Florian Vermeersch: ‘Ik wil uitgroeien tot een topper in het klassieke werk’
Vorig seizoen verraste Florian Vermeersch vriend en vijand door bij zijn debuut in Parijs-Roubaix meteen tweede te worden. Dit seizoen wil hij vooral veel bijleren. ‘Met een topresultaat in een “kleinere” klassieker is mijn voorjaar geslaagd.’
Na een geweldig debuut vorig seizoen in Parijs-Roubaix ligt de focus alweer op het komende voorjaar. Wat zijn jouw eigen verwachtingen?
Florian Vermeersch: ‘Ik ga geenszins beweren dat ik al onmiddellijk in elke klassieker ga meedingen naar de overwinning. Dat zou niet realistisch zijn. De komende jaren wil ik uitgroeien tot een topper in het klassieke werk, maar in 2022 is het in de eerste plaats een kwestie van veel bij te leren. Ik ben immers nog jong en rijd nog niet lang bij de profs. Mijn ambitie voor dit seizoen is om in de ‘kleinere’ klassiekers, zoals Nokere Koerse of de Bredene Koksijde Classic, een topresultaat te behalen en in een van de grote klassiekers mee te doen in de finale. Als dat lukt, dan noem ik mijn voorjaar geslaagd.’
Het komende jaar wordt het taak om je mannetje leren staan in het peloton. Je trainer Jeroen Dingemans ziet het als je grootste werkpunt dat je je te gemakkelijk laat wegduwen in het gewring voor de cruciale stroken in de klassiekers.
Vermeersch: ‘Dat is iets waarin ik inderdaad nog moet groeien. Bij de beloften was het vrij simpel: als je tot de beste renners behoorde, zat je sowieso vooraan. Bij de profs rijd je tegen alleen maar mannen die goed zijn. Dat is wennen, maar ik heb er wel al progressie in gemaakt. Onder meer door in de Vuelta een paar keer mee te sprinten leerde ik om gedurende enkele kilometers met het mes tussen de tanden te rijden.’
Jouw grootste kwaliteit is dan weer dat je nooit kapot lijkt te gaan. Om nog eens je trainer te citeren: ‘Ik heb hem op training nog niet op de knieën gekregen. Misschien moeten we in 2022 zijn limieten eens opzoeken.’
Vermeersch: ‘Qua volume kan ik veel aan, maar dat wil niet zeggen dat hij me niet doet afzien op training, hoor… ( lachje) Het klopt wel dat ik niet snel kapot ga. In Roubaix kende ik één slecht moment, maar ik hervond mezelf en kwam er weer helemaal door. Dat heeft ook met het mentale te maken. Je mag als wielrenner je kop nooit laten hangen. Soms zie je zodanig af in de koers dat je de neiging hebt om te denken: dit is veel te lastig, het lukt niet meer. Maar dat geldt dan misschien voor negen op de tien renners in je groep. Dat is een mentale barrière waar ik ook al tegen gebotst ben, maar waar je af en toe door moet.’
Lees het volledige interview in de wielerspecial 2022 van Sport/Voetbalmagazine of in onze Plus-zone.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier