Hoe intens is de Strade Bianche? Dit zijn de veelzeggende cijfers

Davide Formolo en Tiesj Benoot tijdens de Strade Bianche van vorig jaar. De wegen rond Siena gaan ofwel bergop of bergaf. © Getty Images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De Strade Bianche, die zaterdag plaatsvindt, wordt nu al ‘het zesde monument’ genoemd. Terecht of niet, de koers over de Toscaanse grindwegen is een van de meest, zo niet dé meest intense van alle wielerklassiekers. Dat blijkt uit een mix van vijf parameters.

1) Veel hoogtemeters per kilometer

Renners zullen getuigen: op de Toscaanse wegen ten zuiden van start- en aankomstplaats Siena gaat het ofwel bergop of bergaf. Dat was al zo in de jongste edities, toen de Strade Bianche telkens 184 kilometer lang was, en dat is ook het geval in de komende editie, die 31 kilometer meer zal tellen. In totaal 215 kilometer, met vier extra grindstroken in de finale.

Dat zal het aantal hoogtemeters ook doen stijgen. Volgens de gespecialiseerde Twitteraccount Velofacts was dat vorig jaar 3357, een gemiddelde berekend op basis van de gegevens die renners op Strava hadden gepost. Dat aantal was lager dan in Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia (4510 en 4458 hoogtemeters), maar wel over een kortere afstand: 74 en 54 kilometer minder dan in die twee klassieke monumenten.

Het aantal hoogtemeters per kilometer in de Strade Bianche van 2023 bedroeg zo 18,2, meer dan in Luik-Bastenaken-Luik (17,3) en iets minder dan in Il Lombardia (19,1) – zie grafiek hieronder. Daarnaast moesten de renners alleen in de GP Montréal, in races van de WorldTour, nog meer hoogtemeters per kilometer overwinnen (21,2, mede door de ook beperkte afstand van 221,4 kilometer).

Door de langere afstand zal de verhouding in de komende editie van de Strade Bianche wel zakken: 3669 hoogtemeters (goed 300 meer dan vorig jaar) op 215 kilometer, of 17,1 hoogtemeters per kilometer (versus 18,2 in 2023). Maar de extra moeilijkheidsgraad blijft: terwijl in Luik, Montréal en Lombardije alle beklimmingen over asfaltwegen lopen, moeten de renners in Toscane op veel van de stukken bergop over grind fietsen, met meer putten en minder grip op het achterwiel. Rechtstaand op de pedalen rijden in plaats van in het zadel, is vaak onmogelijk. Dat maakt die soms steile beklimmingen nog lastiger. Zeker als de ‘witte wegen’ er door de regen zompig bij liggen en de wielen nog meer afgeremd worden in de zachtere bovenlaag.

Door de extra hoogtemeters zullen renners die meer dan 70 kilo wegen het ook almaar lastiger krijgen. Een trend die zich de voorbije jaren al aftekende. In 2023 eindigden zelfs slechts twee ‘zwaargewichten’ in de top tien: Tiesj Benoot en Matej Mohoric (beiden 72 kilo), als respectievelijk derde en zesde. De kans is groot dat de lichtere renners ook zaterdag de bovenhand zullen halen.

2) Lage snelheid

Tussen aankomst en finish in Siena bevinden zich op het nieuwe parcours vijftien ‘sterrati’-sectoren, goed voor 71,5 kilometer op een totale afstand van 215 kilometer, of 33 procent. Ter vergelijking: in Parijs-Roubaix lagen in 2023 54,6 kilometer kasseien op een totale afstand van 256,6 kilometer, of 21 procent.

Het specifieke van de Strade Bianche is dat de snelheid die renners bergop verliezen in kleinere mate kan worden opgekrikt in de afdalingen. Door de losliggende steentjes is het vooral in de bochten te gevaarlijk om vol door te fietsen. Het kost ook meer energie om erna weer op te trekken. Dat maakt de Strade Bianche technischer dan alle andere WorldTourraces, en mentaal ook lastig, omdat renners voortdurend moeten letten op putten en steentjes. Stuurvaardige renners kunnen daardoor veel energie sparen, zeker in de afdalingen. Het is geen toeval dat de vier winnaars van de laatste elf edities van het WK veldrijden (Mathieu van der Poel, Tom Pidcock, Wout van Aert en Zdenek Stybar) ook al de beste waren in de Strade Bianche.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Al die factoren leiden ook tot een opvallend lage gemiddelde snelheid: 37,9 kilometer per uur in de laatste tien edities. In Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia was dat gemiddelde respectievelijk 39,90 kilometer per uur en 39,87 kilometer per uur.

In de zeventienjarige geschiedenis van de Strade Bianche lag in slechts twee edities, die van 2012 (gewonnen door Fabian Cancellara) en vorig jaar (gewonnen door Tom Pidcock), het gemiddelde boven de 40 kilometer per uur (40,02 en 40,63). In 2012 waren er ook zes kilometer minder ‘sterrati’-sectoren. En vorig jaar lagen de grindstroken er goed berijdbaar bij. In een moddereditie zoals die van 2018 ging het ruim vier kilometer per uur trager. Toen haalde winnaar Tiesj Benoot slechts 36,4 kilometer per uur.

Donderdag en vrijdag zouden er over Toscane buien vallen, maar zaterdag zou het veelal droog blijven. Het is afwachten welke impact dat zal hebben op de staat van de ‘witte wegen’, en op de gemiddelde snelheid. De nog zwaardere finale zal daarop, en op het koersverloop, ook zijn invloed hebben. Er liggen nu zeven grindstroken na de scherprechter van de voorbije twee edities, de Monte Sante Marie. Die bevindt zich nu op 72 kilometer van de finish in plaats van op 50 kilometer.

De strijd tussen de favorieten kan nog vroeger losbarsten, maar evengoed zullen ze meer afwachtend koersen. In de finale wacht dit keer immers de dubbele passage van de Colle Pinzuto en Le Tolfe, plus de steile slotklim van de Via Santa Caterina, naar de aankomst op het Piazzo del Campo in Siena. Als een renner erbovenuit steekt, kan de strijd ook al vlug beslecht zijn. Dat was de voorbije twee jaar zo toen Tadej Pogacar en Tom Pidcock al wegreden op de Monte Sante Marie.

Het profiel van de Strade Bianche 2024.

3) Hoog gemiddeld wattage

Aangezien er in de eerste vijftig kilometer al drie gravelstroken liggen, wordt in de Strade Bianche vaak al van bij het begin gevlamd. Die hoge intensiteit blijkt ook uit het gemiddelde wattage dat alle finishers trappen. Volgens Velofacts was dat in de editie van 2023 305 watt, een fractie minder dan in de Ronde van Vlaanderen (306), het WK in Glasgow (307) en de E3 Harelbeke (314). Niet toevallig drie koersen die al snel werden opengebroken door de aanwezigheid van het trio Mathieu van der Poel, Wout van Aert en Tadej Pogacar.

Hoe lastig de Strade Bianche is blijkt ook uit de ‘normalized power’ die Van der Poel haalde bij zijn zege in 2021: 389 watt over 4 uur en 45 minuten, en liefst 439 watt in het laatste anderhalf uur. Die ‘normalized power’ is een nog betere graadmeter dan het gemiddelde wattage omdat de momenten waarop een renner niet op de pedalen duwt – zoals tijdens een afdaling – beter gefilterd worden.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Een andere indicatie is de zogenaamde ‘training stress score’ of TSS, een parameter die aangeeft hoe zwaar een training of race is geweest. In de Strade Bianche halen veel renners een van hun hoogste waardes van het hele seizoen.

4) Uiteengeslagen peloton

Door de opeenvolging van hellende en dalende gravelstroken en golvende asfaltwegen wordt het peloton al vroeg uiteengereten. En nog meer in de lastige finale. In geen enkele klassieker komen de renners, ondanks de relatief korte afstand van 184 kilometer, zo verspreid over de aankomstlijn als in Siena: in de laatste tien edities gemiddeld amper drie renners binnen de dertig seconden van de winnaar, vijf binnen de minuut en twaalf binnen de twee minuten.

Zélfs in Parijs-Roubaix, na ruim 250 kilometer hotsen en botsen over ruim vijftig kilometer kasseien, arriveren de renners in compactere groepjes: in de laatste tien edities gemiddeld zes binnen de dertig seconden, twaalf binnen de minuut en zestien binnen de twee minuten.

Sinds de eerste editie van de Strade Bianche in 2007 kwam slechts één keer een groep van meer dan drie renners in dezelfde tijd over de eindstreep: in 2011, toen achttien coureurs in het zog van winnaar Philippe Gilbert over de streep bolden.

Voor de rest kwam de winnaar solo aan (Pidcock in 2023, Pogacar in 2022, Van Aert in 2020, Benoot in 2018, Kwiatkowski in 2017, Cancellara in 2012), of hij sprintte weg uit een beperkte kopgroep op de Via Santa Caterina richting de finish op het Piazza del Campo (Van der Poel in 2021, Alaphilippe in 2019).

Tom Pidcock won vorig jaar de Strade Bianche na een solo van ruim 50 kilometer. © AFP via Getty Images

5) Veel renners buiten tijd/opgaves

Al even opmerkelijk: ondanks de 184 kilometer arriveerden in de voorbije tien edities van de Strade Bianche gemiddeld 8,2 renners buiten tijd. Zelfs in Parijs-Roubaix lag dat gemiddelde niet zo hoog: 7,8. Nog meer renners bereikten de laatste tien jaar niet eens de aankomst in Siena: het finishpercentage bedroeg slechts 56 procent. Vorig jaar, in een editie met goed weer, haalde wel 74 procent van het peloton binnen tijd de eindstreep. Dat was een record.

In vier van de vijf monumenten (Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik) was het gemiddelde aantal finishers in de laatste tien edities niettemin telkens hoger. Alleen in Lombardije gaven iets meer renners op, maar helemaal aan het einde van het seizoen zijn velen daar ook vlugger toe geneigd.

Conclusie: op basis van alle bovenstaande cijfers is de Strade Bianche misschien wel de meest intense van álle wielerklassiekers. En met de 31 extra kilometers in de komende editie wordt de koers in Toscane allicht nog lastiger. Of de Strade Bianche, mede door het fabelachtige decor en de al even mooie finishplaats op het Piazzo del Campo, daarom ook de stempel van monument verdient, mag u zelf uitmaken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content