Eddy Merckx: De dag dat hij geschiedenis schreef in de Tour de France
Nu de Tour de France 2024 in volle gang is, duiken we nog eens in ons rijk sportarchief. Herlees hieronder de reportage over Eddy Merckx, die de tegenstand domineerde in Tour van 1969 (artikel uit de Tourgids 2009).
In Tour van 1969 overklaste Merckx de tegenstand. De rest stond erbij en keek ernaar. Een ooggetuigenverslag van een journalist die alles vanop de eerste rij meemaakte.
In feite eindigde de eerste Ronde van Frankrijk die Eddy Merckx op zijn agenda had ingeschreven een kleine maand … voor hij begon. Op 2 juni kreeg de grootste kampioen in wording te horen dat hij wegens een positieve controle op Reactivan (een dopingproduct op basis van amfetamine) uit de Ronde van Italië gezet werd. Zijn roze trui, die hij eerder veroverd en met succes verdedigd had, diende alleen nog maar om als een pijnlijk souvenir in zijn koffer opgeborgen te worden. Ik herinner mij die maandagochtend nog heel goed. Louis Clicteur, chef-sport bij Het Laatste Nieuws, de krant waar ik toen aan mijn eerste jaar als journalist bezig was, belde mij rond de middag. Dat was heel ongewoon, want in de loop van de namiddag zagen we elkaar praktisch elke dag op de redactie, als we al niet op pad waren. Ik voelde onmiddellijk dat er iets ernstigs aan de hand was, zonder in de verste verte te vermoeden wat. Wie zou dat trouwens gekund hebben, met een jongeman als Eddy Merckx, die ver boven alle verdenking verheven was. Louis Clicteur had een zware stem, gevolg ook van het onoverzichtelijke aantal pakjes Richmondsigaretten die hij in zijn leven de lucht in had geblazen. Daarmee klonk dat ene zinnetje nog dramatischer, indringender: “Het is gedaan met de wielersport!”Duidelijk aangeslagen vertelde Clicteur wat er die ochtend in Italië gebeurd was. Ik zou het even later ook wel op de radio gehoord hebben, maar de man wilde duidelijk zijn miserie kwijt, erop rekenend dat zijn vertrouwde journalisten in de kortste keren zouden aanrukken om samen te bepalen hoe het nieuws verwerkt moest worden, in de hoop zo weinig mogelijk schade te berokkenen aan de jongeman die hij steevast ons Eddyske noemde.
Het was in die tijd niet zo gewoon dat een betrapte renner meteen uit een ronde gezet werd. Later, in de Tour bijvoorbeeld, werd de zondaar de vrucht van zijn dagwerk ontnomen (lees: zijn behaalde prijs) en kreeg hij bovenop een vrij zware straftijd, tien minuten of meer. Maar in Italië was men blijkbaar liever van Merckx af, een vaststelling die later de complottheorie zou versterken.
Er rees van vele kanten protest en op de redactie van Het Laatste Nieuws was het bang wachten op de sanctie die de Internationale Wielerunie moest uitspreken. Het verdict kwam keihard aan: een maand schorsing met terugwerkende kracht tot 2 juni. Vergeleken met wat er nu gebeurt, is dat maar een kleinigheid. Als men het incident van Savona (de stad aan de Rivièra waar Merckx positief bevonden werd) naar de 21e eeuw overschrijft, zou Merckx – complottheorie of niet – twee jaar gekregen hebben als het B-staal eenzelfde resultaat als het A-monster opgeleverd zou hebben. Een maand was dus niet veel, maar overlapte wel de start van de Tour, voorzien op zaterdag 28 juni in Roubaix. Streep dus doorheen het debuut van de grote belofte, streep door de hoop van het hele land om na dertig jaar (Sylvère Maes in 1939) eindelijk nog eens om een Belgisch succes in de voornaamste wedstrijd van het jaar te mogen juichen.
Straf ingekort, niet kwijtgescholden
Op de redactie van Het Laatste Nieuws werd ijverig gecontroleerd of al die geruchten die ons langs vele kanalen bereikten wel betrouwbaar waren. Een groot aantal mensen van stand ijverde ervoor om Merckx weer wit te wassen. Wat ging van ministers over de Belgische Wielrijdersbond tot Félix Lévitan, de directeur van de Ronde van Frankrijk, die uiteraard graag dat grote talent aan de start van zijn wedstrijd had gezien.
De zaak kwam in handen van de FICP (toen de profsectie binnen de schoot van de UCI), die op 14 juni vergaderde in de gebouwen van de BWB, gesitueerd op het Martelarenplein in Brussel. Ik hoorde zeggen dat daar honderden mensen samenkwamen om het resultaat van de bijeenkomst uit eerste hand te vernemen. Ik wist ook dat er veel journalisten naar Brussel afgezakt waren, vanzelfsprekend om de reacties van Merckx op het verdict te noteren. Ikzelf was er niet bij. Ik volgde op dat moment de Ronde van Zwitserland, waar Herman Vanspringel leider was, een plaats die hij in extremis aan de Italiaan Adorni moest laten. In een belangrijke bergrit had hij over enkele cols gekoerst met een slepend achterwiel, zonder dat hij zich daar in het heetst van de strijd bewust van was.
Maar nog voor hij de trui verspeelde, vernam de bijna-winnaar van de Tour 1968 dat Eddy Merckx er op 28 juni toch bij zou zijn. Zijn straf werd ingekort. “We weten dus waaraan we ons te houden hebben”, zuchtte Vanspringel. “Hij was al heel het jaar door ruim de beste, in de Ronde zal dat niet anders zijn.”
In het peloton reageerden verschillende renners (tegenstanders) verbaasd over de reactie van Merckx, die zich niet helemaal tevreden had getoond over de uitspraak. Hij had geen inkorting, maar wel een kwijtschelding van zijn straf verwacht. Met die houding wist Merckx (ongewild) de complottheorie nog verder te versterken en zorgde er (alweer ongewild) voor dat de meeste renners amper bezwaar hadden tegen de ongewone voorkeursbehandeling die de FICP de Belg gegund had.
Adjectieven te kort
In hoeverre Merckx na die bewogen periode klaar zou zijn om zijn eerste Tour aan te vatten, was het onderwerp van vele reportages die in de aanloop naar het grote evenement geschreven werden. Bij de groep van Het Laatste Nieuws en Sport 70 stond men echter wel paraat. De uitgeverij Hoste (het overkoepelend orgaan) stuurde liefst dertien mensen op het evenement af: journalisten, fotografen, chauffeurs, rijders. Te vervoeren in auto’s, op motoren en zelfs in een camionette, waarin een toestel (Belino genaamd) stond, nodig om dezelfde dag nog foto’s te versturen. Wat in die tijd heel wat ingewikkelder was dan nu met de computer.
Wij, journalisten van Het Laatste Nieuws, werkten met een strakke taakverdeling, die de jonge reporters van nu misschien zal verbazen, maar die in de praktijk wel comfortabel uitviel, gezien de enorme hoeveelheid kopij die we elke avond moesten afleveren.
Dat waren bladzijden en bladzijden en ik vraag me nog altijd af hoe we dat telkens weer tijdig rond kregen. De communicatiemiddelen waren niet zoals ze nu zijn. We moesten onze teksten telefoneren via lijnen die vaak verstoord waren of in de bergen moeilijk te verkrijgen.
Louis Clicteur was de chef en hij schreef dus ellenlange, beschouwende verhalen, in een soms barokke, soms romantische stijl. Meer dan eens ontbraken hem adjectieven om zijn bewondering voor Merckx op papier te krijgen.
Lucien Berghmans was veel langer in dienst dan ik. Hij kreeg de opdracht Merckx (én zijn sportdirecteur Guillaume Driessens én zijn ploegmaats) van ’s morgens tot ’s avonds op de voet te volgen en elke zucht van Eddy te noteren. Dat was geen gemakkelijke opdracht, want zo Merckx wel veel gezucht zal hebben, spreken deed hij maar moeizaam. Niet dat hij afstandelijk was of de journalisten uit de weg ging, neen, hij was zo geconcentreerd op de koers dat hij er amper over kon praten.
Ik, de nieuwkomer ten slotte, mocht mij met ’de anderen’ bezighouden. In een eerste tijd had ik het daar gemakkelijk mee. Omdat de hierboven beschreven rolverdeling al het hele seizoen gold, had ik bij de Belgische renners de reputatie van de man die niet tot vervelens toe over Merckx schreef. Voor ik bij Het Laatste Nieuws belandde, had ik al een behoorlijk aantal Ronden gevolgd in dienst van de Antwerpse Volksgazet. Ik huurde daarvoor een plaats in de wagen van Franse kranten en via hun journalisten kwam ik nauw in contact met kerels als Poulidor, Pingeon, Aimar. Langs andere wegen had ik toegang gecreëerd tot kampioenen als Felice Gimondi en Jan Janssen. Maar ja, wat konden die heren vertellen als hun achterstand almaar groter werd, samen met hun graad van uitputting trouwens.
Vier winnaars en een rebel
Het moet daarbij onderstreept worden dat Merckx niet zomaar gelijk wie in de vernieling reed. Aan de start van die Tour stonden ongeveer alle zwaargewichten van die tijd. Noteer maar … Vier ex-winnaars, zijnde Felice Gimondi, Lucien Aimar, Roger Pingeon en Jan Janssen. Twee specialisten van de tweede plaatsen, Raymond Poulidor en Herman Vanspringel, mannen die er nog altijd op mochten hopen dat het tij voor hen ooit eens zou keren. En één rebelse nieuwkomer, een jonge debutant die voor zichzelf gezworen had het nog prille rijk van Eddy Merckx te ondergraven. Dat was Roger De Vlaeminck. Ik herinner me dat hij op een vroege avond, helemaal in het begin van de Ronde, in de perszaal belandde. Samen stappend naar de uitgang, kreeg ik de gelegenheid even rustig met hem de situatie te overlopen. Ik noteerde ijverig: “Nooit of nooit wint hij de Ronde. Daar zal ik persoonlijk voor zorgen!”
Uiteraard was ik tevreden over het resultaat van die korte wandeling met Roger De Vlaeminck, maar mijn bijdrage werd op de fanatiek Merckxgezinde redactie van de krant op voorbehoud, ja bijna op hoongelach onthaald. Ik dacht enkele etappes verder het gelijk van Roger te kunnen onderstrepen. Op de weg naar de Ballon d’Alsace was hij een van de weinige tegenstanders die Merckx konden volgen in zijn reactie op de ontsnapte Rudy Altig. Helaas voor hem ging hij, net als al de anderen, ook knock-out bij de mokerslagen van de nieuwe Tourheerser.
Vele dagen later werd nog maar eens een bijdrage van mijn hand op ongeloof onthaald. Ik was tijdens de rustdag op de kamer gaan praten met Lucien Van Impe. Hij was ook een debutant in die Ronde, waarin hij ongeveer zijn eerste profwedstrijd reed. Van Impe had het er tot dan toe niet slecht afgebracht en dat sterkte blijkbaar zijn zelfvertrouwen: “Ooit kom ik hier terug om te winnen”, verklaarde hij stoutmoedig. Steeds op die fanatiek Merckxgezinde redactie overlegde ongeveer iedereen met iedereen of zo’n titel wel in de krant kon (vernam ik later). Daar zag men die grote, stevige Merckx de Ronde ongeveer tot in de eeuwigheid overheersen. En dan kwam daar plots zo’n frêle broekventje verklaren dat hij … Neen, dat leek te veel op een illusie. Lucien heeft later, in tegenstelling tot Roger, toch gelijk gekregen.
Poulidor zou nooit winnen
Vanzelfsprekend konden de Poulidors, de Pingeons, de Gimondi’s, de Janssens en de Aimars van geen kanten vermoeden dat die jonge, frisse nieuwkomer hen totaal in de vernieling zou rijden. Alleen de nuchtere Kempenaar die Herman Vanspringel was en is, had, zoals al gezegd, meer dan een voorgevoel dat het onbegonnen werk was om nog voor de eindzege te strijden. In 1968 was hij zich er al van bewust dat hij zijn enige en laatste kans verkeken had.
Bij andere rivalen klonk het nog even anders, zij het dan dat hun argumenten ook niet zwaar doorwogen. Felice Gimondi zag het allemaal nog wel zitten: “Eddy heeft wel de Giro van 1968 gewonnen, maar hij zal nu leren dat de Tour nog iets heel anders is.” Roger Pingeon ging het nog veel verder zoeken: “Ik heb met hem bij Peugeot in dezelfde ploeg gereden. Ik weet dat hij de hitte van juli moeilijk zal verdragen.”
Eén man had het allemaal wél zien aankomen, zij het dan dat hij niet meer in het peloton zat. Jacques Anquetil, op bezoek in de Ronde, wist het al lang op voorhand: “Die Merckx zal niemand, maar dan ook niemand kunnen tegenhouden, dit keer niet, de volgende jaren evenmin.”
Met de dag werd het duidelijker en duidelijker dat Eddy al die prestigieuze rivalen (ex-winnaars en vedetten) tot de rol van figuranten had veroordeeld. De commentaren in het andere kamp gingen steeds grimmiger en vol verbittering klinken. Wat hadden zij, de heersers, de triomfators van gisteren, vandaag nog in dat peloton te zoeken? Ik kreeg er zelf kippenvel van toen ik uit de mond van Felice Gimondi mocht optekenen: “Ik weet nu zeker dat er met Merckx als renner niet te leven valt. Ik heb er twee jaar over gedaan om dat langzaamaan te beseffen, om dat moeizaam te verwerken.”
Het vermeende doodvonnis
Onlangs werd mij gevraagd hoe de volgerskaravaan reageerde op de onvoorstelbare raid van Eddy Merckx in de etappe naar Mourenx-Ville-Nouvelle. Het antwoord kon kort en krachtig zijn: verbijsterd. Het was ook een zelden geziene vertoning, opgevoerd door een leider in de rangschikking, die de rest van de wedstrijd gezien zijn voorsprong in alle rust kon controleren, maar toch nog eens op avontuur trok om finaal zijn bonus bijna te verdubbelen. In die tijd werden alle ritten vanuit de wagen van start tot aankomst gevolgd. Elke fase kon, als men een handige chauffeur had, van redelijk dichtbij bekeken worden en die strijd om de beste plaatsen in de karavaan werd alleen maar onderbroken om even voorop te snellen en het simpele broodje te verorberen. Of om naast de auto van een collega te rijden en van raampje tot raampje de evolutie te bespreken. Dat werd, in die rit naar Mourenx-Ville-Nouvelle, meer dan eens gedaan. En ik weet nog heel goed dat er toen, voor het eerst, ongeloof in de rangen sloop, vooral toen melding gemaakt werd van de inzinking die de leider te verwerken kreeg. “Dit is het einde”, hoorde ik meer dan één keer zeggen. “Hiermee heeft hij het eigen doodvonnis getekend.” Bij de benadering van de grote Tourtriomf via de kanalen van de oppositie meen ik mij nog een belangrijk detail te herinneren. Zoals al gezegd en algemeen geweten is, werd Merckx minder dan een maand voor de start van de Ronde betrapt op het gebruik van een verboden substantie. Het pleit voor de tegenstanders dat zij – hoe zwaar, pijnlijk, vernederend de nederlaag ook was – nooit naar buiten kwamen met verdere verdachtmakingen. Alleen Jan Janssen alludeerde op het incident, maar dan wel voor de strijd geleverd en beslecht werd. Hij had daar zijn redenen voor. In het begin van het seizoen werd hij voor een maand langs de kant gezet omdat hij in Parijs-Nice een controle miste. Hij moest wegblijven uit alle klassiekers, waarin hij zo vaak geschitterd en ook getriomfeerd had. Dus klaagde hij erover dat hij zijn sanctie helemaal had moeten uitzitten en Merckx niet.
In alle bescheidenheid
Als je het vergelijkt met wat er nu op de Champs-Elysées gebeurt, viel de apotheose van Eddy’s eerste Rondezege (en van de volgende vier) maar magertjes uit. De indrukwekkende piste van het Prinsenpark werd verder gesloopt voor de aanleg van de ring rond Parijs en opnieuw werd de karavaan op de slotdag ontvangen in het allesbehalve riante Stade Municipale van Vincennes. Om wat kleur te geven aan onze slotconclusies trokken Louis Clicteur en ik langs de achterkant naar de tribune om daar te kijken hoe moeder Merckx en haar familie de triomf van zoonlief beleefden. We gluurden door de spleten van de wand, maar zagen weinig animo en zeker geen gloeiende geestdrift. De Merckxen bleven op het uur van de grote glorie wat ze altijd geweest waren en zullen blijven: bescheiden. De overhandiging van de definitieve gele trui had – steeds in vergelijking met wat daar nu allemaal bij komt kijken – weinig om het lijf, als ik dat zo mag zeggen. Het gebeurde op de tribune, Félix Lévitan speelde er de stijlvolle gastheer, onder meer voor de eigenaars van Amaury Sports, toen voor 95 procent eigenaar van de Tour. Merckx stak wel de arm op en groette met een flauwe glimlach de overkant van het stadion, waar amper plaats was om toeschouwers te ontvangen. Alleen de ereronde had iets: Merckx gezeten op de voorkant van de wagen, Guillaume Driessens op een gewone fiets, de ploegmaats in het spoor. En een daverende ovatie. Maar dan bleef er nog steeds dat kader, dat grauwe stadion en dito wielerbaan. Het had iets beklemmends. Superman was weer onder de stervelingen, het grote avontuur kreeg een doordeweeks einde.
Ik heb Eddy Merckx nog heel de avond gevolgd, maar meer dan een rush doorheen Parijs werd het niet. Of amper. Ik zag hem na de ceremonie, die weinig protocolairs had, op het middenplein van het stadion dralen, helemaal alleen. Later vernam ik dat iedereen al vertrokken was en hij niet goed wist waar hij heen moest. Van het hotel ging het naar de kantoren van Le Parisien Libéré, de organiserende krant, voor de traditionele receptie. Ik heb voor dergelijke gelegenheden al meer luxe en standing gezien. Merckx kreeg er uit de handen van mevrouw Lévitan een … fotoalbum. Nu lijkt dat banaal, toen iets minder. Het gold als een hele prestatie om de beelden van de slotdag nog tijdig in het boek te krijgen. Ik herinner me Merckx die zwetend en haast verlegen handjes schudde. En enkele omstanders toch weer verbaasde. Een foto waarop alleen hij te zien was, rijdend op een asfaltweg zonder de minste indicatie, wist hij in de juiste etappe te situeren. Sponsor Faema had nog een feestmaal gepland in het Restaurant des Ministères op de linkeroever van Parijs. Met ploegmaats en personeel. De fotograaf mocht een paar kiekjes schieten, maar ik vermoedde dat Eddy daar, na die hectische dag, na die slopende maand, eindelijk eens tot rust kwam. Voor niet lang, want Paul Vanden Boeynants wachtte hem in de luchthaven van Le Bourget op met een privévliegtuig dat hem in de kortste keren terug naar Brussel bracht. Nog een paar fotootjes en dan verdwenen wij (chauffeur, fotograaf en ik) ook in de nacht, een lange nacht, vermits we in de buurt van Halle langs de kant van de weg moesten met benzinepech.
Alweer achteraf beschouwd deed België het bij het onthaal van de nieuwe Rondeheerser veel beter dan Frankrijk. Koning Boudewijn liet het hele protocol voor wat het was en ontving (tegen alle regels in dus) Eddy en zijn ploeg op die maandag 21 juli op het paleis. De Grote Markt van Brussel bood voor de ultieme volkshulde een ander decor dan dat stadion in Vincennes. Zelden drumden daar zo veel uitbundige mensen samen en daar genoot Eddy duidelijk van. In alle bescheidenheid trouwens, want hij weigerde bij herhaling de vergelijking te maken tussen zijn prestatie en de eerste landing op de maan, ongeveer op hetzelfde ogenblik als die zo lang verwachte Belgische Tourzege. “Er is gewoon geen vergelijking te maken”, zei Eddy. “Wat die mensen presteerden, is zoveel sterker, heeft zoveel meer betekenis.”
DOOR ROBERT JANSSENS
Tour de France 2024
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier