Drie conclusies na het wielerjaar 2024: hoe Tadej Pogacar beter deed dan Eddy Merckx én alle ploegen uit het verleden

Tadej Pogacar won Il Lombardia met ruim drie minuten voorsprong. © Getty Images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Het wielerseizoen van 2024 zal de geschiedenis ingaan als dat waarin Tadej Pogacar alles en iedereen domineerde. Maar ook onze landgenoten hebben een topjaar achter de rug. Een overzicht in drie opvallende conclusies.

Tadej Pogacar zet unieke reeks neer

Veel is al gezegd en geschreven over het superseizoen van Pogacar. De Sloveen stak de zogenaamde ‘Triple Crown’ (eindstand Giro en Tour, inclusief twaalf ritzeges, plus WK) op zak, won twee monumenten (Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia) en was daarnaast ook de beste in de Strade Bianche, de GP Montréal, de Giro dell’Emilia en de Ronde van Catalonië.

Zelfs geen enkele plóég heeft in de naoorlogse geschiedenis ooit zo’n reeks neergezet als Pogacar in 2024 in zijn eentje.

Pogacar werd zo, met grootste voorsprong, de nummer één in de UCI World Ranking. Hij sprokkelde in totaal 11.655 punten. De tweede, Remco Evenepoel, was – dankzij een derde plaats in de Tour, een dubbele olympische titel en een wereldtitel tijdrijden – goed voor 6072,6 punten, of slechts 52 procent van het aantal van de Sloveen. De kloof tussen de nummers één en twee in die jaarklassementen is nog nooit zo groot geweest sinds de Internationale Wielerunie (UCI) in 1984 de FICP-ranking in het leven riep, die daarna de UCI/ProTour/WorldTour/World Ranking werd.

Of Pogacar ook de beste seizoenen van Eddy Merckx heeft geëvenaard of overtroffen, kun je moeilijk eenduidig aantonen, ook niet met een puntenranking. Veel hangt af van de methode: neem je alle overwinningen in rekening, aangezien Merckx meer (nu niet meer bestaande) wedstrijden afwerkte, en in 1972 bijvoorbeeld ook het werelduurrecord verbeterde? En hoeveel gewicht geef je aan welke overwinning? Afhankelijk ook van het wielertijdperk, want sommige races waren in de jaren zestig en zeventig belangrijker dan nu, of omgekeerd. In Merckxs topjaren was er bijvoorbeeld nog geen sprake van de vijf monumenten en stonden de Waalse Pijl, Parijs-Tours, vele Italiaanse klassiekers en rittenkoersen hoger in aanzien.

Twee Belgen in de top drie is niet uniek, maar zes landgenoten in de top 25 is wel het grootste aantal sinds in 1984 het FICP-klassement werd ingevoerd.

Volgens de Deense website Prestigelisten, dat alle seizoenen uit de wielergeschiedenis rangschikt, overtrof Pogacar in 2024 Merckxs beste seizoen in 1972 (643 vs. 585 punten). Volgens een ranking die ondergetekende al jaren bijhoudt deed de Belg in 1972 nét iets beter dan de Sloveen: 1670 vs. 1545 punten voor Pogacar, die op basis van die ranking wel meer punten behaalde dan Merckx in 1971 (1525).

Hoe dan ook heeft de renner van UAE Team Emirates iets gepresteerd wat ook Merckx, en geen enkele renner, ooit heeft gerealiseerd: minstens twee grote rondes (inclusief de belangrijkste, de Tour), minstens twee monumenten én het WK winnen. De Kannibaal kwam in 1972 wel in de buurt, met eindzeges in de Rondes van Italië en Frankrijk en drie overwinningen in monumenten, maar hij werd geen wereldkampioen.

Meer zelfs: geen enkele plóég heeft in de naoorlogse geschiedenis ooit zo’n reeks neergezet als Pogacar in 2024 in zijn eentje. Carrera Jeans deed, als laatste, in 1987 wel bijna even goed, met de ‘Triple Crown’ voor Stephen Roche, en een zege in Milaan-Sanremo voor Erik Mächler, maar kwam één monument te kort.

De ploegmaats van Tadej Pogacar steken de Sloveen in de lucht na zijn zege in de Tour de France. © Getty Images

Opmerkelijk: Carrera en ook de ploegen van Merckx waren grotendeels afhankelijk van één renner, terwijl UAE Emirates, het team van Pogacar, in 2024 in totaal 81 zeges boekte, met twíntig verschillende renners. Sinds 1996 scoorde alleen Team Columbia kwantitatief nog iets beter, in 2009, met 85 zeges. Maar dat team won toen slechts één monument (Milaan-Sanremo, met Cavendish) en geen grote ronde. Terwijl UAE Emirates met Marc Hirschi ook triomfeerde in WorldTourraces als de Clásica San Sebastián en de GP Bretagne, en in WorldTourrondes als die van Catalonië (Pogacar), het Baskenland (Juan Ayuso), Zwitserland (Adam Yates) en de Renewi Tour (Tim Wellens).

Tijdperken blijven moeilijk te vergelijken, maar op zijn minst kun je concluderen dat Pogacar én zijn team het beste seizoen uit de ‘moderne’ wielergeschiedenis hebben neergezet.

De solo’s werden nog straffer

In 2023 werden alle vijf monumenten en het WK bij de mannen gewonnen na een solo. Dat was sinds de Tweede Wereldoorlog nog nooit gebeurd. Dat scenario herhaalde zich bijna dit jaar. Alleen in Milaan-Sanremo werd gesprint om de zege, met Jasper Philipsen als winnaar. Niet toevallig omdat Mathieu van der Poel en Tadej Pogacar elkaar hadden geneutraliseerd.

Het zette de toon voor de andere monumenten. De Nederlander reed solo naar de overwinning in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. De Sloveen deed hetzelfde in Luik-Bastenaken-Luik, Il Lombardia en in het WK. Ter vergelijking: tot voor 2023 hadden er nog nooit twee renners elk twee monumenten gewonnen in één seizoen. Van der Poel en Pogacar realiseerden de dubbelslag twee jaar op rij, én deden daar elk een wereldtitel op de weg bovenop.

Mathieu van der Poel soleert naar de zege in Parijs-Roubaix. © BELGA

Nog opvallender is de voorsprong waarmee ze hun solozeges boekten: 1 minuut en 2 seconden en 3 minuten voor Van der Poel in de twee kasseiklassiekers, 1 minuut en 39 seconden en 3 minuten en 16 seconden voor Pogacar in de twee klimklassiekers en 34 seconden in het WK.

Samengetelde voorsprong: 9 minuten en 31 seconden. Dat is de hoogste som in de zes grootste eendagswedstrijden sinds 1948 (10 minuten en 3 seconden) en 1947 (9 minuten en 35 seconden). Toen staken de Italiaanse wielericonen Gino Bartali en Fausto Coppi in hun thuisklassiekers (Milaan-Sanremo en Il Lombardia) er met kop en schouders bovenuit, maar niet in de andere monumenten of op het WK.

Conclusie: geen enkel duo heeft in de wielergeschiedenis de grootste eendagskoersen zo gedomineerd. Met die bemerking dat Remco Evenepoel ook goud veroverde in de (vierjaarlijkse) olympische wegrit, weliswaar zonder Pogacar aan de start. Niet toevallig won ook hij solo, met meer dan een minuut voorsprong.

Beste Belgische wielerjaar in moderne wielertijden

In het vrouwenwielrennen steeg Lotte Kopecky naar nog grotere hoogten dan in 2023: ze verlengde als eerste Belgische haar wereldtitel op de weg en werd de eerste landgenote ooit die aan het einde van het seizoen bovenaan prijkt op de World Ranking, of op voorafgaande WorldTour/ProTour of UCI/FICP-rankings. Daar deed ze nog acht medailles bij op EK’s, WK’s en op de Olympische Spelen, op de weg, de piste en op gravel. In eigen land is de Asseneedse wel nog buiten categorie, al won Justine Ghekiere een rit in de Tour de France Femmes.

Lotte Kopecky schreeuwt haar vreugde uit: ze is opnieuw wereldkampioen op de weg. © BELGA MAG/AFP via Getty Images

Bij de mannen scoorden de Belgen in 2024 wel zowel kwalitatief als kwantitatief zeer goed. 33 landgenoten wonnen in totaal 95 UCI-koersen (exclusief BK’s, minstens 1.1/2.1-categorie), waarvan 39 op WorldTourniveau, met 15 verschillende renners.

Qua totale aantal moet je al teruggaan naar 1985 voor een seizoen met meer Belgische zeges (102). Het aantal overwinningen op het hoogste WorldTour is het hoogste dat álle landen hebben behaald sinds de ProTour (later WorldTour) in 2005 werd ingevoerd. 39 zeges is één meer dan Spanje in 2006. En dan moet je daar nog de dubbele olympische titel van Remco Evenepoel en zijn wereldtijden in het tijdrijden bij doen, terwijl Spanje in 2006 geen internationaal kampioenschap won.

Niet te vergeten: de Schepdaalnaar eindigde ook op het podium van de Tour, als derde. Alleen Jurgen van den Broeck had hem dat als Belg, in 2010, voorgedaan sinds de tweede plaats van Lucien Van Impe in 1981.

Remco Evenepoel won de olympische wegrit in Parijs. © BELGA MAG/AFP via Getty Images

De dominantie van de Belgen blijkt ook uit de eindstand van de World Ranking van 2024: ons land voert voor het vierde jaar op rij het landenklassement aan, en zes landgenoten staan bij de eerste zeventien: Remco Evenepoel (2e), Jasper Philipsen (3e), Wout van Aert (10e), Maxim Van Gils (14e), Arnaud De Lie (16) en Tim Merlier (17e). Twee Belgen in de top drie is niet uniek (Van Aert en Evenepoel werden tweede en derde in 2022), maar zes landgenoten in de top 25 is wel het grootste aantal sinds in 1984 het FICP-klassement werd ingevoerd.

Het hoge aantal zeges is mede te danken aan een sterke generatie sprinters, zowel in de WorldTour als op lager niveau. Achttien verschillende Belgen wonnen in 2024 minstens één race in een groepssprint, met Merlier (Europees kampioen en nog 15 zeges, waaronder drie ritten in de Giro) en Philipsen (winnaar van Milaan-Sanremo en drie Touretappes) als vaandeldragers. En dan te zeggen dat die andere topper, Wout van Aert, een groot deel van het seizoen was uitgeschakeld door zware valpartijen.

Conclusie: naast Pogacar heeft ook België, dankzij Lotte Kopecky en een brede reeks toppers bij de mannen, zijn beste seizoen in moderne wielertijden achter de rug.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content