Hoe Pogacar en Roglic een opmerkelijke trend breken in Lombardije
Zaterdag wordt de 115e Il Lombardia gereden. In tegenstelling tot 2020, toen de klassieker op 15 augustus viel, weer op zijn traditionele herfstdatum. En deze keer wel met een schitterend deelnemersveld.
Voor het eerst sinds 2016 (met Esteban Chaves als winnaar) ligt de eindstreep van Il Lombardia in Bergamo. Een finale bekend om zijn kasseiklim naar het historische, hoger gelegen stadscentrum, de Città Alta, en daaropvolgende afdaling langs de Venetiaanse Muur. Daar waar ook Daniel Martin in 2014 triomfeerde. En in een verder verleden onder meer Michele Bartoli en Laurent Jalabert, toen de Lombardische stad tussen 1995 en 2003 elk jaar als aankomstdecor diende. Daarna legde Como (twaalfmaal, waaronder de jongste vier jaar) en Lecco (tussen 2011 en 2013) meer geld op tafel om de finish te organiseren. Voor dit jaar grabbelde Giorgio Gori, de burgemeester van Bergamo, wat dieper in de stadskas, om de heropleving van zijn stad, die zwaar werd getroffen door het coronavirus, in de verf te zetten.
Gevolg: een totaal anders parcours, want in de omgekeerde richting in vergelijking met de voorbije jaren, toen met Como als finish. Maar niet minder zwaar: 4500 hoogtemeters, verdeeld over zes lange beklimmingen. Eerst de mythische Madonna del Ghisallo, vervolgens de Roncola, Berbenno, Dossena, Zambla Altan en de Passo di Ganda, plus de Colle Aperto in Bergamo als toetje. Géén Muro di Sormano dus, waar Remco Evenepoel vorig jaar in het ravijn dook – hij zal er niet rouwig om zijn. Zo kan de Schepdaalnaar volledig focussen op de koers, waarin hij, als hij zijn hoogvorm van de voorbije weken kan aanhouden, tot de favorieten behoort.
In de voetsporen van Monseré en Gilbert
Op een leeftijd van 21 jaar en 258 dagen zou hij de jongste winnaar worden sinds dat andere (betreurde) Belgische supertalent, Jempi Monseré (21 jaar en 33 dagen in 1969). En Lombardije ook meer tricolore piment geven: de laatste veertig jaar won immers slechts één Belg de klassieker van de dode bladeren: Philippe Gilbert in 2009 en 2010. Sinds 1991 eindigden verder amper twee landgenoten op het podium: Axel Merckx in 1996 en Dylan Teuns in 2018.
Evenepoel zal dan wel Tadej Pogacar en Primoz Roglic moeten kloppen, de jongste eindwinnaars van de Tour en de Vuelta. Dat zij zondag een rugnummer opspelden is op zich al opmerkelijk, want in moderne wielertijden bleven de triomfators van grote rondes weg uit Lombardije. Tussen 1984 en 2019 startte er welgeteld één regerende geletruiwinnaar: Egan Bernal in… 2019, die toen derde werd. De laatste renner die de dubbel Tour/Lombardije realiseerde? Bernard Hinault in… 1979. De verklaring is simpel: de Tourwinnaar had sindsdien geen zin/energie meer om in het najaar opnieuw te pieken.
Hetzelfde geldt voor de renners die de Giro en Vuelta wonnen. Damiano Cunego is de laatste die in hetzelfde jaar de Ronde van Italië én die van Lombardije op zijn naam schreef, in 2004. Tony Rominger realiseerde als laatste de dubbel met de Ronde van Spanje, in 1992. Sinds de Vuelta in 1995 naar het najaar verhuisde, finishten ook slechts drie eindwinnaars in de top tien in Lombardije: Vincenzo Nibali in 2010 als vijfde, Alberto Contador in 2012 als negende en… Primoz Roglic in 2019 als zevende. Doet hij nu wel een gooi naar de dubbel? Goed mogelijk, want op training vliegt de Sloveen nog altijd.
Dat deed echter ook Julian Alaphilippe op het voorbije WK. Hij vormt met Evenepoel en João Almeida een zéér sterk trio voor Deceuninck-Quick-Step. De Fransman kan met een zege ook een einde maken aan de regenboogvloek op Lombardije, want in de laatste veertig jaar wonnen slechts drie kersverse wereldkampioenen het vijfde klassieke monument: Giuseppe Saronni in 1982, Oscar Camenzind in 1998 en Paolo Bettini in 2006, de Italiaan die toen voor… Quick-Step reed.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier