek (2013), Simon Gerrans (2012) of Matthew Goss (2011). En toch, in La Primavera kan het. Ciolek was geen topsprinter toen hij won. Hij won in zijn carrière enkele ritten in de grote rondes, maar was bijvoorbeeld niet in staat om mee te doen voor de groene trui in de Ronde van Frankrijk. Toch was hij die dag de snelste, weliswaar van een uitgedund groepje. Voor Goss geldt hetzelfde. Geen veelwinnaar, maar toch op het hoogste schavotje in Sanremo. Simon Gerrans ging in zijn editie naar de finish met Fabian Cancellara en Vincenzo Nibali. Twee namen met heel wat meer allure, maar toch trok de Australiër aan het langste eind.
Atypisch parcours
De gevarieerde erelijst heeft tal van redenen. Maar het is vooral dat specifieke profiel van Milaan-Sanremo dat voor heel wat chaos zorgt. Om te beginnen moet er 294 kilometer overbrugd worden, wat in geen enkele andere eendagskoers het geval is. In de Ronde van Vlaanderen bijvoorbeeld legt het peloton zo’n 270 kilometer af, in Parijs-Roubaix een kleine 260.
Tijdens die tocht van bijna 300 kilometer moet er zes keer geklommen worden, maar dat zijn telkens relatief korte en niet echt supersteile beklimmingen. Hierdoor kunnen heel wat zwaardere renners redelijk lang volgen. Enkel de laatste twee beklimmingen, de Cipressa en de Poggio, spelen soms scherprechter. Daar trekken de ploegen die geen snelle man meehebben het tempo enorm omhoog, waardoor ze heel wat sprinters overboord gooien.
De laatste jaren is dat steeds vaker het geval. Mannen als Alaphilippe, Van Aert en Pogačar halen er verschroeiend hard uit, waardoor er van een sprint geen sprake meer is. De passage op de Cipressa van vorig jaar was met 9 minuten en 28 seconden de derde snelste ooit, zonder dat er aangevallen werd. Het was UAE dat tempo maakte en zo het peloton op sleeptouw nam. Ook zaterdag is de kans op zo’n scenario reëel. Er wordt rugwind voorspeld op zowel de Cipressa als op de Poggio. De laatste keer dat een sprinter wist te overleven en de zege naar zich toe trekken was Arnaud Démare in 2016.
Ook de afdaling van de Poggio speelt in de laatste edities een cruciale rol. Mohorič maakte er vorig jaar gebruik van, net zoals Vincenzo Nibali in 2018. De Haai van Messina was weggeraakt tijdens de beklimming en dook met een hels tempo naar beneden. Hij diepte zo zijn voorsprong uit en bleef het aanstormende elitegroepje net voor.
Welke tactiek er ook wordt toegepast, het blijft merkwaardig dat in een koers van bijna 300 kilometer een groot deel van het peloton nog samen zit in de finale. De statistieken bewijzen dat Milaan-Sanremo misschien wel het makkelijkste monument is. De laatste jaren haalt meer dan 90 procent van de deelnemers de finish, wat in de andere klassiekers absoluut niet het geval is. Ook de aankomsttijden liggen heel dicht bij elkaar: het aantal renners dat binnen de 30 seconden van de winnaar eindigt, ligt veel hoger dan in andere koersen van hetzelfde kaliber.
Onmogelijk te voorspellen
Dat maakt La Primavera zo mooi. Een koers die door heel wat renners kan gewonnen worden, maar o zo moeilijk is om te winnen. Heel wat grote namen slaagden er nooit in: Tom Boonen, Philippe Gilbert, Peter Sagan, Greg Van Avermaet… De laatste dertig jaar waren er 26 verschillende winnaars. Enkel Erik Zabel (viermaal) en Oscar Freire (driemaal) slaagden erin om meerdere keren te winnen.
De conclusie: deze klassieker heeft geen vast verloop. Ieder jaar zijn er verrassende wendingen. Je mag als ploeg je tactisch plannetje tot in de puntjes hebben voorbereid, zodra het peloton de finale ingaat, is het overleven en anticiperen of reageren. Zelfs als er een elitegroepje richting de meet gaat, is het niet zeker dat de renner die het snelst is op papier ook zal winnen. De topfavoriet? Tadej Pogačar lijkt na zijn dominante zege in Parijs-Nice de beste papieren te hebben, gevolgd door Wout van Aert. Thomas Pidcock, de winnaar van de Strade Bianche, zal het alvast niet worden. Hij moet verstek geven door een lichte hersenschudding.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier