Het kippenvelmoment van wielrenner Jelle Vanendert: ‘Ik dacht dat ik slechte benen had’
Wielrenner Jelle Vanendert wist dat hij nooit een veelwinnaar zou worden.
Jef Van Baelen vraagt toppers naar hun mooiste sportherinnering.
Bij het opstaan dacht ik nog dat ik slechte benen had. Het was de Tour de France van 2011. Een paar dagen eerder was ik tweede geëindigd in een bergrit, na Samuel Sánchez, en die dag reden we een lastige bergetappe naar Plateau de Beille. Mijn ploegmaats Jürgen Roelandts en Philippe Gilbert, nochtans geen klimmers, bleven tot diep in de finale bij me, om me af te zetten in de groep van de favorieten. Dat zij zo sterk in mij geloofden, heeft alle verschil gemaakt. 2011 was het wonderjaar van Gilbert. Hij won dat seizoen alles. Dat zo’n supercoureur voor mij werkte, gaf vertrouwen. Het was tegelijk een bedankje voor het vele werk dat ik had geleverd in zijn dienst.
Er waren vluchters voorop, maar de favorietengroep raapte hen één na één op. Ik reed tussen de grote namen van die tijd: Cadel Evans, Alberto Contador, de broers Schleck. Zij bestookten elkaar voor de gele trui, maar ik kon makkelijk volgen. Ik besefte dat de omstandigheden in mijn voordeel waren. Ik was geen bedreiging in het klassement. Als ik op het juiste moment vertrok, dan lieten ze misschien begaan. Met één lange rush pakte ik 20 seconden. Samuel Sánchez ging in de achtervolging, maar ik maakte me geen zorgen. Hij had te laat gereageerd. Zelfs als hij me nog bijhaalde, dan zou hij die inspanning moeten bekopen en zou ik opnieuw van hem wegrijden.
De pers werd gek toen ik over de streep kwam. Het was dertig jaar geleden dat een Belg een bergrit had gewonnen in de Tour. De media dachten dat ze een nieuwe ronderenner hadden ontdekt, die elk jaar bergritten zou winnen en hoog zou eindigen in het klassement. Ik ging daarin mee, al wist ik diep vanbinnen dat ik nooit een veelwinnaar zou worden. Ik was goed, maar voor een grote zege moest alles meezitten. Het is bij dat ene hoogtepunt op Plateau de Beille gebleven. Ik ben er nooit meer teruggekeerd. Die col heeft geen speciale plek in mijn hart.
Na Plateau de Beille mocht ik de bolletjestrui aantrekken. Ik voelde me een wereldster: iedereen heeft je gezien wanneer je de bollen draagt. Ik heb er hard om gevochten, maar in de laatste bergrit ontfutselde Sánchez me die trui nog. Na mijn carrière ben ik uit de sport verdwenen. Ik wilde wel eens iets anders in mijn leven dan fietsen. Ik studeer nu voor agent.