Freddy Maertens over zijn Vuelta in 1977: ‘Nooit een koers gereden waarin ze zo naar me keken als toen’
Freddy Maertens zorgde in 1977 voor een ongeziene demonstratie in de Ronde van Spanje. Hij won 13 van de 21 ritten en pakte ook de eindzege.
Toen Freddy Maertens op 26 april 1977 aan de start stond van de Ronde van Spanje, had hij al een behoorlijk voorseizoen achter de rug: een zege in de Omloop Het Volk, vijf ritoverwinningen plus de eindzege in Parijs-Nice en vier etappeoverwinningen en het eindklassement in de Catalaanse Week. Maertens was toen 25 jaar, op zijn conto stonden tegen de 200 overwinningen. Hij zou, zo werd er geschreven, een nieuwe Eddy Merckx worden.
Freddy Maertens voelde zich in die periode uitstekend. Hij werkte onder de vleugels van de memorabele sportdirecteur Lomme Driessens die, op zijn manier, de kunst verstond om renners te motiveren. Soms wilde hij daarin wel eens te ver gaan. Zo reed hij ooit in de Landenprijs, een tijdrit over honderd kilometer, achter Maertens en toeterde voortdurend. Dat werkte Freddy behoorlijk op de zenuwen. Hij vroeg Driessens of hij geen vod had en die in twee stukken kon snijden. Dat deed Driessens. Vervolgens stopte Maertens die twee stukjes vod in zijn oren. Daar kon zijn ploegleider niet om lachen.
Driessens was in alle opzichten de antipode van Briek Schotte, onder wie Maertens bij Flandria als prof debuteerde. ‘Zelden iemand ontmoet die gieriger was dan Schotte’, zegt Maertens. ‘Toen ik mijn eerste contract bij Flandria tekende, op het bureau van de grote baas Paul Claeys, keek hij over mijn schouder mee. Hij zei tegen Claeys dat die mij veel te veel betaalde. En als we ergens in Spanje een wedstrijd moesten rijden, werden we aan de luchthaven nooit opgehaald. Schotte vond dat het te veel kostte om daarvoor wagens te voorzien. We moesten dan met onze fiets naar het hotel, ook al was dat vijftig kilometer. Hij gaf de indruk dat hij alles uit zijn eigen zak moest betalen. Eén enkele keer konden we ons na een koers toch met een auto verplaatsen. Daar had Marc Demeyer voor gezorgd. Alleen zorgde hij ervoor dat de benzinetank bijna leeg was. Toen we uiteindelijk in panne vielen, stuurden we Schotte naar een benzinestation. Hij wilde dat wij gingen, maar dan zagen we gegarandeerd ons geld niet terug. Dus zeiden we tegen Schotte: ‘Of jij gaat, of we blijven hier overnachten.’ Toen kon hij natuurlijk niet anders.’
Slaapmiddelen in de soep
Schotte zorgde er ook voor dat Maertens in 1973, zijn eerste volledige profjaar, de kans op de zege in de Ronde van Vlaanderen verspeelde. ‘We reden met vier man voorop’, vertelt Maertens. ‘Eddy Merckx, Willy De Geest, Eric Leman en ik. Ik vroeg De Geest of hij voor mij de spurt wilde aantrekken, dan had ik zeker een kans tegen de intrinsiek snellere Leman. Alleen zei Schotte dat er geen budget was om De Geest te betalen. Zo won Leman en werd ik tweede.’
Een andere keer, vertelt Maertens, liet hij zich in de finale van de Ronde van Lombardije afzakken naar de auto van Briek. Hij vroeg, net voor de finale, iets om te eten. Het was de taak van Schotte om hem te bevoorraden. Die grabbelde wanhopig in de tassen op de achterbank. Broodjes lagen daar niet meer. Die had hij allemaal zelf opgegeten.
Dat was bij Guillaume Driessens onmogelijk. Die legde zijn renners in de watten, maar zorgde wel voor een ijzeren discipline. De boog moest altijd gespannen staan. Dat paste bij Maertens. Hij was een onvoorwaardelijke trainingsbeul, een van de eerste renners die in eindeloze oefentochten een groot verzet duwden. Steeds weer beuken tegen de wind in, het mocht sneeuwen of ijzelen, niets hield hem thuis. In het slechtste geval trok hij naar de duinen.
Maar af en toe was er voor Freddy en zijn ploegmaats nood aan ontspanning. Tijdens de oefenkampen voor het begin van het seizoen, bijvoorbeeld. Daar wilde Driessens niets van weten, maar de renners hadden er iets op gevonden. Ze deden een slaapmiddel in zijn soep en zetten vervolgens een stapje in de wereld. Driessens had trouwens niet alles te zeggen. Hij stelde bijvoorbeeld nooit de ploeg voor de rittenkoersen samen. Dat deed Paul Claeys. Zo duidde hij vaak Daniel Verplancke aan. ‘Die kwam net zoals hij uit Zedelgem’, merkt Maertens op.
Imago opkrikken
De Vuelta had in 1977 veel van zijn glans verloren. Dat had te maken met het politieke regime in Spanje, met de dictatuur onder Franco (1892-1975). Wonden moesten helen. Dat gebeurde in 1977 niet helemaal. Er stonden slechts zeven ploegen aan de start, met zeventig renners. De deelname van Flandria, met de regerende wereldkampioen Freddy Maertens, moest het imago opkrikken. De West-Vlaming was het jaar voordien in het Italiaanse Ostuni wereldkampioen geworden. Op een heuvelachtige omloop rond dat witte stadje klopte hij zijn medevluchter Francesco Moser in de spurt. ‘Moser had me tien miljoen Belgische frank (248.000 euro, nvdr) geboden om te mogen winnen, maar daar ging ik niet op in’, zegt Maertens.
Het parcours van de Vuelta paste bij hem. Er waren wel 45 beklimmingen, maar al te zwaar vielen die niet uit. En er waren vooral veel bonificatieseconden te rapen. Maertens drukte meteen zijn stempel. Hij won de proloog en de eerste twee ritten. Nadat de Nederlander Fedor den Hertog en zijn ploegmaat Michel Pollentier een etappe hadden gewonnen, pakte hij vijf ritzeges op rij. Zo groeide de Vuelta uit tot een hold-up, een echt Maertensfestival, waarin hij eigenlijk maar één keer in de problemen kwam: toen na de aankomst van de zestiende rit enkele jongeren zijn petje probeerden te grijpen en hij ten val kwam. Een uiterst verbolgen Driessens raakte meteen verwikkeld in een woordenwisseling met de Spanjaarden. Eerder was er in het Baskenland al betoogd voor amnestie en omdat de politie hierbij hardhandig optrad, kwam het geregeld tot vechtpartijen. Om de koers niet in gevaar te brengen hadden de organisatoren besloten om de Vuelta niet, zoals voorzien, in San Sebastián te laten eindigen. De twee daar voorziene ritten werden vervangen door een 104 kilometer lange slotetappe naar het veilige Miranda.
Het stond de suprematie van Maertens, die ook die allerlaatste etappe won, niet in de weg. Voor hem leek de Ronde van Spanje op een gezondheidswandeling, die af en toe werd afgewisseld met een doorgedreven training. ‘Toch was dat zeker niet zo’, vertelt Maertens. ‘Ik reed veel liever een wedstrijd waarin alle groten zaten. Dan is het gewicht van de koers beter verdeeld. Ik had nog nooit een wedstrijd gereden waarin ze allemaal zo naar mij zaten te kijken als die Ronde van Spanje. Sprong er iemand weg, dan bleven ze in mijn wiel hangen, wij moesten al het werk opknappen. In de bergritten werd ik voortdurend bestookt door de Spanjaarden. Je moest dan altijd reageren en dat kost natuurlijk kracht.’
Alleen het ploegenklassement liet Flandria schieten. Dat werd verkocht aan een Spaanse ploeg.
Nieuw record
Met zijn dertien ritzeges brak Maertens het record van de Spanjaard Delio Rodríguez, die in 1941 twaalf keer won. Op de laatste dag van de Vuelta zat hij aan 57 wedstrijden dat jaar, waaronder 31 overwinningen. Maertens werd op de Spaanse wegen gesteund door een ijzersterke Flandriaploeg, met Marc Demeyer als locomotief en Michel Pollentier als luitenant. Hij haalde het met net geen drie minuten voorsprong op de Spanjaard Miguel María Lasa en won uiteraard ook de puntentrui. Alleen het ploegenklassement liet Flandria schieten. Gewoon omdat ze het hadden verkocht aan Teka. Voor Spaanse ploegen was dat klassement van levensbelang, ze vochten er tot het uiterste voor. Nu zou het tot een bits duel komen tussen Teka en Kas-Compagnolo. Lasa, die bij Teka reed, was met Maertens komen praten en beloofde de Flandriaploeg 250.000 Belgisch frank (6200 euro) als zij het ploegenklassement mochten winnen. Daar gingen ze mee akkoord. In een windetappe zei Maertens tegen Lasa dat hij ervoor moest zorgen met vier man in een ontsnapping te zitten. Er werd een waaier getrokken en de zaak was beklonken.
Vier dagen na het einde van de Vuelta stond Maertens alweer aan de start van de Ronde van Italië. Hij werd bij Flandria opgejaagd door de grote baas Paul Claeys en hotste van de ene koers naar de andere, zonder zich daarbij vragen te stellen. Dat zou immers gebotst hebben met zijn karakter: Freddy was braaf en zei nooit nee. Ooit reed hij 210 koersen op een jaar. Zo won hij eens Parijs-Tours, kwam ’s nachts thuis en moest een paar uur later vertrekken om in Zwevezele een wedstrijd te rijden. En daar ging hij dan weer tot het uiterste. Maertens wilde altijd het gevoel hebben dat hij er alles voor deed. Die hardheid kreeg hij mee tijdens zijn jeugdjaren. Toen hij ooit in Boezinge een wedstrijd bij de amateurs won en in de spurt vijf medevluchters klopte, liet zijn vader hem met de fiets naar huis rijden omdat hij vond dat Freddy te weinig kopwerk had verricht.
Lange lijdensweg
Vijf dagen na het einde van de Ronde van Spanje begon op 20 mei 1977 de Giro. Hier en daar werd Maertens een kandidaat voor het eindklassement genoemd, maar hij vond dat te hoog gegrepen. ‘Ik ben tevreden met een paar ritzeges en het puntenklassement’, zei hij vooraf. Er volgde een nieuwe demonstratie met zeven overwinningen in elf etappes. Tot hij bij een val in een massaspurt in Mugello een ingewikkelde polsbreuk opliep.
Het was het begin van een lange lijdensweg, waarin Maertens nog wel de eerste rit in de Ronde van Zwitserland won, met zijn arm in het gips. Maar door die arm nam hij op de fiets een onnatuurlijke houding aan en dat zette zich over op zijn rug, met een opgave als gevolg.
Er volgde een donkere periode waarin Maertens veel zorgen had. Slechte investeringen en problemen bij Flandria dreven hem regelrecht naar de afgrond. Hij moest onder meer zijn villa in Lombardsijde verkopen. Hij regende aanmaningen en belastingen op geld dat hij nooit kreeg.
In 1981 vierde Freddy Maertens dan een miraculeuze terugkeer met vijf ritoverwinningen in de Tour en een onwaarschijnlijke tweede wereldtitel in Praag. Hij klopte onder meer Beppe Saronni en Bernard Hinault in de spurt. ‘Hinault’, zegt Maertens, ‘was heel blij met mijn zege. Tijdens de Tour kwam hij me voor iedere tussensprint vragen of hij in mijn wiel mocht zitten. Er vielen niet alleen punten voor de groene trui te rapen, maar ook bonificatieseconden. Hinault werd in die spurten telkens tweede en pakte en paar seconden. Het gebeurde dat ik hem ook eens liet voorgaan.’
De dag voor Freddy naar Praag vertrok, had hij een aanmaning gekregen voor betaling en dat voor een bedrag van 1,8 miljoen frank (44.600 euro). Zijn vrouw Carine stopte de enveloppe snel weg. Na die wereldtitel in Praag ging er niets meer. Zeker toen Maertens hoorde dat hij bij Boule d’Or in dienst moest rijden van de opkomende Daniel Willems. ‘
Keerpunt
Vandaag wonen Freddy en Carine Maertens al meer dan twintig jaar in een huurhuis, in de landelijke omgeving van het West-Vlaamse Beitem, in de buurt van Roeselare. De tweevoudige wereldkampioen werd op 13 februari 70 jaar. De trauma’s uit het verleden heeft hij allang achter zich gelaten. Freddy voelt zich beter dan ooit. Niets in zijn living doet denken aan een rijke wielercarrière. Maertens gaf lang rondleidingen in het Centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde, iets wat hij, in mindere mate, ook deed in het Wielermuseum in Roeselare. Maar zijn 70e verjaardag betekende voor hem ergens een keerpunt: niets moet nog, alle aandacht gaat naar zijn familie, zijn vrouw die hem altijd steunde, zijn dochter en kleindochter.
Op koersen verschijnt Maertens af en toe nog wel. We maakten het zelf mee toen Freddy in de volgauto van dit magazine in de Tour de etappe tussen Rijsel en Arenberg volgde. Bij de start kon hij geen twee stappen zetten zonder aangeklampt te worden. Dan werd er weer in het verleden gedoken en gegrabbeld in een ton vol anekdotes. En telkens weer twinkelden de ogen van Freddy Maertens.
Of hij, na een carrière met 373 overwinningen, nog aan die triomf in de Ronde van Spanje denkt? Niet echt, zo blijkt. Wel aan een oefenkamp in Spanje, waarbij de renners op een gegeven moment in een louche bar belandden. Marc Demeyer had zijn oog laten vallen op een mooie vrouw, hij ging met haar naar boven, maar was snel terug. De vrouw bleek een man te zijn. Ja, dat was lachen geblazen.
In de schaduw
Aan de Ronde van Spanje deden in 1977 ook nog een paar andere Belgen mee. Er was bijvoorbeeld de EBO-ploeg rond Ludo Loos, die over de hele lijn faalde. Maar er waren ook de prestaties van Benny Schepmans, die twee keer als tweede eindigde en zich in totaal zesmaal binnen de eerste vijf klasseerde. Maar door het verpletterend overwicht van Freddy Maertens bleef die prestatie in de schaduw.
Als junior won Schepmans ooit vijftig wedstrijden in één seizoen, maar toen hij naar de amateurs overstapte kreeg hij af te rekenen met een coalitie en kwam hij niet verder dan negentien zeges in twee jaar. Uiteindelijk zou hij als prof een renner van tweede garnituur blijven, ook al won hij later twee ritten in de Ronde van Zwitserland. Hij raakte verslaafd aan amfetamines en zag andere renners zichzelf injecties geven. Toen de Limburger na zijn loopbaan een succesvolle tomatenkwekerij uit de grond stampte, bleef hij speed spuiten om ’s nachts te kunnen doorwerken. Schepmans praatte openhartig over die verslaving, waar hij moeilijk van loskwam. Hij kwam geregeld in aanvaring met het gerecht en zat in de cel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier