Drie conclusies na het WK tijdrijden: als net verliezen voor Wout van Aert ook winnen is
Vijf medailles in de laatste vier WK’s tijdrijden behaalde België: geen enkel land doet beter. Toch zat er ook deze keer geen goud in, weggekaapt door hyperspecialist Filippo Ganna. Een nederlaag was het zilver en brons voor Wout van Aert en Remco Evenepoel echter allerminst. En wel hierom.
De winnaar in Wout van Aert
De wegrit van zondag was en is het grootste doel, herhaalde Wout van Aert telkens weer voor het WK tijdrijden. En toch, toch, greep hij op het ’t Zand in Brugge naar de rechtopstaande haren met witte bles, toen hij zag dat Filippo Ganna 5,34 seconden vlugger de 43,3 km had afgelegd, een verschil van zo’n 75 meter, of… 2,4 watt.
Wéér zilver, voor de negende keer in zijn profcarrière in 16 internationale kampioenschappen, in het veld en op de weg. Je zou voor minder zuchten: “Het zilver te veel.” Toch toonde Van Aert zich weer groots in het verlies toen hij Ganna meteen ging feliciteren – de Amerikaanse website Velonews.com noemde hem zelfs “a poster child for good sportsmanship.“
Als je als allrounder slechts 5,34 seconden verliest op een pure tijdrijder kan je zelfs onmogelijk van een ‘nederlaag’ spreken – ook al is de eerste ontgoocheling van de volbloedwinnaar in Van Aert uiteraard te begrijpen.
Waar zat dan het verschil? Niet zozeer tijdens de tijdrit, maar ervoor in de voorbereiding: de Kempenaar focuste in zijn trainingen vooral op duurvermogen en explosiviteit, met full-out sprintjes tussen 15 en 40 seconden. De specifieke tijdrittrainingen, met langere intervalblokken tot acht minuten net boven de anaerobe drempel, liet hij echter achterwege. Iets wat Van Aert wél had gedaan als hij, zoals Ganna, alleen op het WK tijdrijden had gefocust.
Geen toeval dus, de manier waarop het tijdsverschil tussen hem en de Italiaan tot stand kwam: de Jumbo-Vismarenner was aan het eerste tussenpunt, na 13,8 km, 7 seconden rapper, maar verloor dan zes seconden tot het tweede tussenpunt (over 19,5 km), en nog 6 seconden tot de finish (over 10 km) – het uiteindelijke verschil.
Door het gebrek aan specifieke tijdrittrainingen kon Van Aert in dat laatste deel zijn omwentelingsritme van 100 pedaalslagen per minuut niet vasthouden, in de laatste 6 km viel het zelfs terug tot 94 per minuut. Duidelijk ook te zien aan de houding van de Kempenaar, die veel meer met zijn bovenlijf moest bewegen om de trappers rond te krijgen. In plaats van een extra (geplande) versnelling te plaatsen zakte zijn gemiddelde snelheid in die slotkilometers zo tot 53,9 km per uur, terwijl Ganna in die laatste 10 kilometer 54,5 km haalde, mede omdat hij als pure tijdrijder zijn cadans wel kon aanhouden.
Conclusie: deze tijdrit bevestigt – voor zover dat dat nog nodig was – dat Van Aert nooit beter is geweest. En dat hij klaar is om gelijk welk scenario, in een verwachte sprint van een kleine groep, maar zelfs ook met een solo na een keiharde wedstrijd, zijn zo begeerde wereldtitel op de weg te grijpen.
Als bekroning van een veelzijdig oeuvre waarin zelfs net niet winnen, ook voor de negende keer, allerminst verliezen is.
Remco Evenepoel: pound per pound de beste
‘De prestatie van de dag’ had Remco Evenepoel volgens bondscoach Sven Vanthourenhout neergezet, door als lichtgewicht brons te veroveren, opboksend tegen zwaargewichten. Met zijn 62 kg was de Schepdaalnaar inderdaad pound per pound, zoals dat in bokstermen heet, inderdaad de sterkste: weliswaar 44 en 38 seconden trager dan Filippo Ganna (82 kg) en Wout van Aert (78 kg), maar wel sneller dan Kasper Asgreen (75 kg), Stefan Küng (83 kg), Tony Martin (75 kg), Stefan Bissegger (78 kg), Ethan Hayter (69 kg), Edoardo Affini (80 kg) en Tadej Pogacar (67 kg).
Nota bene op een biljartvlak parcours waar Filippo Ganna én Wout Van Aert het recordgemiddelde op een WK-tijdrijden, op naam van Tony Martin in Doha 2016, opkrikten van 53,671 km/u naar respectievelijk 54,355 km/u en 54,253 km/u. Evenepoel bleef nog net onder Martins gemiddelde met 53,545 km/u, maar gezien zijn gewicht is dat een fenomenale prestatie.
Dankzij een beter pacing plan, of toch de uitvoering ervan, dan op het voorbij EK tijdrijden. Toen vergaloppeerde Evenepoel zich in het eerste deel. Dat was tussen Knokke-Heist en Brugge anders: na 13,8 km klokte hij pas de vijfde tussentijd, 28 seconden verliezend op Van Aert en 21 op Ganna. Daarna dreef Evenepoel, ondanks een kwijtgeraakte drinkbus (wat hem een tikje minder aerodynamisch maakte) zijn snelheid op, ook door zijn hoge cadans van 105 omwentelingen per minuut te bewaren: derde tijd in het 19,5 km lange stuk tot het tweede tussenpunt (slechts 9 seconden trager dan Ganna en 3 dan Van Aert), vierde tijd in het laatste 10 km lange deel tot de finish in Brugge (12, 6 en 4 seconden trager dan Ganna, Van Aert en Asgreen).
Met dank aan wattages (gemiddeld ongeveer 390 watt, of liefst 6,3 watt per kg) die de Vlaams-Brabander naar eigen zeggen zelfs voor zijn val in Il Lombardia vorig jaar niet trapte. En dat amper een jaar en drie dagen nadat hij op 22 september 2020 een eerste keer op de rollen fietste na die ravijntuimeling in Lombardije: een ’training’ van veertig minuutjes, met een véél lagere snelheid dan de 53 kilometer per uur die hij tussen Knokke-Heist en Brugge haalde.
We vergeten soms te vlug waar Evenepoel vandaan komt. Dat weet hijzelf meer dan wie ook. En dus was hij, veel meer dan Van Aert, blij met zijn brons, op dat vlakke parcours. Op een leeftijd van trouwens nog altijd maar 21 jaar en 238 dagen. Alleen ene Jan Ullrich (20 jaar, brons in 1994) en… Evenepoel zélf (19 jaar en 243 dagen) waren ooit jonger toen ze een medaille veroverden op het WK tijdrijden.
Ter vergelijking: Fabian Cancellara en Tony Martin, de twee recordhouders qua aantal wereldtitels tegen de klok (elk vier), pakten hun eerste (bronzen) WK-medaille, in 2004 en 2009, op hun 24e… De kans is reëel dat als Evenepoel de komende twee jaar een zwaarder tijdritparcours voor de wielen krijgt, hij voor die leeftijd zijn eerste wereldtitel zal pakken.
De meesterpieker in Filippo Ganna
Het was een grappig beeld: hoe enkele Belgische fans, die wisten hoe miniem het verschil was tussen Van Aert en Ganna, met hun uitgestrekte armen de Italiaan aanmaanden om wat trager te rijden. Het hielp niet, integendeel. Ganna hield zijn recordgemiddelde aan, kieperde de statistiek dat hij nog nooit een tijdrit van plus 40 km had gewonnen (0 op 6 tot voor het WK) in de vuilbak, en pakte zijn tweede wereldtitel op rij.
Een overwinning van de pure power, de specialisatie, van de hoofdfocus op het WK, én, zoals Ganna ook aangaf: van het hoofd. ‘Mai arrendersi’ – nooit opgeven, postte hij op Instagram.
Je mag dan wel een atletisch en aerodynamisch wonder zijn, je moet ook telkens weer de motivatie vinden om, zoals Van Aert dat ook goed kan, na een vervulde ambitie weer te pieken richting een nieuw hoogtepunt. En dat ook te realiseren.
Ook daarin is Filippo Ganna een meester: hoewel hij af en toe een steek(je) lijkt te laten vallen (zoals zijn zilveren medaille op het EK in Trento), heeft hij sinds vorig jaar ál zijn hoofddoelen waargemaakt: de wereldtitel in eigen land, in Imola, vijf tijdritten in de Giro’s van 2020 en 2021, de ploegenachtervolging op de Spelen (waar hij met een fenomenaal slot de Italianen voorbij de Denen katapulteerde) en het WK tijdrijden in België. Mentaal misschien wel de zwaarste opdracht, amper een goeie maand na zijn olympische titel, bovendien in het hol van de leeuwen Van Aert en Evenepoel.
Mede dankzij het vlakke parcours dat op zijn maat gesneden was (en dat heeft hij dan weer te danken aan de citymarketing waarvoor Knokke-Heist en Brugge vele duizenden euro’s neertelden). Maar dat doet niets af van de verdienste van de beste tijdrijder van zijn generatie. Op zijn, niet te vergeten, nog altijd maar 25e.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier