Filip Meirhaeghe: ‘Soms loop ik met tranen in de ogen langs het parcours’
Vijftien jaar na zijn wereldtitel trekt Filip Meirhaeghe komend weekend voor de negende keer als bondscoach naar het WK mountainbike. Zo maniakaal hij voor zijn sport leefde, zo begeleidt de Oost-Vlaming nu zijn renners als zelfverklaarde specialist in het spoorzoeken, parcours afsnijden en zaadjes planten.
Schorisse, hartje Vlaamse Ardennen. De Pauwelsbeek klatert vanop de flanken van de Berg ten Houte langs het molenaarshuisje waar Filip Meirhaeghe (47) zestien jaar geleden zijn droomstek vond. ‘Al tijdens mijn carrière, toen ik 250 dagen weg was van huis, kwam ik hier helemaal tot rust, in de Provence van Vlaanderen. Mijn kinderen ( Bo van 10 jaar en Thomas van 8 jaar, nvdr) kunnen hier zelfs nog ongehinderd op straat spelen.’
Die straat is de naar de heuvel genoemde Tenhoutestraat, dit jaar – wegens vele verzakkingen in het asfalt – heraangelegd in kasseien. Deels op initiatief van Meirhaeghe, sinds 2012 schepen van Jeugd, Sport en Financiën van de hoofdgemeente Maarkedal ( zie kader). ‘Een organisator van een eendagskoers heeft me al gebeld. Mogelijk zullen de renners hier in het voorjaar van 2019 passeren. Een mooi duo met de Taaienberg, twee kilometer verder.’
Regenboogtrui
Voor Meirhaeghe is wegwielrennen echter bijzaak. Hij besteedt zijn tijd, naast zijn politieke functie, vooral aan zijn geliefkoosde mountainbiken. Al sinds 2010 als bondscoach van de Belgische jeugd en sinds 2017 ook van de elite. ‘Meteen na mijn laatste WK in 2009 kreeg ik het aanbod van de bond. Mijn vrouw zei direct: ‘Als je niet in het mountainbiken blijft, ga je nooit gelukkig worden.’ Ze had gelijk, en dus heb ik niet getwijfeld. Ik zit al sinds mijn zestiende, sinds 1987, in deze sport, ben nu zelfs allicht de enige in het internationale mountainbikewereldje die al zó lang meegaat. Het was zonde geweest om die ervaring niet door te geven.’
Expertise heeft Meirhaeghe alleszins te over, als onder meer wereldkampioen van 2003 en als olympischemedaillewinnaar. ‘Vreemd genoeg herinneren veel mensen meer dat zilver van Sydney dan mijn wereldtitel in Lugano – de magie van de Spelen, hé. Voor mij was die regenboogtrui qua gevoel wel specialer. Omdat ik na drie podiumplaatsen op een WK eindelijk op het hoogste schavotje stond. Toen zónder tranen en volledig zen. Puur geluk.
‘Ook de Wereldbekerzege voor eigen volk in Houffalize was bijzonder, net als mijn spectaculairste overwinning: de WB-manche in Calgary, waar ik op twee ronden van het einde twee minuten achter lag, tot het plots begon te gieten en ik in de glibberige modder met mijn superieure techniek iedereen voorbijstak en met twee minuten voorsprong won. De speaker van toen, die nog altijd actief is, zei het me nog onlangs: ‘De strafste stunt die ik ooit gezien heb!”
Speel je die films nog vaak af? Van Lugano, Sydney, Calgary?
FILIP MEIRHAEGHE: ‘Weinig. Hier thuis zul je bijvoorbeeld ook geen enkele koersherinnering zien. Al mijn medailles zitten in een plastic zak in mijn bureau en veel van mijn koerstruitjes heb ik dit jaar verkocht voor het goeie doel. Alleen de podiumshirts heb ik bewaard, maar die zitten ook ergens in een doos. Ik heb er geen behoefte aan die nog elke dag te zien, ik wil niet te veel in het verleden leven.
‘Alleen ter plaatse, op een wedstrijd, drijft er weleens een herinnering boven. Zoals gisteren in La Bresse, toen ik bij toeval kippenvel kreeg van dat spannende, stresserende gevoel net voor de start. Alsof ik er zélf weer stond. Dat mis ik wel: die pure competitie. Al probeer ik nu als bondscoach de beste te zijn.’
Wat is jouw toegevoegde waarde in die functie?
MEIRHAEGHE: ‘Ik ben een specialist ‘spoorzoeker’. Voor elke race steek ik daar veel tijd in: dan rij ik zélf voor. Conditioneel ben ik niet meer top, maar zelfs als ‘ouwe’ van 47 jaar kan ik technisch nog alles uitvoeren. Sommigen van mijn renners rijden zelfs knal op mijn achterwiel om te zien waar ik een bocht of steile afdaling insnijd, waar ik uitkom. Ik volg ook niet blindelings de sporen van anderen, ik zoek naar nieuwe die beter bollen.
‘Op tactisch vlak heb ik ook mijn meerwaarde. Door bijvoorbeeld goed in te schatten waar je in aanloop naar een mogelijke sprint het best de leiding neemt. Meestal wint immers diegene die als eerste de laatste bocht in gaat. Ik spreek dat op voorhand af met mijn renners: dát is de plaats. Soms vér voor de finish, maar als er daarna nog amper stroken zijn om voorbij te steken kun je met wat ellebogenwerk iedereen afhouden, zonder dat je de sterkste bent.
‘Ik let ook erg op details, om zo stresssituaties of conflicten te voorkomen. Nieuwe rollen die mecaniciens nog vóór de wedstrijd moeten testen, renners die zélf hun bandenspanning moeten controleren zodat ze achteraf niet kunnen klagen, een zeer uitvoerige dagplanning waardoor iedereen exact weet wie wat en wanneer moet doen… Kleinigheden, maar het moet juist zijn. Renners kunnen pas presteren in een vlot lopend geheel, mét een goeie groepssfeer – ook bij de nationale ploeg. Daar hecht ik veel belang aan: dat we één team vormen, waarbij iedereen respect voor elkaar heeft. Ik wil bijvoorbeeld dat we ’s avonds allemaal samen eten, stipt om 19 uur, ook de mecaniciens – die moeten de fietsen maar even laten staan.’
Voor mij zijn maniakale renners geen moeilijke renners. Zolang hun noden niet extreem zijn, moet je daarin meegaan.
Filip Meirhaeghe
Ook opvallend: je moedigt je renners héél enthousiast aan tijdens een race.
MEIRHAEGHE: ‘Omdat ik dat indertijd zelf graag had. Dan kon ik net dat tikkeltje dieper gaan. Niets is een renner ermee als ik gewoon droogjes zeg: ‘Allez, Githa…’ Neen, je moet dat met vólle overtuiging doen. Ik heb zelfs een belofte die er specifiek om vraagt: ‘Filip, wil je op die steilste klim staan?’ Omdat hij weet dat hij door mijn aanmoedigingen wél kan blijven aanklampen.
‘Ik probeer mijn renners in een race ook zo veel mogelijk te zien. Dat betekent: véél lopen. Op een dag, verspreid over vier wedstrijden, haal ik makkelijk 20 kilometer. Mijn record staat zelfs op 27 – ik houd dat al een tweetal jaar bij op Strava. ( lacht)
‘Ook dat stippel ik op voorhand nauwkeurig uit: waar ik het parcours het best afsnijd, vooral richting plaatsen met weinig supporters. Kwestie dat mijn aanmoedigingen niet overstemd worden door Zwitserse koebellen. ( lacht) De meeste toeschouwers staan gelukkig wel hun plaats even af. Ik ben toch heel rap weg.
‘Ik roep ook niet zomaar wat. Neen, heel concrete info: hun plaats, de exacte achterstand – je mag nooit liegen – op de renner vóór hen. Niet op de eerste, want dan kunnen ze beter inschatten of ze nog kunnen opschuiven. En daar probeer ik hen in te doen geloven.’
Zichtbaar tot jouw grote voldoening als dat lukt, zoals op het EK in Glasgow, waar Githa Michiels brons behaalde.
MEIRHAEGHE: ‘Dan komen die emoties van vroeger ook weer boven. Soms loop ik zelfs met tranen in de ogen langs het parcours, al steek ik ze wel weg achter mijn zonnebril. ( lacht) De kick van een eigen zege duurt wel langer, maar ook dat is geluk, hoor. Omdat ik weet dat ik door te roepen, te lopen, door alles tot in de puntjes voor te bereiden, mee heb geholpen aan die prestatie.’
Grote overwinningen heb je als bondscoach nog niet kunnen vieren, bij gebrek aan échte toppers. Steekt dat niet, als ex-wereldkampioen?
MEIRHAEGHE: ‘Neen. Omdat mijn bijdrage nu groter is dan als ik zou werken met toptalenten die nog weinig moeten leren. Toen Emeline Detilleux op het voorbije EK voor beloften bijvoorbeeld als twaalfde eindigde – zeer mooi als eerstejaars – viel ze in mijn armen van contentement. Daar geniet ik evenveel van als van een zege. Mij gaat het erom dat ze hun volledige potentieel benutten en dat ze honderd procent voor hun sport leven. Aan opgeven heb ik bijvoorbeeld een hekel. Not done, tenzij ze écht compleet dood zijn – en dan nog. Mijn renners wéten dat ook. Ze moeten doorzetten, al is het maar uit respect voor hun entourage, de supporters, de bond.’
Hoe gaat de maniakale ex-renner nu om met mountainbikers die niet zo’n gedrevenheid bezitten?
MEIRHAEGHE: ‘Ik heb het daar moeilijk mee. Ik kan bijsturen, maar elke dag hun handje vasthouden – nu in bed, nu dit eten – dat gaat niet, hé. Ze straffen uiteindelijk ook zichzelf, want zo geraken ze nooit aan de top.’
Jij moet je wel in Githa Michiels herkennen, qua detailzucht jouw evenbeeld.
MEIRHAEGHE: ‘Ja. Alles zet ze in het teken van haar carrière. Gisteren lag ze op bed, met de benen omhoog. Dát is recupereren, want renners moeten zo weinig mogelijk rondlopen. Ze stapt zelfs in de auto als het restaurant 300 meter verder ligt. Iets wat ik ook gedaan had. Githa is speciaal, geen gemakkelijke, weet ze van zichzelf. Maar voor mij zijn maniakale renners geen moeilijke renners. Zolang hun noden niet extreem zijn, moet je daarin meegaan. Githa eet bijvoorbeeld alleen kip of vis. Wel, dat regelen we met de kok. Een kleine moeite als zij zich daar goed bij voelt.’
Jij had als topsporter ook speciale motivatietechnieken, zoals je hele huis volhangen met oppeppende post-its. Gebruik je nu ook dergelijke trucjes?
MEIRHAEGHE: ‘Neen, zover gaat het niet. ( lacht) Ik probeer wel dikwijls met mijn renners te spreken, hen vertrouwen te geven – zeker met twijfelaars zoals Githa, die bevestiging zoeken. Haar moet je zoveel mogelijk rust geven, terwijl je anderen dan weer meer onder druk moet zetten. Zoals ik indertijd: hoe meer stress, hoe beter. In het begin ging ik er als coach van uit dat iederéén dat nodig heeft, maar intussen heb ik geleerd om elk individu anders aan te pakken. Het minste probleem moet je ook bespreken. En proberen om te draaien in iets positiefs.
‘Daarnaast plant ik veel zaadjes. Figuurlijk, hé. ( lacht) Tegen de veelbelovende Waalse belofte Pierre De Froidmont zeg ik bijvoorbeeld dat hij al naar de Spelen van Tokio 2020 zou kunnen gaan, zelfs als pas eerstejaarselite van 23. Zeer belangrijk om op lange termijn te denken, om atleten een groot doel én bijkomende motivatie te geven – ze mogen niet alleen op de eerstvolgende Wereldbeker focussen. Ik herhaal dat ook enkele keren, zodat de boodschap aankomt. En in de hoop dat het zaadje ooit een mooie plant wordt.’
Geen uitvluchten
Het verhaal over jouw epogebruik in 2004 is bekend. Spreek je daarover met je renners?
MEIRHAEGHE: ‘Weinig. Sommigen hebben wel mijn boek Positief gelezen, maar eigenlijk hebben we het daar zelden of nooit over – daarvoor zijn die te veel met hun eigen carrière bezig. Over geen enkele van mijn renners heb ik ook de minste twijfel. Maar als ze er toch naar zouden vragen, dan ga ik daar openlijk over praten en hen ervoor waarschuwen. Ik weet hoe erg de gevolgen kunnen zijn…’
Word je dopinggebruik je soms nog aangewreven?
MEIRHAEGHE: ‘Door mijn renners alleszins niet. Bij andere landen keken sommigen in het begin weleens raar en een coach van een bekende Belgische ex-veldrijder heeft het me een keer verweten – dat kwam toen hard aan. Maar verder? Niemand.
‘Vooral omdat ik indertijd meteen bekend heb, zonder uitvluchten te zoeken dat het voor mijn hond was of in mijn biefstuk zat. Dat heeft blijkbaar sympathie opgewekt. Daardoor kon ik na mijn schorsing ook terugkeren als mountainbiker en daarom kon ik in 2010 ook bondscoach worden. De mensen zijn het nochtans niet vergeten – velen herinneren zich nog mijn persconferentie – maar ze hebben het mij wel vergeven.’
Heb je het jezélf al vergeven?
MEIRHAEGHE: ‘Neen, dat zal eeuwig een gitzwarte pagina in mijn biografie blijven. Die spijt is er nog altijd, ondanks de vergiffenis van iedereen – gelukkig, anders was het verwerkingsproces nog moeilijker geweest.’
Je hebt toen heel lang met een depressie geworsteld. Hoe ver zit je daar nu van?
MEIRHAEGHE: ‘Niet zo héél ver. Ik hoor weleens: ‘Dat heeft je allicht sterker gemaakt?’ Neen, integendeel… Ik blijf er gevoelig voor, af en toe spoken die negatieve gedachten door mijn hoofd… En het is niet omdat ik nu een prachtig gezin en een mooie job heb dat die plots verdwijnen.
‘Daarom ga ik soms nog naar een psycholoog. Gelukkig is dat nu minder een taboe dan vroeger, maar het moet meer aangemoedigd worden, ook ter preventie. Het zou veel depressies voorkomen. En het helpt, want ondanks mijn verleden en die sluimerende gedachten voel ik me nu écht gelukkig.’
Burgemeester van Maarkedal?
In 2012 kwam Filip Meirhaeghe voor Open VLD op in de gemeenteraadsverkiezingen in Maarkedal. Met succes, want hij werd schepen van Jeugd, Sport én Financiën. ‘Ik ben gefascineerd door cijfers’, lacht hij.
Voor de komende gemeenteraadsverkiezingen is zijn ambitie nog groter: burgemeester worden, als lijsttrekker van Open VLD. Niet toevallig, als een echte coach, met een slogan gericht op het collectief: ‘Allemaal in TEAM, Toekomstgericht, Energiek, Aangenaam Maarkedal.’
De kans dat Meirhaeghe daarmee de sjerp grijpt, is echter klein. ‘We moeten opboksen tegen de zetelende N-VA-burgemeester, maar we gaan het hem niet cadeau geven.’ En wat als de bondscoach toch slaagt in zijn opzet, blijft dat dan combineerbaar met het burgemeesterschap? ‘Dat moet lukken. Voor een plaats op de lijst voor de verkiezingen van het Vlaamse parlement in 2019 pas ik echter. Met mijn 12.000 voorkeurstemmen van 2014 zou de kans op een zitje daar wél reëel zijn, maar ik wil mijn job als bondscoach niet opgeven. Bovendien verkies ik de gemeentepolitiek, dan kun je tenminste concrete zaken realiseren. En daar doe ik het, als idealist, toch voor.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier