Elke Weylandt: ‘Wouter was niet mijn broer. Hij ís mijn broer’
Vandaag trekt de Giro weer voorbij de Passo del Bocco, waar op 9 mei 2011 Wouter Weylandt, op zijn 26e, omkwam bij een val in de afdaling. Elf jaar later wil en kan zijn zus Elke, vandaag actief als Operations Manager bij wielerploeg Trek-Segafredo, het verdriet niet loslaten. Maar, benadrukt ze: ‘Als er een medicijn tegen dat verdriet bestond, zou ik het niet willen innemen.’
Dit interview verscheen in Sport/Voetbalmagazine van 28 april 2021.
Elke Weylandt: ”Broerke’. Nog altijd schrijf ik het zo neer in teksten en posts op sociale media. Want zo heb ik hem altijd liefkozend aangesproken. Of met ‘Wout’, zelden met ‘Wouter’ – alleen als ik me kwaad maakte of me ergerde. ‘Broerke’, omdat ik vijf jaar ouder ben, en als ‘grote’ zus zelfs de dag van zijn geboorte bewust heb meegemaakt. Blij dat ik eindelijk gezelschap kreeg. Ik had mijn ouders zelfs beloofd dat ik ’s nachts zou opstaan, om mijn broerke zijn tutje te geven. Maar dat is er nooit van gekomen – ik was een goeie slaper als kind. ( lacht)
‘Die eerste jaren hadden wij al een heel goeie band. Een namiddag staat nog in mijn geheugen gegrift. Toen we bij onze grootouders een toneeltje speelden: een broer die jarenlang van thuis was weggeweest en eindelijk zijn zus terugzag. Wouter belde dan aan, ik deed daarop de deur open en gaf hem een knuffel. Vele keren, uren aan een stuk, zodat we op den duur écht emotioneel werden. En onze grootouders allicht gek werden van het gerinkel van de deurbel. ( lacht) De warmte van die knuffels, de liefde tussen Wouter en mij, dat voel ik nog altijd. Teruggaand naar de essentie van onze innige band. Een oase in een woestijn van verdriet waar ik in mijn hoofd vaak naar terugreis…
‘Toen ik een pubermeisje werd, en Wouter nog in de lagere school zat, is die relatie wat verminderd. Veel hadden we toen, logischerwijs, niet aan elkaar. Die band is weer gegroeid toen ik naar de unief ging, en Wouter bij de nieuwelingen en junioren reed. Dan fungeerde ik als zijn taxichauffeur in het weekend, op weg naar de koers. Heerlijke tijden. Ik was dan ook súpertrots op de vastberadenheid waarmee hij op zijn vijftiende besliste dat hij wilde koersen. Op de gedrevenheid ook waarmee hij daarna zijn doel effectief realiseerde: profrenner worden. Geen nieuwe Tom Boonen, waar elke jonge coureur toen van droomde, maar wel een goede prof – anders win je geen twaalf koersen, en geen ritten in de Vuelta en de Giro.
De warmte van onze knuffels, de liefde tussen Wouter en mij, dat voel ik nog altijd.’
Elke Weylandt
‘Tijdens zijn profcarrière zagen we elkaar wat minder vaak, al bleef onze relatie heel hecht. Wij hadden aan een half woord of een blik genoeg om elkaar te verstaan. Wouter was dan ook heel open. Voor de buitenwereld, of in intiemere kring: exact dezelfde persoon, altijd trouw aan zichzelf blijvend. What you see is what you get. Grote mond, klein hartje. Flamboyant. Extravert. IJdel ook: hij kon soms een halfuur voor de spiegel staan, twijfelend welk hemd of T-shirt hij zou aantrekken. Hij heeft zelfs ooit een fake bril gedragen, dat zegt genoeg. ( lacht)
‘Met zijn aanstekelijke lach kon Wouter ook een hele kamer vullen. En altijd oprecht, hij zou nooit gelachen hebben als hij het niet meende. ‘ Probably the best smile in the world‘, omschreef ik het, toen ik bij de Girostart in 2012 in Denemarken, een jaar na Wouters dood, het peloton mocht toespreken. Je werd dan ook vanzelf vrolijk als je hem zag. Al van toen hij thuis met zijn vrienden pokeravonden hield, en mijn ouders in hun bed genoten van de schaterlach die uit de living kwam.
‘Wouter heeft die lach nooit verloren, ook al had hij op zijn 26e al veel moeten verwerken: Frederiek Nolf, een van zijn beste vrienden uit het peloton die in 2009 in zijn slaap overleed. Een andere maat, Kurt Hovelijnck, die datzelfde jaar zwaar viel en bijna het leven verloor. Drama’s die erin hakken, en waar Wouter het moeilijk mee gehad heeft. Maar die hij, met zijn positieve ingesteldheid, na verloop van tijd een plaats heeft kunnen geven.
‘Het enige wat hem soms frustreerde: dat hij alléén als een speelvogel werd omschreven. Terwijl hij als renner heel professioneel met zijn vak bezig was. Natuurlijk liet hij eens alle remmen los, maar Wouter wist perfect wanneer dat kon. Op andere momenten, tijdens het seizoen, was hij zéér gefocust. Je wint ook geen twaalf koersen puur op talent. Ik herinner me nog hoe hij de zaterdag voor de Giro van 2011 op de doop van mijn dochter twee appels mee had. Géén taart gegeten of champagne gedronken, zelfs geen koffie. Twee appels en een plat watertje. Enorm gedreven om zich te bewijzen in zijn nieuwe ploeg, Leopard-Trek, nadat hij in het voorjaar niet had gewonnen.
‘In de Scheldeprijs was hij wel zwaar gevallen, zonder breuken. Had Wouter toen zijn sleutelbeen gebroken, dan had hij nooit de Giro gereden. Maar als, als… Zo mag je niet denken. Aan het lot ontkom je niet. Ook al heb ik toen, zoals voor elke koers, dezelfde sms naar hem gestuurd: ‘Broerke, veel succes en euh… voorzichtig zijn hé. Dikke kus van je zus.’ Het heeft helaas niet geholpen…’
Hersenspinsel
‘Die samenhorigheid tussen Wouter en mij zie ik nu terug bij mijn kinderen, Loïc (12) en Aurélie (10). Zoals ik mij ontfermde over mijn ‘broerke’, zo beschermend en zorgzaam is Loïc ten opzichte van zijn zus. Hoe hij als kleuter al Aurélie aan wildvreemden voorstelde en je de trots in zijn stem kon horen: ‘Meneer! Dat is mijn zusje!’ Als jongste komt zij, zoals Wouter vroeger, ook met alles weg. Altijd heeft ze een uitleg klaar. Terwijl Loïc dan zwijgt, zoals ik indertijd. Herkenbare situaties waar mijn gemoed soms van vol schiet…
‘Dat Wouter een dochtertje, Alizée, heeft achtergelaten ( die een kleine vier maanden na Weylandts dood, op 1 september 2011, werd geboren, nvdr) is een grote troost, omdat hij als het ware in haar voortleeft. En zij op veel vlakken op hem gelijkt: een vrolijke spring-in-’t-veld, met een sterk karakter. Een plezier om haar telkens te zien. Anderzijds ook confronterend: het knagende besef dat Wouter zijn dochter niet ziet opgroeien. Als een súpertrotse vader, die Alizée ongetwijfeld rot had verwend.
Stress op het werk of andere ogenschijnlijk grote problemen, daar maak ik me niet meer druk om.’
Elke Weylandt
‘Hoe graag ik Wouter als papa zou zien, hoe graag ik hem nog één keer zou willen spreken en zeggen: ‘Ik mis je. Ik zie je graag’, dat zal helaas nooit gebeuren. Ik wil me daar niet in verliezen, want ik geloof niet in het leven na de dood. Toch voel ik mijn broer soms nog heel dicht bij mij. Terwijl ik goed besef dat dat een verzinsel, een hersenspinsel is. Maar dat maakt niets uit. Het blijft een warm gevoel.
‘Een gevoel dat me ook overvalt tijdens de bezoeken aan de plaats van zijn dodelijk ongeval, in de afdaling van de Passo del Bocco. Elke keer zit ik dan een halfuurtje op het muurtje langs de weg. Kijkend naar de gedenksteen, met foto’s en wielertruitjes. Kijkend, met tranen in de ogen, hoe hij daar, op dat stukje asfalt, nog leefde. En ginder, enkele meters verder, niet meer. Toch geven die bezoeken me telkens een soort van rust. Moeilijk te verklaren, ik kan er de vinger niet op leggen. Puur persoonlijk ook, want zijn vriendin An-Sophie wil er niet meer naartoe. Terwijl mijn ouders elk jaar naar Italië proberen te reizen.
‘Zij gaan ook nog elke dag naar het kerkhof. Dat doe ik minder, omdat zo’n grafsteen me op een of andere manier minder raakt. Ik moet ook niet naar het kerkhof, of naar de foto’s van Wouter in ons huis kijken om aan hem te denken. Dat doe ik sowieso, élke dag. Vaak overvalt me dat: tijdens het lopen, in de auto, als ik bijvoorbeeld Desenchantée hoor. Het liedje dat Wouter als jeugdcoureur voor elke koers tot tien keer afspeelde, tot ik er gek van werd. ( lacht)
‘De moeilijkste momenten zijn tijdens familiefeesten. Wanneer ik me realiseer dat er een stoel extra aan tafel zou moeten staan. Ook dodelijke crashes van andere renners zijn telkens een mokerslag. Die van Bjorg Lambrecht in de Ronde van Polen bijvoorbeeld. Vergelijkbaar immers met die van Wouter: ook door pure pech, ook in het buitenland. Ik ben daar toen twee dagen echt slecht van geweest. Dacht continu aan zijn ouders en zus, hoe zij zich voelden, wat ze moesten doen om hun immense verdriet over het verlies van hun zoon, broer te verwerken. Om er tegelijkertijd weer bij stil te staan dat ook Wouter er niet meer is…
‘Fysiek weliswaar, want hij zit nog altijd in mijn hoofd en mijn hart. Een Frans citaat van Antoine de Saint-Exupéry omschrijft dat heel mooi: ‘ Ce n’est pas la distance qui mesure l’éloignement.‘ Het is niet omdat hij ver weg is, dat hij niet dichtbij kan zijn. Daarom zal ik mensen altijd corrigeren als ze zeggen: ‘Wouter was jouw broer.’ Neen, hij ís mijn broer. Dat kan nooit in de verleden tijd staan. Zoals mijn ouders nu ook nog zeggen dat ze niet één, maar twéé kinderen hebben.’
Meer relativeren
‘Jarenlang heb ik ook een polsbandje gedragen. Met als opschrift ‘WW108’ ( Weylandts initialen en zijn rugnummer in de Giro van 2011, nvdr) en ‘ Think less, live more. ‘ Het bandje heb ik intussen vervangen door een tatoeage. Zodat ik, waar en wanneer ook, mijn broer altijd bij me heb. Met bovenal het levensmotto: minder denken, meer genieten van het leven. En ook beter relativeren – zoals iedereen die een naaste verliest dat allicht zal beamen. Stress op het werk, veel te strakke deadlines die zich opstapelen of andere ogenschijnlijk grote problemen, daar maak ik me niet meer druk om. Veel scheve zaken kan je door rustig te blijven weer rechttrekken. Behalve natuurlijk… ( stilte)
‘Kort na Wouters overlijden heb ik zelfs álles gerelativeerd. Er kon niemand iets ergers overkomen dan wat ik had meegemaakt. Wat natuurlijk niet waar is. Michaël, mijn man, heeft me er toen ook op gewezen dat ik aan het overdrijven was. Daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor. Verdriet mag immers nooit een opbod zijn, waarbij het verdriet van de ene wordt afgemeten aan het verdriet van de andere. Zo vond ik zelf een beter evenwicht en kon ik het verlies van Wouter beter plaatsen, dankzij mijn man. Met hem heb ik altijd over alles kunnen praten. Ook door de manier waarop wij in het leven staan: als positivo’s voor wie het glas telkens halfvol is.
‘Met mijn ouders spreken, over hoe zij omgaan met de dood van mijn broer, is moeilijker. Ik wil hen niet belasten met te zeggen hoe lastig dat voor mij is. Rouwen doe ik liever alleen. Zij hebben het al moeilijk genoeg. En zijn, als zestigers, ook van een andere generatie. Zij praten niet zo snel over gevoelens. Zelfs vroeger als kind heb ik hen dat nooit weten doen.
‘Dat wil echter niet zeggen dat we nooit over Wouter praten. Integendeel: hij komt dikwijls ter sprake, maar meestal door leuke herinneringen. ‘Weet je nog toen?’ Of: ‘Wouter had dit gezegd.’ Ook als mijn kinderen naar hun nonkel vragen, ga ik dat nooit uit de weg. Zelfs als ik verdrietig ben of moet huilen, zal ik dat voor hen niet verstoppen. Ze mogen zien dat dat bij het leven hoort.
‘Andere mensen weten trouwens ook dat ze tegen mij zeker over mijn broer mogen spreken. Vroeger gebeurde dat wel meer dan nu, want ik besef goed dat Wouter bij velen niet meer ’top of mind’ is – logisch, na tien jaar. Soms hoor ik nieuwe leuke anekdotes, van ex-collega’s. Verhalen ook over de minder bekende kant van mijn broer: zijn sociale bewogenheid – nog een karaktereigenschap die we deelden. Toen Wouter in 2007 de Ronde van het Groene Hart won en hij zijn gewicht in Hollandse kaas kreeg, wou hij dat bijvoorbeeld aan Poverello ( onthaalhuizen voor armen, nvdr) schenken. Toen hij echter drie keer belde en zij niet opnamen, heeft hij die kaas verdeeld onder vrienden. Ook dát was Wouter.’
Blog schrijven
‘Op 9 mei, de verjaardag van zijn dood, ga ik nooit werken. Dat is een rottige dag. Na al die jaren word ik dan opnieuw helemaal ondergedompeld in de diepe rouw van de dagen en weken na het ongeluk. Behalve mijn man en mijn kinderen wil ik dan niemand zien. Zelfs mijn ouders niet, hoewel ze dat graag zouden hebben. Ik mag en kan mijn verdriet echter niet wegsteken om hen zo te kunnen troosten. 364 dagen per jaar wil ik die ‘zorgende’ rol opnemen, maar op die 9e mei heb ik tijd voor mezelf nodig, om te kunnen rouwen.
‘Elk jaar schrijf ik ook een blog voor mijn broer, die ik de ochtend van 9 mei online zet. Weken op voorhand denk ik daar al over na, en de dagen ervoor schrijf ik de blog. Op de dag zelf niet, die is al moeilijk genoeg. Telkens plaats ik bij mijn blog ook een playlist, met liedjes die me het jaar ervoor zijn bijgebleven. Vaak met songteksten die achteraf treffend blijken te omschrijven hoe ik me voel als zus, met en zonder Wouter. Letter to you, van Bruce Springsteen zal er nu bijvoorbeeld instaan. Ik vul die lijst het hele jaar aan, en maak dan samen met de blog een laatste selectie. Die playlists geven ook een mooi beeld weer van mijn gemoedstoestand in de voorbije tien jaar. De eerste twee, drie keren koos ik vooral voor melancholische, veeleer triestige songs. Nu zit er duidelijk meer vrolijkheid in de lijst.
‘Zeker op die 9e mei borrelt soms nog een gevoel van frustratie en boosheid op. Dankbaar weliswaar voor ruim 26 jaar mooie herinneringen – sommige mensen moeten hun naasten veel vroeger afgeven – maar ook het besef dat het nu, in 2021, 37 jaar mooie herinneringen hadden kunnen zijn… Daar zal ik nooit vrede mee nemen. Eén ‘voordeel’: mijn kwaadheid is gericht tegen het ‘universum’, het lot. Ik kan op niemand kwaad zijn, want niemand heeft Wouter doen vallen. Het was pure pech ( Weylandt keek in de afdaling van de Passo del Bocco even achterom, raakte met zijn pedaal een muur en viel, nvdr). Ergens ben ik blij dat ik niemand de schuld kan geven, want dan zou de boosheid misschien nog groter geweest zijn.
‘Dat verlies ervaren hoort echter bij het leven. De krassen op mijn ziel hebben mij in die tien jaar ook gevormd, tot de persoon die ik nu ben. Als er een medicijn tegen verdriet bestond, zou ik het zelfs niet wíllen innemen. Het toont immers hoe belangrijk mijn broerke voor mij is geweest, nog altijd is, en voor altijd zal zijn.’
Thuis in Wouters ploeg
Elke Weylandt werkt al zes jaar voor de wielerploeg Trek-Segafredo, de opvolger van Leopard-Trek, het team waar haar broer in 2011 voor reed. Ze debuteerde in 2015 als persverantwoordelijke. En sinds anderhalf jaar is ze Operations Manager, die alles, behalve het sportieve, vanuit de service course in Deinze in goede banen leidt.
‘Ik ben er trots op dat ik nog altijd voor Wouters ploeg werk. Zonder mijn broer en zijn connecties had ik deze job wellicht nooit gedaan. Hij heeft me zeker een duwtje in de rug gegeven, ik ben niet te beroerd om dat toe te geven. Maar zonder mijn eigen competenties zat ik hier natuurlijk ook niet. De job als persverantwoordelijke vond ik al langer vree wijs. Maar toen ik nog werkte als assistente binnen de vakgroep Taalkunde en als communicatiemanager van het Talencentrum van de Universiteit Gent, heb ik die nooit actief nagejaagd. Tot in 2015 de vraag kwam. En ik er graag op inging, ook om zo de wereld van mijn broer beter te leren kennen. En zo misschien weer een beetje dichter bij hem te zijn.
‘Zes jaar later heb ik me die keuze niet beklaagd, integendeel. Ondertussen ben ik zelfs doorgegroeid naar een andere functie met nog meer verantwoordelijkheid. Ik doe mijn job heel graag en voel me erg thuis bij de ploeg. Wij zijn dan ook een heel familiale groep. Dat was al meteen duidelijk in 2011, na Wouters dood. Toen werden we als familie heel goed opgevangen, ook door de hoofdsponsor Trek. Op mijn eerste trainingskamp als persverantwoordelijke kwam een van vicepresidenten zelfs direct bij mij: ‘We gaan je broer nooit vergeten.’
‘Geen loze woorden, want nog altijd prijkt er ‘WW108′ op onze ploegbus. Ik vraag daar niet om – de ploeg doet dat spontaan – maar ik ben er heel blij om. Zoals in de Giro ook nooit meer het rugnummer 108 wordt uitgereikt. Kleine gebaren die veel zeggen over hoe geliefd Wouter was.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier