Lotte Kopecky: ‘Mijn honger is alleen maar groter geworden’
Na haar overwinningen in de Strade Bianche en de Ronde van Vlaanderen wist Lotte Kopecky dat er al veel zou moeten gebeuren om haar seizoen nog in duigen te laten vallen. De Tour viel tegen, maar op het WK in Australië en op de pistekampioenschappen bevestigde ze haar nieuw verworven status aan de wereldtop.
Lotte Kopecky kan haar lach niet onderdrukken wanneer ze onze slotvraag krijgt voorgelegd. ‘Of ik deze winter ook nog ga veldrijden? Nee, dat staat niet op de planning, in het veld zul je mij normaal niet zien.’
Kopecky reed de voorbije twee winters enkele veldritten en behaalde in 2021 zelfs zilver op het BK, maar haar lach is begrijpelijk. Haar seizoen is al heel lang geweest, van de Omloop Het Nieuwsblad eind februari tot het WK baanwielrennen midden oktober, met in de zomer Giro, Tour en Vuelta. Eens houdt het op, wil ze ook volgend jaar haar positie aan de wereldtop blijven vasthouden.
Wanneer je terugblikt op het voorbije jaar en je mag één moment, in of buiten de koers, nog eens herbeleven, wat kies je dan?
Lotte Kopecky: ‘Dan kies ik toch wel een moment van in de koers: meteen na de finish van de Ronde van Vlaanderen, wanneer ik besef dat ik mijn droom heb waargemaakt. ’s Morgens word je wakker en zeg je tegen jezelf: vandaag ga ik proberen de Ronde van Vlaanderen te winnen. Maar om dat dan ook effectief te doen…’
Was dat ook de dag van het voorbije seizoen dat je je beste benen had?
Kopecky: ‘Dat durf ik niet te zeggen. In het begin van een wedstrijd loopt het bij mij meestal niet zo vlot. Ik moet wat in mijn ritme komen en mezelf ervan overtuigen dat de koers nog enkele uren duurt en ik er wel zal doorkomen. Pas als de finale begint en de adrenaline door mijn lijf giert, komen bij mij die goede benen. Dat was in de Ronde van Vlaanderen ook het geval.’
Helpt het op zo’n moment dat je de Strade Bianche al op zak hebt?
Kopecky: (knikt) ‘Ik wist: ik heb hier lang voor gewerkt en mijn conditie zit goed, niet alleen omdat ik de Strade had gewonnen, maar zeker ook door de manier waarop, tegen een fenomeen als Annemiek van Vleuten. Dat was een enorme boost en zorgde ervoor dat ik het hele voorjaar met een heel zelfverzekerd gevoel rondreed.’
Zou je dit voorjaar ook tot de wereldtop zijn toegetreden zonder je overstap naar Team SD Worx?
Kopecky: ‘Dat zullen we natuurlijk nooit weten. Ik denk wel dat ik afgelopen winter zelf opnieuw stappen heb gezet en de capaciteiten heb om ook in een mindere ploeg deze resultaten te behalen. Maar ik moet zeggen: het was heel leuk dit voorjaar om bij Team SD Worx te rijden. De teamsfeer zat goed, ik voelde mij heel ontspannen, het materiaal was tiptop en het ploegleidersduo Anna van der Breggen en Danny Stam straalde vanuit de volgwagen heel veel rust uit. Anna en Danny kunnen de koers heel goed lezen en op situaties anticiperen. In de Ronde van Vlaanderen, bijvoorbeeld, is alles wat ’s morgens in de bespreking was gezegd, tot in de puntjes uitgevoerd. Heel die dag had ik het gevoel dat we met de ploeg de wedstrijd onder controle hadden: altijd een pionnetje mee op het juist moment, en met Marlen (Reusser, nvdr) en Chantal (van den Broek – Blaak, nvdr) nog met ons drieën in de finale. Dat het echt een teamprestatie was, maakte het voor mij des te specialer.’
Twee weken na de Ronde van Vlaanderen beëindig je je voorjaar met een tweede plaats in Parijs-Roubaix. Je leek de benen te hebben om te kunnen winnen, maar het team trekt niet jouw kaart. Wat zeg je dan op de nabespreking?
Kopecky: ‘Ik deel de mening dat ik daar zeker de benen had om te winnen, maar ik denk niet dat het belangrijk is om te weten wat er in de nabespreking is gezegd. Belangrijker is om te weten wat er vooraf is gezegd. Ik had de Strade en de Ronde van Vlaanderen gewonnen. Ik was Chantal enorm dankbaar voor al het werk dat ze in de Ronde had gedaan en ik wist dat Parijs-Roubaix haar grote doel was. En ook het grote doel van Christine (Majerus, nvdr). Niet dat ik zelf niet wilde winnen, maar mijn honger was al een beetje gestild en ik wilde mijn ploegmaats de teamspeler in mij laten zien. Nadien was ik teleurgesteld omdat ik wist dat ik de wedstrijd had kunnen winnen. Niet omdat ik vooraf had gezegd dat ik mijn kansen wilde opofferen. En tot op vandaag heb ik daar geen spijt van.’
Tegensputterend lichaam
In de zomer was er de wedergeboorte van de Ronde van Frankrijk voor vrouwen. Welke resultaten dacht je daar te kunnen behalen?
Kopecky: ‘Na het voorjaar was de Tour de wedstrijd waar ik heel de tijd mee in mijn hoofd zat. Het doel was om een rit te winnen. Uiteindelijk werd ik twee keer derde. Op zich helemaal niet slecht. Had ik me daar super gevoeld en het idee gehad dat er niet meer in zat, dan had ik dat volledig kunnen plaatsen. Maar nu behaalde ik die twee derde plaatsen met een gevoel dat ik bij wijze van spreken al in jaren niet meer had gehad. Ik voelde me op de fiets zo slecht, had geen power, alleen het gevoel dat mijn lichaam enorm tegensputterde.’
Op welk moment had je door dat je niet op je niveau van in het voorjaar was?
Kopecky: ‘De eerste dag nog niet. Toen was ik nog best wel positief. Ik wist dat winnen op de Champs-Elysées tegen Lorena Wiebes heel moeilijk zou zijn. Ik werd derde, pakte wat punten voor de groene trui. Ik voelde me niet geweldig maar wel oké. De dagen nadien werd het enkel maar slechter. Echt geen leuk gevoel om zo de Tour te rijden.’
Hoe is Lotte Kopecky op zulke momenten in de bus en ’s avonds aan tafel?
Kopecky: ‘Ik besef heel goed dat overwinningen niet op bestelling komen, maar het was voor mij mentaal toch wel even heel moeilijk. Dit was niet waarvoor ik had gewerkt. Ik denk wel dat ik dat zoveel mogelijk heb proberen weg te lachen en me toch nog een beetje heb proberen te amuseren. De derde rit was vooraf een groot doel. Die aankomst in Epernay lag mij heel goed. Maar ik kon in die rit gewoon niet afzien. Toch heb ik ’s avonds de klik gemaakt: morgen begint de Tour opnieuw en de afgelopen drie dagen zijn niet gebeurd. In de gravelrit de dag nadien voelde ik me opnieuw niet geweldig, maar ik was niet bereid om het hoofd te laten hangen. Ik ben daar tien keer gelost op stukken bergop waarbij ik dacht: ben ík nu de winnaar van de Strade Bianche? Uiteindelijk bereikte ik de finish in de groep achter Marlen, die de rit won voor onze ploeg. Ik had zelf ook een voldaan gevoel, omdat ik had doorgezet. Helaas bleef het bij die ene dag, want de dag nadien voelde ik me opnieuw super slecht. Nee, het was voor mij een Tour om snel te vergeten.’
Na de Tour zou je je laten onderzoeken om een verklaring te vinden voor wat er scheelde.
Kopecky: ‘Ik las de dagen nadien: ‘Lotte Kopecky laat bloed onderzoeken.’ (lacht) Voor alle duidelijkheid: dat doen we om de zes weken, niks abnormaals dus. Mijn bloedwaarden waren perfect in orde, daar lag het dus zeker niet aan.’
Er was ook sprake van blessures: rug, zitvlak, voet… Wat was daarvan aan?
Kopecky: ‘Rug en voet inderdaad. Zaken waar ik naar de pers toe liever geen details over communiceer. Ik heb die ongemakken onder controle en zal die nu helemaal laten helen zodat ik volgend seizoen probleemloos kan aanvatten. Ik denk ook niet dat dat de reden was waarom het in de Tour niet draaide. Ik heb eigenlijk nog altijd geen verklaring. Tegenwoordig moet je 110 procent zijn om wedstrijden te kunnen winnen, het niveau ligt erg hoog en de top is heel breed. Vermoedelijk is er in mijn voorbereiding iets misgelopen: misschien net iets te veel getraind, net niet genoeg gerust. Want na de Tour ben ik een week van de fiets gebleven en de week nadien had ik het gevoel dat ik weer vloog.’
Je bedoelt het EK baanwielrennen in München, waar je goud veroverde in de afvalling en de puntenkoers.
Kopecky: ‘Ja, die twee Europese titels op de piste hebben veel goedgemaakt voor het middenstuk van mijn seizoen. Na de Tour was ik zo teleurgesteld dat ik voor mezelf had uitgemaakt nog enkel het EK piste te rijden om de nodige UCI-punten te halen en dan een punt achter mijn seizoen te zetten. Maar die week rust na de Tour had echt wel wonderen gedaan. Een dag of drie, vier na het EK begon ik te denken: het was verkeerd om zo snel een streep door het WK in Australië te trekken. Ik ben dan ook op die beslissing teruggekomen.
‘Maar het feit dat ik op het EK zo goed reed, had misschien ook met mijn oorspronkelijke keuze te maken. Het feit dat ik dacht: dit is de laatste van het seizoen, dan is het gedaan. Ik heb dat vorig jaar op het WK piste ook gemerkt. Op het moment dat in mijn hoofd zit dat het niet meer uitmaakt, gaat het soms vanzelf.’
Misschien was dat wel de reden waarom je benen blokkeerden in de Tour: nooit eerder was er voor een vrouwenwedstrijd zoveel mediabelangstelling en zoveel druk van buitenaf.
KOPECKY: ‘De druk in de Tour was inderdaad heel groot en kan er misschien wel voor hebben gezorgd dat het niet liep zoals het moest, maar aan de andere kant was ik in het voorjaar super ontspannen en daar was de druk ook immens. Zeggen dat ik niet met druk kan omgaan, vind ik kort door de bocht.’
Geen robot
Met welke mindset ben je naar het WK in Australië afgereisd?
Kopecky: ‘Het idee was om er naartoe te leven zoals naar het WK piste vorig jaar: zonder al te veel druk, lachen en grapjes maken, het een beetje op me af laten komen. Ik was twee weken heel ontspannen, maar ik moet toegeven: twee dagen voor de wedstrijd begon het in mijn hoofd toch te spannen, ook omdat ik besefte dat er vijf andere dames zich drie keer binnenstebuiten zouden keren om mij zo goed mogelijk de finale in te loodsen.’
Op zo’n moment is het nuttig dat je al langer met een sportpsycholoog werkt?
Kopecky: ‘Ja, zeker. Maar je kunt wel naar een psycholoog gaan, praten en manieren zoeken om beter met stress om te gaan of om bepaalde zaken uit te schakelen, maar om het dan op het moment zelf ook effectief te doen is niet vanzelfsprekend. Soms lukt dat en soms loopt het in het honderd. Op de dag van het WK heb ik geen energie door stress verloren en was ik rustig. Ergens wist ik ook wel dat die periode van min of meer rust in augustus een voordeel kon zijn. Ook in de Vuelta was het dag na dag beter gegaan. En ik trok me op aan de cijfers op training: de week voor het WK had ik mijn beste 5-minuten- en 1-minuutwaarde ooit gereden.’
Welk resultaat had je bij de start van de regenboogstrijd in gedachten?
Kopecky: ‘Goh ja, stiekem droom je natuurlijk wel van die wereldtitel. Ik had veel zelfvertrouwen. Het was een heel lastig parcours, maar ik wist dat ik daar op een goede dag iets moois uit de benen kon schudden.’
Welk gevoel overheerst nu, enkele weken later: trots wegens het behaalde zilver of ontgoocheling om het gemiste goud?
Kopecky: ‘Ik zit toch nog altijd met een dubbel gevoel. Ik weet ook wel dat een tweede plek op een WK iets is om trots op te zijn, maar het blijft pijnlijk, temeer omdat ik weet hoe het voelt om in die trui rond te rijden (als pistier, nvdr). Ik denk natuurlijk ook: wat als?’
Wat als je onmiddellijk op het wiel was gesprongen toen Annemiek van Vleuten haar demarrage plaatste?
Kopecky: ‘Met de info die ik op dat moment had, had ik nu nog altijd niks anders gedaan, denk ik.’
Verkijk je je op Silvia Persico, omdat ze jou in die sprint in Segovia in de Vuelta had gevloerd?
Kopecky: ‘Nee, niet zozeer omdat ze in de Vuelta een sprint van mij had gewonnen, wel omdat zij al twee ronden totaal niks had moeten doen in de achtervolging, omdat Elisa Longo Borghini telkens vooraan mee zat. Persico is niet traag. Dat was niet alleen in de Vuelta gebleken, maar al heel het seizoen. Zij was dus in mijn ogen de renster die ik in de gaten moest houden. Ik wist ook dat ze in mijn wiel zat. Ik dacht: als ik nu reageer, zet ik haar in de zetel af voor de finish. Had ik geweten dat ik nog zoveel in de benen had en dat het bij de anderen min of meer op was, had ik gewoon moeten reageren toen Annemiek ging. Maar ja, da’s praat achteraf. Die info had ik op dat moment niet.’
Na je overwinningen in de Strade Bianche en de Ronde van Vlaanderen zal voortaan ieder jaar van je worden verwacht dat je een klassieker wint. Besef je dat en hoe probeer je je daartegen te wapenen?
Kopecky: ‘Ik besef dat heel goed, maar ik ben me er ook van bewust dat ik niet elk jaar de Ronde of de Strade zal kunnen winnen, en al zeker niet allebei in hetzelfde seizoen. Ik ga gewoon proberen om deze winter nog sterker te worden, zodat ik opnieuw in topconditie aan de start van het nieuwe seizoen kan verschijnen. En ik denk dat de media ook wel weten dat ik niet elk jaar de Ronde en de Strade zal winnen. Ik hoop althans dat ze volgend jaar toch een beetje normaal doen en ook niet té veel verwachten. Er bestaat nog altijd geen gouden formule om met super benen op één bepaalde dag aan de start te komen. Kijk naar Wout van Aert vorig jaar op het WK: hij had ook hoogtestages gedaan en honderden uren getraind, maar op het WK ging het niet zoals het moest. Wij zijn geen robots.’
Met de Ronde van Vlaanderen won je de koers van je dromen. Waar droom jij nu nog van?
Kopecky: ‘Ik droom ervan om ooit wereldkampioen op de weg te worden. Na Australië is mijn honger naar die wereldtitel op de weg alleen nog maar groter geworden. En als we naar komend voorjaar kijken, dan droom ik er vooral van om Parijs-Roubaix te winnen. Al zou ik nooit alleen maar naar die wedstrijd pieken, want de pechfactor is er groot. Eén lekke band op een slecht moment en de koers is voorbij: zonde van de voorbereiding. Zoals ik het nu zie, ga ik proberen te pieken naar het blok van de Ronde van Vlaanderen tot en met de Amstel Gold Race. Maar Parijs-Roubaix staat op mijn lijstje nu wel heel hoog.’ (lacht)
‘Niet te snel te serieus’
Zowel na de Strade Bianche als na de Ronde van Vlaanderen sprak Lotte Kopecky de hoop uit met haar overwinningen jonge meisjes te hebben geïnspireerd om ook op de fiets te stappen en te dromen van een wielercarrière. Heeft ze het gevoel dat dat ook effectief aan het gebeuren is?
‘Ja, toch wel’, zegt de SD Worxrenster. ‘Ik merk dat er heel veel rennertjes, meisjes en ook jongens, mij intussen wel kennen en ook naar mij opkijken. Ik ben het al iets meer gewend dan in het begin, maar soms heb ik er nog altijd een ongemakkelijk gevoel bij, want ja, hoe zou jij je voelen wanneer jonge meisjes of jongetjes plots naar je opkijken? Zelfs door volwassen vrouwen die fietsen, word ik vaak aangesproken. En er stond eens een papa bij mij aan de deur om te vragen of ik geen meet and greet wou doen met zijn dochtertje. (lacht) Tot op heden was ik nog niet veel thuis en had ik er ook de tijd niet voor, maar ik heb beloofd dat ik dat zou doen.’
Als jonge rennertjes er haar om vragen, welke raad geeft Kopecky dan? ‘Als ik terugkijk, zijn de nieuwelingen en de junioren de leukste categorieën. Ik zeg niet dat het nu niet leuk meer is, maar dat waren gouden tijden: alles was zo ontspannen. Mijn raad is dus dat ze vooral plezier moeten hebben en van het fietsen moeten genieten. Ze mogen het niet te vroeg te serieus nemen. Daar is later nog tijd genoeg voor.’