Milaan-Sanremo: de Poggio was dood, leve de Poggio
De Poggio heeft de laatste jaren zijn rol als dé scherprechter in Milaan-Sanremo weer opgenomen. Komende zaterdag ook, als springplank voor Wout van Aert, Tadej Pogacar en co?
Tot en met 2016 leek de Poggio – letterlijk ‘kleine heuvel’ – veel van zijn glans te hebben verloren. Vanaf zijn introductie in 1960 tot midden jaren negentig was de 3,7 km lange klim, of zijn afdaling, nochtans geregeld hét aanvalspunt voor de latere winnaar. Maar vanaf 1997, bij de eerste zege van Erik Zabel, lag de bult geplaveid met offensieve voornemens die zelden een verlengstuk kregen.
Tussen 1997 en 2016 konden alleen Paolo Bettini (2003), Filippo Pozzato (2006), Matt Goss (2011), Simon Gerrans (2012) en Gerald Ciolek (2013) een aanval van op de Poggio succesvol afronden. Door solo weg te glippen uit een kopgroep (Pozzato) of de sprint te winnen van een beperkte groep (Bettini, Goss, Gerrans, Ciolek). De drie laatsten vooral profiterend van Fabian Cancellara, die op de Poggio telkens zijn straalmotor had aangezet. Maar aan de finish steevast op een snelle man botste. De Zwitser kon dat risico lopen, want hij had al een zege in de Primavera op zak, in de editie van 2008. Niet met een aanval op de Poggio, maar door weg te knallen in de straten van Sanremo, ná de afdaling.
Groepsprint
In alle andere edities (tussen 1997 en 2016) sprintte echter een veel grotere groep om de overwinning op de Via Roma, of tweemaal op de Lungomare Italo Calvino (de aankomst tussen 2008 en 2013). Sinds de vier zeges van Zabel (1997, 1998, 2000 en 2001) deden immers weinig sprinters het immers nog in de broek voor de Poggio. En dus stemden veel teams hun tactiek af op een groepsprint, leidend tot overwinningen van Oscar Freire (2004, 2007, 2010), Alessandro Petacchi (2005) en Mark Cavendish (2009).
Na Cancellara’s vergeefse putsch in 2011/12/13 volgden weer drie jaar waarin een groep van meer dan 25 renners op de Lungomare Italo Calvino of de Via Roma afstormde. Met achtereenvolgens Alexander Kristoff (2014), John Degenkolb (2015) en Arnaud Démare (2016) als rapste mannen.
Punchers boven
Vanaf 2017 werd het vaste scenario echter opnieuw geschreven, met de Poggio in vette letters. Dankzij de punchers/meesterdalers die zich vanop de ‘kleine heuvel’ richting de zege katapulteerden.
In 2017 trok Peter Sagan door, met Julian Alaphilippe en Michael Kwiatkowski, waarna laatstgenoemde zijn twee medevluchters in de sprint klopte.
In 2018 glipte Vincenzo Nibali weg, om na een razendsnelle afzink nipt het achtervolgende peloton achter zich te houden.
In 2019 lanceerde Alaphilippe weer een raket op de Poggio, met zes andere renners in zijn spoor, om uiteindelijk de sprint te winnen.
In 2020 schoot Juju opnieuw weg. Alleen Wout van Aert kon hem in de afdaling bijbenen, en de Fransman verslaan op de Via Roma.
Vorig jaar, een soortgelijk scenario: opnieuw gooide Alaphilippe op de Poggio een bom, die aanvankelijk alleen Van Aert kon ontwijken. Deze keer raakten ze echter niet weg, en sloten nog vijftien renners aan. In de slotmeters van de afdaling maakte Jasper Stuyven van een aarzeling gebruik om weg te rijden, met Søren Kragh Andersen als dankbare metgezel. De Deen werd weer ingelopen in de slothectometers, Stuyven hield nipt stand. Weer won een aanvaller, en geen sprinter, profiterend van de selectie die op de Poggio was doorgevoerd.
Rappere klimtijden
Naar de reden waarom die aanvallen vanop de bult van Sanremo de jongste jaren beslissend waren, is het niet ver zoeken: in 2017, 2019, 2020 en 2021 klokten de snelsten op de top (respectievelijk Sagan, twee keer Alaphilippe en Van Aert) telkens een tijd onder de zes minuten: 5’55”, 5’50”, 5’55” en 5’51” (tussen de 37,5 en 38 km per uur over de 3,7 km aan gemiddeld 3,9%). Alleen Nibali zat daar boven (6’13”), maar die dook na de top als een slechtvalk naar beneden.
Ter vergelijking: het klimrecord staat nog altijd op naam van Maurizio Fondriest en Laurent Jalabert, uit 1995 (5’46”, 38,5 km per uur). De Poggio stond toen echter ook bekend als de e-Po-ggio…
Tot 2002 lag de klimtijd telkens net onder of boven de zes minuten. Daar deden Alaphilippe en co de laatste jaren nog iets van af. Al was zelfs dan was de voorsprong op het achtervolgende peloton miniem: de zestien renners die vorig jaar in dezelfde tijd als Jasper Stuyven finishten hadden slechts zes tellen voorsprong op een achtervolgende groep van zestien renners, Alaphilippe en Van Aert hadden in 2020 twee seconden over, Kwiatkowski, Sagan en Alaphilippe in 2017 vijf tellen, en Nibali in 2018 zelfs nul – Caleb Ewan strandde aan zijn achterwiel, net als vorig jaar, op een zucht van Stuyven.
Rugwind
De kans is groot dat we zaterdag opnieuw hetzelfde scenario krijgen, met de Poggio als lanceerplatform. Mede omdat het een razendsnelle editie beloofd te worden, gezien een zeer stevige rugwind (20 à 30 km per uur) vanuit het noordoosten, van bij de start aan de vermaarde Velodromo Vigorelli in Milaan. En vanaf de kustlijn van de Italiaanse Rivièra schuin van achteren, wat de snelheid richting de capi’s, de Cipressa en de Poggio (waar de wind vooral vanop zij zal blazen) flink zal opkrikken.
Misschien voltrekt zich zo zelfs een scenario dat de jongste 25 jaar niet meer is voorgevallen: een winnaarsgroepje dat al wegrijdt vóór de Poggio. De laatste keer dat zo’n vermetele poging lukte? Niet toevallig in volle epotijdperk, toen de latere winnaar Gabriele Colombo en Alexander Gontchenkov in 1996 wegvlamden op de Cipressa, en een recordtijd neerzetten (9’19”) die nog altijd staat.
Ook Marco Pantani (in 1999, in het zog van een zwerm motoren) en Vincenzo Nibali (2014) probeerden het op de Cipressa, maar tevergeefs. Logisch, want daar aanvallen is (bijna altijd) zelfmoord. Gezien de resterende 22 kilometer tot de Via Roma, en vooral gezien het 9 km lange, vlakke tussenstuk tot aan de voet van de Poggio. Waar een solist of een beperkt groepje, zelfs met rugwind, niet kan opboksen tegen een vliegend achtervolgend peloton.
De jongste jaren (2018, 2019, 2020) werd er zelfs amper gekoerst op de 5,7 km lange Cipressa, met klimtijden rond de 10’30”. Alleen vorig jaar ging het rapper (10’02”), dankzij… een stevige rugwind. Die zal zaterdag ook gunstig staan, maar meer dan een snelle klimtijd zal dat wellicht niet teweegbrengen.
Caleb Ewan kwijtraken
Tadej Pogacar, de voorbije weken onklopbaar in de UAE Tour, de Strade Bianche en Tirreno-Adriatico, liet niettemin vallen dat een lange aanval, vanop de Cipressa, niet uitgesloten is. ‘Dat zou wat zijn’, vertelde de Sloveense durfal, die daar in 2020, bij zijn eerste deelname, al eens een vergeefse aanvalspoging waagde in achtervolging op de eerder ontsnapte Loïc Vliegen en Jacopo Mosca.
Waarschijnlijker is dat Pogacars teamgenoten op de Cipressa, en eerder al op de Capo Berta, een moordend tempo zullen opleggen, om dan al de rapste mannen overboord te gooien.
Wellicht zal het peloton dus pas echt (opnieuw) schiften op de Poggio. Deze keer wel niet door een traditionele mokerslag van de zieke Julian Alaphilippe. Maar Pogacar, Wout van Aert (gesteund door ploegmaat Primoz Roglic), Tom Pidcock (hersteld van een voedselvergiftiging) en niet te vergeten Filippo Ganna, die voor het eerst voor zichzelf mag rijden, kunnen ook schroeiplekken op het asfalt van de Via Duca d’Aosta achterlaten. Van aan de voet (zoals Ganna, toen nog in dienst, vorig jaar al deed) of aan het klassieke aanvalspunt even voorbij het heiligdom van de Santuario della Guardia, waar de weg acht procent richting hemel piekt.
Het zal nodig zijn om topsprinters als de debuterende Fabio Jakobsen (na het wegvallen van Alaphilippe met een defensiever Quick-Step achter zich) en Caleb Ewan af te schudden. De Lotto-Soudalsprinter overleefde vorig jaar al zonder veel problemen de Poggio – zelfs ietwat té opzichtig – en heeft nog meer getraind op die langere explosie.
Genoeg om de punchers weer te volgen? Misschien. Al zal Ewan wel nog minstens één ploegmaat (Tim Wellens, Florian Vermeersch?) nodig hebben. Om ook na de Poggio, in de twee kilometer tot de eindstreep mét wind in de rug, eventuele aanvallers (houd Ganna ook dan in het oog) in toom te houden en aan te sturen op een sprint.
Maar met een groep van twintig of meer renners zal dat (allicht) niet gebeuren, als de Poggio na ruim 280 kilometer vlammen weer zijn beslissende rol speelt.
Hoe winnen in Sanremo?
Sinds de Poggio in 1960 werd geïntroduceerd, wonnen 62 renners de Primavera in Sanremo. Een overzicht van de winnaars en waar ze de basis voor hun zege legden.
Voor de Poggio:
1965 Den Hartog, 1967 Merckx, 1970 Dancelli, 1974 Gimondi, 1978 De Vlaeminck, 1982 Gomez, 1985 Kuiper, 1987 Mächler, 1990 Bugno, 1991 Chiappucci, 1996 Colombo.
Aan de voet van de Poggio:
1963 Groussard, 1964 Simpson, 1976 Merckx.
Tijdens de klim van de Poggio:
1960 Privat, 1961 Poulidor, 1962 Daems, 1971 Merckx, 1977 Raas, 1981 De Wolf, 1983 Saronni, 1986 Kelly, 1988 Fignon, 1989 Fignon, 1993 Fondriest, 1994 Furlan, 1995 Jalabert, 2003 Bettini, 2006 Pozzato, 2012 Gerrans, 2017 Kwiatkowski, 2018 Nibali, 2020 Van Aert.
In de afdaling van de Poggio:
1969 Merckx, 1972 Merckx, 1973 De Vlaeminck, 1984 Moser, 1992 Kelly.
Solo weggereden in de straten van Sanremo:
1999 Tsjmil, 2008 Cancellara, 2021 Stuyven
Sprint (met minstens vijf renners) op de Via Roma, Corso Cavallotti of Lungomare Italo Calvino:
1966 Merckx (11), 1968 Altig (7), 1975 Merckx (6), 1979 De Vlaeminck (15), 1980 Gavazzi (30), 1988 Fignon (9),1997 Zabel (40), 1998 Zabel (18), 2000 Zabel (37), 2001 Zabel (60), 2002 Cipollini (44), 2004 Freire (62), 2005 Petacchi (39), 2007 Freire (46), 2009 Cavendish (34), 2010 Freire (25), 2011 Goss (7), 2013 Ciolek (7), 2014 Kristoff (25), 2015 Degenkolb (26), 2016 Démare (31), 2019 Alaphilippe (10).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier