Het geheim van Tim Merlier, de Belgische Alessandro Petacchi
Zoals zanger Wim De Craene Tim ooit losliet, zo liet Tim Merlier de laatste twijfels los met zijn winst in de tweede Girorit in Novara. Van hieraf mag hij zichzelf definitief een van ’s werelds snelste renners noemen. Een analyse van zijn zege aan de hand van drie sleutelfactoren.
De lead out
Het was dé opdracht voor de sprinttrein van Tim Merlier in Novara: door een opeenvolging van bochten en rotondes moest hij in de supersnelle laatste vijf kilometer al vrij vooraan het peloton zitten. In de laatste hectometers zou het immers heel moeilijk worden om nog op te schuiven.
Een opdracht die Oscar Riesebeek en Gianni Vermeersch perfect vervulden. Waarna Alexander Krieger overnam en Merlier richting de finish piloteerde. Voor het grote publiek nog onbekend, maar de Luxemburger had al in de jongste Ronde van Turkije zijn waarde bewezen voor Jasper Philipsen, toen die er drie ritten won. Daar had Krieger zich als lead-out al een goed alternatief getoond voor Jonas Rickaert, nog zo’n specialist bij Alpecin-Fenix in het aantrekken van de sprint.
De Luxemburger hield Merlier in de slotkilometer perfect voorin, ook tijdens de nauwe passage aan de rotonde, op 600 meter van de finish. Peter Sagan zette er zijn schouders, maar Merlier bleef zijn positie houden. En begon perfect geplaatst aan de laatste rechte lijn, inclusief flauwe bocht naar rechts.
Max Richeze (UAE Tour) had zich na de rotonde weliswaar tussen hem en zijn ploegmaat gewrongen. Toen Krieger vervolgens op 325 meter van de eindstreep de sprint wilde lanceren, leek het even fout te lopen toen hij zich kort erna opzijzette. Omdat ook Richeze hetzelfde deed, ontstond er een gaatje tussen Merlier en Elia Viviani.
De Oost-Vlaming vlamde dat meteen dicht en maakte van de slipstream gebruik om op 200 meter van de aankomst zijn sprint te beginnen. Nog vóór de finishlijn in zicht was, zoals ook ’s morgens bij de bespreking was besproken. Door de flauwe bocht kon Merlier zo rechts, dicht tegen de dranghekken, de sprinters in zijn wiel dwingen om een grotere afstand af te leggen, als ze hem links wilden passeren.
Dat lukte niet, want Nizzolo, Viviani en Groenewegen strandden in het wiel van de Belg.
De benen
De lead-out mag dan wel bijna perfect zijn, je moet vooral ook de benen hebben om zo’n lange sprint af te maken. En die bezit Tim Merlier ook. Volgens zijn trainer Erwin Borgonjon is zijn sprint in vergelijking met het voorjaar zelfs nog iets aangescherpt.
Dat blijkt ook uit de cijfers van zijn laatste paar honderden meters op de Viale Kennedy in Novara, dezelfde aankomstlijn waar ene Eddy Merckx in 1968 naar de zege soleerde, met nota bene hetzelfde rugnummer (21) als Tim Merlier.
Die trapte bij zijn eerste versnelling zo’n 18 seconden rond de 800 watt. Om dan de laatste twintig seconden, bij het aanzetten van zijn sprint, gemiddeld 1139 watt te duwen, met een maximum van liefst 1558 watt. Voor een gemiddelde en een maximum snelheid van 70,6 km en 73,4 km per uur.
Op zijn piek van 1558 watt trapte de 78 kilogram zware Merlier dus zo’n 20 watt per kilo. Nog meer dan hij in het voorjaar in de Bredene Koksijde Classic haalde (1497 watt, gemiddeld 1187 watt over 15 seconden) en in de GP Monseré (1489 watt, gemiddeld 968 watt over 31 seconden). Elke wedstrijd en elke sprint is natuurlijk anders, maar het duidt wel de topconditie van de Alpecin-Fenixrenner.
Dat was ook al gebleken in de week voor de Giro, toen hij op training een persoonlijk record van 1660 watt neerzette, nog 100 watt meer dan in Novara, maar met frissere benen.
De kracht van Merlier is echter niet die piekwaarde op zich, maar dat hij over 15, 20 tot zelfs 30 seconden, ruim 1000 watt kan duwen. Waardoor hij, eens op topsnelheid, heel moeilijk te passeren is. De ‘Belgische Alessandro Petacchi’ werd hij daarom in de Italiaanse pers genoemd, ook door hun gelijkaardige sprintstijl.
Voor zijn hoogvorm legde Merlier de basis op hoogtestage in Tenerife, waar hij van 14 tot 27 april verbleef. Na ervoor ook al in zijn hoogtetent te hebben geslapen, na zijn laatste voorjaarskoers, de Scheldeprijs.
Voor de Oost-Vlaming was het zijn eerste echte, specifieke hoogtestage als wegrenner. En dus waakte zijn coach Erwin Borgonjon erover om hem na het drukke voorjaar niet te overbelasten: 14 uur en 22,5 uur per week, met thuis nog een week van 17 uur. Om daarna af te bouwen in de laatste week voor de Giro, zodat Merlier fris genoeg zou zijn bij de start.
Opvallend: de specifieke sprinttrainingen op Tenerife waren zeer beperkt. ‘Twee trainingen waarin Tim een tiental keer op souplesse, zonder bij te schakelen, moest sprinten’, vertelt Borgonjon. ‘En daarnaast nog enkele sprinten tijdens zijn andere trainingen. Op twee weken misschien dertig in totaal.’
‘Het was er vooral zaak om aan zijn basisniveau te werken, op uithouding, zo’n 95 procent van zijn totale trainingsduur. Het is mijn belangrijkste taak als coach: Tim als rénner beter maken. Met als doel hem zo fris mogelijk aan de laatste kilometers en zijn sprint te laten beginnen. Zodat hij zijn aangeboren snelheid kan uitspelen.’
Een recept dat perfect heeft gewerkt. En gezien Merliers overmacht in Novara mogelijk nog ritzeges in deze Giro zal opleveren.
Het hoofd
Hoe lucide Tim Merlier ondanks alle hectiek, ondanks alle emoties van zijn eerste zege in een grote ronde, nog was aan de finish bleek uit zijn zegegebaar: de ‘W’ van Wouter Weylandt, als eerbetoon, tien jaar na diens dood.
Een gebaar dat hij ’s morgens had besproken met zijn ploegmaat Gianni Vermeersch, en aan de finish ‘als vanzelf’ naar boven kwam. Het geeft aan hoezeer de Oost-Vlaming gebrand was op een zege. Wat hij ook tegen vriendin Cameron Vandenbroucke vooraf vertelde: ‘Ik ga voor winst.’
‘Een van zijn grootste kwaliteiten’, zegt zijn trainer Erwin Borgonjon. ‘Tim kan héél gefocust naar een doel toeleven, zoals hij in het verleden ook al bewees met zijn Belgische titel in Gent. En ook al bezig is met het komende BK in Waregem. Die focus zie je ook terug in de laatste kilometer, waar hij vaak de juiste beslissingen neemt.’
In Novara bleek dat nogmaals: vol vertrouwen speelde Merlier zijn sterkste wapen uit: een lange sprint. En dus zette hij zonder aarzelen zélf aan op goed 200 meter van de finish. Dan mag je dat plannetje op voorhand hebben besproken, je moet het in je eerste massasprint in je eerste grote ronde ook nog dúrven uitvoeren.
Veelbetekenend voor het vertrouwen dat Merlier nu heeft, en ook krijgt van zijn trainer en zijn ploeg. Als de Wortegemnaar nog twijfels had of hij de échte wereldtop zou aankunnen, dan zijn die nu helemaal weg.
En veel sprinters zullen getuigen: zodra die klik is gemaakt, dan komen de volgende zeges nóg gemakkelijker.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier