Waarom het zelden regent tijdens Parijs-Roubaix (allicht ook zondag niet)

© BELGAIMAGE
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Door de regen van de voorbije weken, en allicht ook nog zondagochtend, zullen de kasseien van Parijs-Roubaix er modderig bij liggen. Maar tijdens de wedstrijd zal het allicht droog blijven, zoals in bijna elke editie sinds 2000. Ervoor was dat nochtans anders. Hoe komt dat?

Toen Parijs-Roubaix in 2021 op 3 oktober plaatsvond, na het uitstel door de coronacrisis, kregen we nog eens een natte editie, met veel modder op de stenen. Uitzonderlijk, want dat was al van 2002 geleden, toen Johan Museeuw een laatste keer won. Sindsdien werd, op 2021 na, het stof van de Hel weleens geblust door een buitje, maar nooit door hevige of langdurige regenval.

Die ‘droge’ periode van ruim twee decennia was al begonnen in de jaren negentig, toen in slechts één editie de hemelsluizen openstonden: die van 1994, toen Andrei Tsjmil won en Museeuw verzoop, genekt door zijn fameuze damesfiets van Bianchi. Daarna volgden alleen nog in 1998 en 2001, toen Franco Ballerini en Servais Knaven triomfeerden, een halve en hele moddereditie. Dat staat in contrast met de jaren zeventig en tachtig toen de renners liefst veertien keer in meer of mindere mate geteisterd werden door de regen.

Nicolas Roose, weerman van NoodweerBenelux (noodweer.be), merkt het uitblijven van de regen ook in de neerslaggrafieken van de laatste decennia, met dalende curves (zowel qua dagen als qua hoeveelheid) vanaf de jaren negentig. ‘Uit klimatologische data blijkt dat de maanden maart en april zelfs de droogste van het jaar zijn in Noord-Frankrijk. Wellicht veroorzaakt door een invloed van blokkades die in onze omgeving in het voorjaar ontstaan. Die verstoren de normale westelijke luchtstroom die meestal depressies en regen naar de Benelux/Noord-Frankrijk brengt. In plaats daarvan worden die depressies verder naar het noorden geduwd, en ontstaan er hogedrukgebieden die langdurige droogteperiodes veroorzaken.’

Arctic warming

Dat is volgens Roose mogelijk te verklaren door een daling van het temperatuurverschil tussen de steeds warmere poolgebieden en de tropen, de zogenaamde Arctic warming. ‘En ook door een negatieve NAO-index (Noord-Atlantische Oscillatie, nvdr), met kleinere verschillen tussen het lagedrukgebied bij IJsland en het hogedrukgebied bij de Azoren, waardoor meer zuidelijke en drogere luchtstromen ontstaan.’

Die droge periodes in onze contreien waren er dit voorjaar opvallend genoeg niet. Dat is deels te linken aan het natuurfenomeen El Nino, aldus Roose. ‘Uit onderzoek van het Nederlands weerinstituut KNMI blijkt dat na een krachtige El Nino ten westen van Zuid-Amerika de kans op een natter voorjaar groeit in de Lage Landen, zoals dus in 2024.’

(lees verder onder de tweet)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Toch zal het volgens Roose zondag tíjdens Parijs-Roubaix opnieuw grotendeels droog blijven. ‘In de vroege ochtend trekt nog een regenzone over het noorden van Frankrijk, maar er wordt slechts een beperkte hoeveelheid neerslag verwacht. ’s Middags waait de wind meestal matig uit het zuidwesten en zal de zon steeds meer schijnen, bij maxima van zestien graden.’

Effect op koersverloop?

Opvallend: een regeneditie maakt de Helletocht weliswaar nog meer heroïsch, met beelden van aangekoekte moddergezichten en renners die in de gracht sukkelen. Maar het wordt wel nog een pak gevaarlijker. En het zijn doorgaans ook saaie koersen, als het gaat om de zege.

In 2021 kregen we wel een sprint van drie renners (Sonny Colbrelli won voor Florian Vermeersch en Mathieu van der Poel), maar in het verleden reden de winnaars al van ver voor de finish alleen weg en eindigden ze met grote voorsprong: zoals Museeuw in 2002 (3’04”) en Tsjmil in 1994 (1’13”), maar ook Marc Madiot in 1985 (1’57”), Hennie Kuiper in 1983 (1’15”), Francesco Moser in 1979 (40”) en 1978 (1’40”), Roger De Vlaeminck in 1977 (1’30”) en 1972 (1’57”), en Eddy Merckx in 1973 (2’20”) en 1970 (5’21”).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content