Kippenvelmoment voor veldrijder Erwin Vervecken: ‘Iedere bocht dreigde je onderuit te gaan’
Ondanks drie valpartijen wint veldrijder Erwin Vervecken het WK van 2007.
Jef Van Baelen vraagt toppers naar hun strafste sportherinnering.
Zeggen dat het WK veldrijden van 2007 ‘chaotisch’ verliep, is zacht uitgedrukt. Het parcours in Hooglede-Gits was een grote modderpoel. Blubber die aan de banden bleef plakken, bij iedere bocht dreigde je onderuit te gaan. Ik was de regerende kampioen, maar verre van favoriet: de kenners verwachtten een duel tussen Bart Wellens en Sven Nys.
In de tweede ronde rijd ik voorop met de twee toppers, wanneer een quad een plastic bak tegen de fiets van Bart Wellens duwt. In het tumult valt ook Nys. Ik ben nu alleen weg, maar mijn fiets blokkeert in de modder. Ik vlieg over de kop. Nog voor ik weer bij mijn positieven ben, heeft een half peloton mij ingehaald. Niet lang daarna schuif ik weer onderuit. Nys, die net was komen aansluiten, kan mij niet meer ontwijken.
De koplopers nemen een halve minuut voorsprong. Ik denk: het is voorbij. Tot het mij begint te dagen dat de renners die voor me rijden jongens zijn die ik normaal vlot aankan. Zij zullen waarschijnlijk ook nog weleens pech hebben of later in de koers verslappen. Ik passeer de ene na de andere gevallen renner en begin vertrouwen te krijgen. In de voorlaatste ronde haal ik de Amerikaan Jonathan Page bij, die verrassend aan de leiding rijdt. Maar dan schuif ik wéér weg – een mens zou er wanhopig van worden. Page pakt tien meter. Dan neemt mijn ervaring het van me over. Ik raak niet in paniek en hou Page in het vizier. Met één krachtige versnelling op een modderige berg ga ik op en over de Amerikaan. Tien rondes lang is de spanning te snijden, maar aan het eind draag ik de regenboogtrui. Mijn derde en laatste keer.
Ze noemden mij ‘een kampioenschapsrenner’, maar daar moet ik mee lachen. Vergeet niet dat ik in het begin van mijn loopbaan brons en twee keer zilver had gepakt op het WK, geen goud. Een jonge coureur heeft het gevoel dat het móét, een oudere renner kan makkelijker de rust bewaren. Dat ik kalm bleef in de hectiek van Hooglede-Gits komt omdat ik 34 was en al twee keer wereldkampioen was geweest. Nog een regenboogtrui erbij was mooi, maar als het niet gelukt was, was het geen ramp geweest. Dat is het geheim van elke zogezegde ‘kampioenschapsrenner’.