Less is more: kan Roglic met ongeziene voorbereiding de Tour winnen?
Als Primoz Roglic op 18 juli de Tour wint, zal hij niet alleen zijn ultieme droom hebben waargemaakt, maar ook een ijzeren wielerwet hebben gebroken.
61 dagen sinds zijn laatste race (Luik-Bastenaken-Luik op 25 april) zal Primoz Roglic niet hebben gekoerst wanneer hij zaterdag aan de Tour begint. Als topfavoriet naast landgenoot Tadej Pogacar, maar wel met een unieke voorbereiding. Weliswaar niet helemaal nieuw voor de Sloveen: toen hij in de Giro van 2019 uitgeblust derde werd, laste hij voor de start van de Vuelta, 83 dagen later, ook slechts één wedstrijd in: het Sloveens kampioenschap. De hyperprofessionele Roglic stoomde zich, zoals ook de voorbije twee maanden, alleen via hoogtestages klaar. Met succes, want hij won toen zijn eerste grote ronde, met overwicht.
Een formule die zijn coach Marc Lamberts wilde herhalen richting de komende Tour. Deze keer echter zonder grote ronde in de benen en met amper zeventien koersdagen op de teller (acht ritten in Parijs-Nice, zes in de Ronde van het Baskenland, plus de Amstel Gold Race, Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik). Extra voordeel van de lange periode zonder competitie: Roglic verkleinde zo risico’s op valpartijen. Door zijn zware crash in het Criterium Dauphiné kwam hij vorig jaar immers bijna niet aan de start van La Grande Boucle.
De Jumbo-Vismarenner moet ook iets frisser zijn in de slotdagen van de Tour, want in de jongste editie begaf hij in de slottijdrit. Waarop hij ook in de daaropvolgende Vuelta zijn rode leiderstrui in de laatste bergetappe in gevaar zag komen. Roglic kijkt ook nog verder dan de Tour, naar de olympische weg- en tijdrit. Voor de ex-schansspringer zijn die ook uitermate belangrijk.
Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft geen enkele renner ooit de gele trui veroverd zonder in juni één wedstrijd te hebben gereden.
Terug naar Armstrong
Klinkt plausibel, maar zijn voorbereiding druist in tegen de wielerwet dat je de Tour niet kunt winnen zonder competitie in de voorgaande maand. Geen énkele renner heeft sinds de Tweede Wereldoorlog immers ooit de gele trui in Parijs veroverd zonder in juni één wedstrijd te hebben gereden. Laat staan – zoals Roglic – twéé maanden geen startnummer op te spelden. Geen enkele renner was in moderne wielertijden ook de beste in de Tour met slechts zeventien racedagen op zijn conto, zoals de Sloveen nu. Pogacar telde er vorig jaar negentien, maar dat was in het opgesplitste coronaseizoen (tien voor de coronapauze, negen erna).
Daarvoor moet je teruggaan naar Lance Armstrong, die in 2005, 2003 en 2002 telkens 21 koersdagen in de benen had voor hij de Tour won. Toen al revolutionair, maar de Amerikaan nam die jaren wel telkens deel aan de Dauphiné, die hij in 2002 en 2003 ook op zak stak.
Dat was op zich al een trendbreuk, want in de decennia ervoor stond de Giro, als eerste grote ronde, meer wel dan niet op het programma van Tourwinnaars. Zeven renners zetten zelfs de dubbel op hun erelijst (en meerdere keren zelfs): Fausto Coppi (1949, 1952), Jacques Anquetil (1964), Eddy Merckx (1970, 1972, 1974), Bernard Hinault (1982, 1985), Stephen Roche (1987), Miguel Indurain (1992, 1993) en Marco Pantani (1998). Anquetil (1963) en Hinault (1978) realiseerden ook de dubbel Vuelta (die tot 1995 in het voorjaar plaatsvond)/Tour.
Vanaf de jaren 2000 bleek dat niet meer mogelijk, want ook na Armstrong werkte de latere Tourwinnaar telkens de Dauphiné af, zonder de Giro te hebben gereden. Bradley Wiggins (2012), Chris Froome (2013/2015/2016) en Geraint Thomas (2018) pakten zelfs de dubbelslag. Andy Schleck (2010, na de diskwalificatie van Alberto Contador) en Egan Bernal (2019) waren de uitzonderingen die voor hun Tourzege in Zwitserland hadden gekoerst – de Colombiaan won zelfs de editie van 2019.
Kan Primoz Roglic het nu op een nog andere less-is-more-manier? Het zal de komende drie weken moeten blijken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier