Is Wout van Aert ‘de nieuwe Poulidor’?
Op sociale media krijgt Wout van Aert de laatste tijd vaak het etiket van ‘eeuwige tweede’ opgekleefd. Zelfs een zege op het EK in Drenthe dit weekend zal dat niet verhelpen. Hebben de sceptici een punt?
Toen Wout van Aert begin september de vijfde rit van de Tour of Britain won, was de opluchting groot. Eindelijk nog eens een zege in een gewone wegkoers. Dat was al geleden van de E3 Classic Harelbeke, eind maart. Voor de winnaar in hem frustrerend om zo lang te moeten wachten. Zeker na vele ereplaatsen: zevenmaal tweede dit seizoen, acht keer derde. Samen vijftien, een minder dan zijn totaal van vorig jaar.
Geen renner die in 2022 en 2023 meer op het podium stond, als tweede en derde. Van alle toprenners is Van Aerts percentage tweede en derde plaatsen (elf en acht procent) op zijn totaal aantal profkoersen zelfs het hoogste. Mede omdat hij, als koersende duizendpoot, op bijna alle terreinen uit de voeten kan en altijd koerst tot de finish, zelfs voor een ereplaats. Van Aert is terecht trots op die ingesteldheid.
Op sociale media gaven sceptici hem niettemin de bijnaam ‘de nieuwe Poulidor’. Naar de Fransman die de ‘eeuwige tweede’ werd genoemd. Puur cijfermatig klopt dat niet, want Poulidor behaalde een pak meer zeges (192 volgens wielerhistoricus Patrick Feyaerts) dan tweede plaatsen (naar schatting 120).
Hoewel hij in het begin van zijn carrière enkele grote zeges had geboekt, kreeg Poulidor die bijnaam omdat hij in korte tijd (1964 en 1965) telkens tweede werd in de Dauphiné (tweemaal), de Tour (tweemaal), de Vuelta en het Frans kampioenschap. Niet alleen voorafgegaan door grote concurrent Jacques Anquetil, maar ook door Valentin Uriona, Rolf Wolfshohl, Henry Anglade en Felice Gimondi. Vooral na de ‘nederlaag’ in de Tour van 1965, zonder Anquetil maar tegen de jonge en toen nog onbekende Gimondi, kreeg Poulidor een stempel die hij nooit meer kwijtraakte.
Vijf keer zilver
Ook Van Aert heeft al meer eerste dan tweede plaatsen verzameld. Al is de verhouding nog meer gelijk dan bij Poulidor: 43 wegzeges tegenover 36 tweede en 27 derde plaatsen. Ondanks enkele indrukwekkende zeges in eendagskoersen en vooral in de Tour kleeft zo ook op hem het etiket van de veelzijdige, sympathieke topper die telkens nipt tekortschiet. Soms omdat één renner beter is, of tactisch slimmer, of wegens pech, zoals in de jongste Parijs-Roubaix, toen Van Aert lek reed op Carrefour de l’Arbre. In die klassiekers en vooral de internationale kampioenschappen was het al vaak net niet: twee keer brons op een EK (afgelopen woensdag nog in het tijdrijden), en vijf keer zilver op de Olympische Spelen en op WK’s.
Onder meer begin augustus in Glasgow, toen eeuwige rivaal Mathieu van der Poel de beste was. Zo bleef Van Aert verstoken van zijn eerste gouden medaille in een internationaal wegkampioenschap. Voor zijn laatste titel, inclusief in het veldrijden, moet je zelfs al 2057 dagen terug in de tijd. Naar 4 februari 2018, toen hij voor de derde keer de regenboogtrui in het cyclocross veroverde.
Zondag, in de wegrace van het EK in Drenthe, krijgt Van Aert een nieuwe kans. Maar ook met een minder prestigieuze Europese titel zal hij zijn Poulidoretiket niet kwijtraken. Daarvoor volstaan alleen een of meer zeges in een monument of op het WK dan wel de Olympische Spelen.
Jonas Creteur gaat op zoek naar een markant cijfer van de sportweek.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier