Johan Museeuw verkent het WK-parcours: ‘Voor een renner is dit op zich geen leuk circuit’
Het wereldkampioenschap wielrennen heet dit jaar geknipt te zijn voor ‘Flandriens’. Niemand beter geschikt dus dan de Leeuw van Vlaanderen om een kwarteeuw na zijn wereldtitel in het Zwitserse Lugano het parcours van op de fiets te analyseren. ‘Zoveel variatie heb ik op een WK nooit eerder gezien.’
Zondag om 10u25 is het zover: na de ploegenpresentatie op de Groenplaats weerklinkt dan op de Grote Markt in Antwerpen het startschot van de apotheose van de wereldkampioenschappen, de wegrit voor mannen elite. De eerst negen, niet meegetelde kilometers staan nog in het teken van sightseeing langs onder meer het MAS, het Havenhuis en het station van Antwerpen-Centraal, maar daarna, in de buurt van het Oude Gerechtshof, wordt omstreeks 10u40 de regenboogstrijd officieel op gang gevlagd.
Johan Museeuw: ‘Van bij het begin krijg je op dit WK een Ronde van Vlaanderen-gevoel, met de start in Antwerpen om van daaruit rechtstreeks koers te zetten naar de heuvelzone. Wat opvalt, is het rechttoe rechtaan-karakter van die aanloop, op een passage in WK-dorp Keerbergen na. Het omgekeerde van het soort wegen dat we straks zullen krijgen. Traditioneel ontstaat in deze fase van het WK een vroege vlucht, met mindere goden en renners van minder gevaarlijke landen. Ik verwacht dat dit nu niet anders zal zijn.’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Elastiek vermijden
Na 55 km bereiken de renners Leuven, om er eerst de laatste 6,5 km van een lokale omloop van 15,5 km af te leggen, met als openers de Wijnpers (360 m, 8% gem., 9% max.) en de Sint-Antoniusberg (230 m, 5,5% gem., 11% max.). Na het overschrijden van de finish op de Geldenaaksevest volgt nog een bijna volledige ronde, met de beklimmingen van de Keizersberg (290 m, 6,6% gem., 9% max.), de Decouxlaan (975 m, 2,5% gem., 6% max.) en opnieuw de Wijnpers.
Museeuw: ‘De eerste keer dat ik deze plaatselijke ronde kwam verkennen, in mijn eentje en op mijn eigen tempo, vond ik ze goed meevallen. Maar zodra je eens meerdere ronden na elkaar rijdt of eens met een groepje komt, begin je toch al andere taal te spreken. Dit circuit valt niet te onderschatten en vereist heel veel techniciteit: draaien, keren, bergop, bergaf, bijna geen meter vlak, voortdurend schakelen. Na verloop van tijd gaat dat doorwegen.
‘Na de vlakke aanloop vanuit Antwerpen zullen ze hier met een nagenoeg compleet peloton opdraaien. Dat zal het pittig maken. Naar de Sint-Antoniusberg toe bijvoorbeeld liggen er twee bochten: hang je daar achteraan, ben je boven een minuut achter op de kop van het peloton. In rennersjargon heet dat aan het elastiek hangen. Die achterstand moet je weer inhalen, waardoor je nodeloos krachten verspilt. In die lokale lus zijn er wel twintig van die punten waar je dreigt aan het elastiek te hangen. Dat moet je hier absoluut vermijden.
Op dit parcours kan het om het even waar gebeuren. Dat maakt het ook zo onvoorspelbaar en mooi.’
Johan Museeuw
‘Je kunt je hier niet veroorloven om, zoals Peter Van Petegem of ikzelf vroeger weleens, helemaal als laatste te gaan rijden. Eigenlijk moet je je constant in de eerste veertig, vijftig posteren. Maar dat zullen ze natuurlijk allemaal willen. Het wordt dus ook opletten voor valpartijen, al vind ik dit parcours zeker wel verantwoord.
‘België zal van start zijn gegaan met twee grote favorieten die momenteel buiten categorie zijn. De andere landen zullen dat uitbuiten: ‘Jullie hebben Wout van Aert en Remco Evenepoel, lossen jullie het maar op voor eigen publiek.’ Het zal op dit WK alle andere landen tegen België zijn. Het zou me dus niet verbazen dat we hier al Tim Declercq op kop zien rijden.
‘De koers moeten controleren maakt er in principe de opdracht niet makkelijker op. Zelf was ik iemand die veel durfde te pokeren en ik vind nog altijd dat ploegen dikwijls al te snel de kastanjes uit het vuur beginnen te halen. Maar op dit parcours ben ik geneigd te zeggen dat het geen nadeel is om de koers te controleren. Ik zou daar zelfs twee man voor durven inzetten. Het voordeel is dat in hun spoor ook Wout en Remco zich vooraan kunnen handhaven en ze dit circuit op een zo economisch mogelijke manier kunnen doorkomen. Bovendien: het kan misschien een tijdje duren, maar vroeg of laat zal er toch een ander land een handje komen toesteken. Ik denk aan de Australiërs, in functie van Caleb Ewan en Michael Matthews. ‘
Comfortzone zoeken
In plaats van opnieuw de binnenstad op te zoeken voor een volgende passage over de Sint-Antoniusberg, draaien de renners na zowat anderhalve ronde in Leuven rechtsaf richting de tweede lokale omloop waarop dit WK zich zal ontvouwen: de Flandrienlus rond Overijse. 32 km met zes beklimmingen: de Smeysberg (700 m, 8,8% gem., 16% max.), de Moskesstraat (550 m, 8% gem., 18% max.), de S-bocht in Overijse (740 m, 5,5% gem., 18,3% max.), de Bekestraat (440 m, 7,7% gem., 15% max.), de Veeweidestraat (485 m, 5,2% gem., 12% max.) en opnieuw de Smeysberg.
Museeuw: ‘De Flandrienlus heeft zijn naam niet gestolen. Het parcours doet denken aan de Ronde van Vlaanderen, met hellingen die je evengoed in de Vlaamse Ardennen zou kunnen aantreffen. Op deze lus zijn de wegen over het algemeen wel breder en zijn er minder haakse bochten dan op het circuit in Leuven. Het komt er hier vooral op aan om goed positie te kiezen naar de hellingen toe, zodat je kunt opdraaien in de voorste gelederen. Op de klim zelf kan het best zijn dat er op een onderhoudend tempo naar boven wordt gereden. Zoals in de Ronde van Vlaanderen de stormloop naar de voet van de Oude Kwaremont soms heviger is dan de gedragingen op de klim zelf. Het feit dat je er zit, is op dat moment het belangrijkste. Je kunt niet riskeren om achteraan te zitten, op deze wegen weet je nooit.
‘In het ideale geval rijd je als kopman die eerste Flandrienlus af in een comfortzone. De kunst op een WK is om je hoge wattages op te sparen voor op het eind, zoals er in mijn generatie op hartslag werd gereden. De hellingen op het WK in Lugano reed ik op hartslag omhoog. Ging ik in het rood, dan liet ik me afzakken om boven rond de zeventigste, tachtigste positie weer in te pikken.
‘Maar dat bepaal je natuurlijk niet helemaal zelf, dat bepalen vooral de andere landen. Wordt er gecontroleerd naar boven gereden of in snokken? Ook al rijdt er nog een vroege ontsnapping voorop, deze Flandrienlus leent er zich toe om het vuur aan de lont te steken. Ik sluit ook niet uit dat hier een man of twintig wegrijdt die heel lang standhoudt. Want in wat volgt, op de lokale ronden in Leuven, is het door de techniciteit moeilijk om een jacht te organiseren. De vluchters hebben op die wegen evenveel baat als de achtervolgers.
‘Toch zou ik als België hier nog niemand in de ontsnapping meesturen. Dat dreigen aan het eind verloren inspanningen te zijn. Ik zou hier iedereen nog voor de zone van de waarheid opsparen en met twee renners controleren.’
Uitkijken voor putsch
Langs dezelfde weg van waarlangs ze de Flandrienlus kwamen opgedraaid, keren de renners vanuit Neerijse via Korbeek-Dijle terug naar Leuven, deze keer voor vier volledige lokale ronden.
Museeuw: ‘Ook op de terugweg naar Leuven zitten veel venijnige knikjes, ik noem die weleens zangeressen zonder naam. Korte inspanningen die ermee toe bijdragen dat dit WK op een slijtageslag zal uitdraaien, ook al gaat het in totaal ‘slechts’ om 2562 hoogtemeters.
‘Is er in deze fase van de wedstrijd een ontsnapping weg, dan verwacht ik dat er op de lokale ronden in Leuven een strak tempo zal worden gereden. Deze lokale omloop nodigt daartoe uit, je zult hier nooit het peloton met een slakkengangetje breed over de weg zien rijden. Niet alleen Van Aert en Evenepoel, ook bijvoorbeeld de Fransen in dienst van Julian Alaphilippe, of de Slovenen, hebben baat bij een harde wedstrijd.
‘Het blijft op deze ronde ook uitkijken voor onverwachte acties: een land dat van het technisch parcours gebruikmaakt om een putsch te plegen. Zit je dan achteraan, kan het game over zijn.
‘Voor een renner is dit op zich geen leuk circuit. Het zorgt voortdurend voor een gevoel van onzekerheid. Waar moet ik mij positioneren? Als ik te ver zit en het scheurt, zit ik meteen bijna op een minuut. Niet dat er nooit eens een stuk grote, rechte baan in zit – je komt geregeld terug op de ring – maar die stukken gaan veelal naar beneden, waardoor ze snel voorbij zijn. Is het peloton op een lint getrokken en rijdt de eerste met 60 per uur, dan moet jij in honderdste positie al 65 rijden.
‘Op het plaatselijk circuit heb je weinig rust als renner. Het vraagt constant concentratie. Opletten dus dat je niet vergeet te eten en te drinken. Alleen al daarom zullen veel renners blij zijn dat het WK niet volledig op deze omloop wordt gereden. Op weg naar de Flandrienlus, via Heverlee, kom je eerst op een grotere weg, waar de rust in het peloton kan weerkeren, de volgerskaravaan zich kan herstellen en je al eens makkelijker een gelletje kunt eten en naar je bidon kunt grijpen.’
Voor een renner is dit op zich geen leuk circuit. Het zorgt voortdurend voor een gevoel van onzekerheid.’
Johan Museeuw
Zone van de waarheid
Na vier ronden in Leuven wacht de renners een tweede en laatste keer de Flandrienlus.
Museeuw: ‘We ronden de kaap van de 200 kilometer. De klassieke renners komen bovendrijven, maar ook ronderenners komen in deze fase van de wedstrijd helemaal tot hun recht. Een fenomeen als Tadej Pogacar bijvoorbeeld, die in de Strade Bianche ook al uitblonk, mag je nooit uitvlakken, al zal zijn bobijntje wel ooit eens af zijn, zeker?
‘De tweede Flandrienlus gaat de finale bepalen. De hellingen in deze lus zijn zwaarder dan die in Leuven en zullen volgens mij ook sprinters als Caleb Ewan de das omdoen. Iemand als Michael Matthews daarentegen zie ik wel overleven.
‘De Smeysberg, de Moskesstraat en de S-bocht in Overijse zijn voor mij de zwaarste beklimmingen op deze lus en tout court in deze wedstrijd. Dit is de zone waar het WK in een beslissende plooi zal worden gelegd.
‘De Smeysberg is steil van bij de voet, hij grijpt je meteen bij de keel. Het is ook een rechte weg, psychologisch vervelend: je ziet de ellende die je te wachten staat. Qua gemiddeld stijgingspercentage is het ook de steilste helling van heel het WK. Boven loopt hij ook nog eens drie- à vierhonderd meter uit. Als je daar plafonneert, dreig je de juiste trein te missen. Altijd moeilijk om hellingen met elkaar te vergelijken, maar hij doet enigszins denken aan de Varent of de Leberg in de Vlaamse Ardennen.
‘De Moskesstraat is dit voorjaar heraangelegd, maar de kasseien zijn al weer wat aan het verzakken en vereisen toch wel fietstechniek. Je kunt hier maar beter weten welke lijn je moet rijden om de kasseien die moeilijker liggen te omzeilen. Het zal hard gaan richting de voet. Het eerste gedeelte van de klim loopt nog niet zo heel sterk omhoog, maar eenmaal in het bos moet je toch terugschakelen naar de 21 achteraan. De weg kronkelt ook tussen het bos naar boven, waardoor het ook visueel heel anders is dan de Smeysberg. De Moskesstraat is zeker geen Paterberg, daarvoor is de klim niet steil genoeg en liggen de kasseien niet ruw genoeg. Maar hij is wel voldoende pittig om een bommetje te gooien. Een soort Molenberg.
De tweede Flandrienlus is de zone waar het WK in een beslissende plooi zal worden gelegd.’
Johan Museeuw
‘Voorbij de top kom je op een betonbaan terecht, onderbroken met mooie kasseitjes als verkeersremmers. Een stuk zeurend vals plat, kenmerkend voor dit parcours, dat heel veel zulke stroken bevat, dikwijls ook op wegen die minder goed bollen.
‘Daarna gaat het in snel tempo bergaf naar het centrum van Overijse, waar je eerst de S-bocht omhoog rijdt en dan ineens rechtsaf helemaal terugdraait, de Taymansstraat in. Een venijnig punt. Mocht je rechtdoor kunnen rijden, de chicane verder door, zou dit een ander verhaal zijn. Maar door die haakse bocht sta je zo goed als stil, waarna de klim een klein stukje op kasseitjes verderloopt, gevolgd door een stevige uitloper. ( blaast) Dat zijn de stroken die het meest pijn doen.
‘Is er in deze tweede Flandrienlus beweging, dan moet er een Belg mee springen. Als Jasper Stuyven hier meegaat, kan hij verwijzen naar Van Aert in de achtergrond en de benen stilhouden. En ondertussen natuurlijk stiekem hopen dat ze voorop blijven en hij zelf kan winnen. Evenepoel zal vroeger openen dan Van Aert. Dat kan ertoe leiden dat Van Aert gevangen komt te zitten. Duidelijke afspraken op voorhand zullen heel belangrijk zijn. José De Cauwer heeft in Madrid, waar Van Petegem zich heeft weggecijferd voor Tom Boonen, bewezen dat hij als bondscoach een ploeg kan kneden. Ik denk dat Sven Vanthourenhout dat ook kan.’
Onverwacht manoeuvre
Voor de laatste 35 km keren de renners terug naar Leuven, voor eerst een passage over de Sint-Antoniusberg en ten slotte twee volledige lokale ronden.
Museeuw: ‘Na de laatste Flandrienlus schat ik dat het peloton zal zijn uitgedund tot een man of dertig, veertig die om de regenboogtrui zullen strijden: het type renner dat ook in de Ronde van Vlaanderen of de Amstel Gold Race naar voren treedt. Dit is een parcours voor punchers. Julian Alaphilippe wordt de koning van de punch genoemd, maar Wout van Aert is ook een puncher, zoals hij in de Ronde van Groot-Brittannië nog eens heeft onderstreept.
‘Een WK wordt meestal verreden volgens een vast stramien: de beslissing valt gewoonlijk in de laatste twee, drie ronden. In Lugano lagen er twee hellingen op de lokale ronde. Ik wist: ik moet daar vooraan opdraaien en ervoor zorgen dat ik zo fris mogelijk de finale in ga. Maar dit WK kan je met geen enkel WK uit het verleden vergelijken, vooral door de diversiteit van het parcours. Het kan om het even waar gebeuren: op een helling, een strook vals plat, in een afdaling … Dat maakt dit parcours ook zo onvoorspelbaar en mooi.
‘Van de vier beklimmingen in de stadslus vind ik de Sint-Antoniusberg de makkelijkste. Op papier is het nochtans de helling met het hoogste maximale stijgingspercentage, maar het is vooral ook de kortste: een inspanning van vijftien, twintig seconden tegenover anderhalve à twee minuten op de drie andere hellingen. De renner die als eerste de Sint-Antoniusberg opdraait, trekt door en ziet boven wel wat er gebeurt. Aan de voet van de andere hellingen zal het peloton minder op een lint zijn getrokken. Die beklimmingen zijn ook breder, waardoor het nog mogelijk is om op te schuiven. De renner die daar op kop begint, zal al vlugger nadenken wat hij zal doen: doortrekken en energie verliezen, of toch maar weer in de wielen kruipen?
‘De Sint-Antoniusberg ligt natuurlijk wel op de meest strategische plek. Op de top is het nog slechts 1,7 kilometer tot de finish. Een klim die zich ook perfect leent om een onverwacht manoeuvre uit te halen en te linkeballen. Stel: de Fransen rijden op kop en Alaphilippe laat op de klim een gaatje vallen. Twee Fransen rijden weg. De eerste trekt door tot boven, de tweede legt er nog een extra laagje op na de bocht, in de Naamsestraat, waar de helling nog een klein beetje uitloopt. Benoît Cosnefroy wereldkampioen.
‘Het meest waarschijnlijke scenario echter is dat deze wedstrijd uitdraait op een sprint met een klein groepje: een man of tien, vijftien. Aan het einde van de Naamsestraat gaat het bergaf en draaien ze linksaf de ring op voor de laatste 750 meter. Daarvan lopen de eerste 400 meter nog wat op, maar daarna vlakt het wel uit tot één, twee procent. Dat is niets, maar na een slopende wedstrijd van bijna 270 kilometer met 42 hellingen kan het van betekenis zijn. Al ga ik ervan uit dat de kaarten al grotendeels op de Sint-Antoniusberg zullen zijn geschud. Mocht ik Van Aert zijn, zou ik daar al zelf het heft in handen nemen en het tempo bepalen, dan in de afdaling even observeren, me in derde positie gaan nestelen en me klaarmaken voor de sprint. Om dan wielergeschiedenis te schrijven voor eigen volk.’
Fietsbelevenissen met Johan Museeuw
Zeventien jaar nadat hij in april 2004 een punt zette achter zijn ruim vijftienjarige profcarrière, blijft Johan Museeuw (55) zijn liefde voor de fiets koesteren en uitdragen. Met zijn bedrijf ‘Johan Museeuw cycling experience’ fungeert hij op zijn gepersonaliseerde Specialized-fiets als een ambassadeur voor zijn sport. ‘Dat is waar ik het grootste deel van mijn tijd mee bezig ben, ik bied mensen fietsbelevenissen aan’, vertelt de drievoudige winnaar van de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. ‘Soms huren bedrijven mij in om met hun personeel of klanten te gaan fietsen. Onlangs bijvoorbeeld was ik met vijftig man van Engie op pad in de Vlaamse Ardennen. Ik stippel van tevoren een route uit in samenspraak met de klant en ga die de dag voordien ook nog eens verkennen, om niet voor wegenwerken of andere onaangename verrassingen komen te staan. Maar net zo goed werk ik ook voor particulieren. Soms word ik gecontacteerd met de vraag: ‘Het is de verjaardag van mijn man en hij fietst graag. Zou je het zien zitten om met hem te komen fietsen?’ Dan bel ik die dag aan en is die man heel even verbouwereerd. Kwestie van dan meteen het ijs te breken.’
Museeuw haalt voldoening uit zijn nieuwe beroepsleven, dat hem geregeld ook naar het buitenland voert. ‘Vijf jaar geleden werd ik eens door een fietsorganisatie uitgenodigd om een week fietsers te begeleiden. Ik deed dat graag en de klanten waren heel tevreden, terwijl ik eigenlijk niets bijzonders had gedaan: gewoon mezelf gebleven en wat tips en tricks meegegeven. Zo begon ik te denken: misschien moet ik dit zelf wel beginnen organiseren. Klanten kunnen me boeken via mijn website, maar vooral via mijn sociale media is de zaak geweldig goed aan het draaien.’
Reünie met alle wereldkampioenen
Johan Museeuw nam als renner tien keer deel aan het WK, van Ronse 1988 tot Zolder 2002. Als winnaar van de regenboogstrijd in 1996 is hij in het kader van het huidige WK voor een weekendarrangement uitgenodigd door de UCI, die ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de wereldkampioenschappen alle nog levende wereldkampioenen bij elkaar brengt. ‘Een heel gewaardeerd initiatief, het is van Salzburg 2006 geleden dat ze dit hebben gedaan.’
Het waren in aanloop naar het WK voor de naar Oudenaarde uitgeweken Gistelnaar drukke tijden. ‘Verschillende bedrijven zijn bij mij komen aankloppen voor reclamecampagnes rond het WK, van Bpost tot Mapei. Je voelt aan alles hoezeer het WK hier leeft. Het blijft me heel veel plezier doen hoe wielergek dit land is, en met de huidige generatie kampioenen zal het wielrennen alleen nog maar meer boomen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier