De zegehonger van ‘Kannibaal’ Tadej Pogacar: nog niet te vergelijken met die van Eddy Merckx
Een voorsprong van bijna acht minuten bij het ingaan van het slotweekend en al vijf ritzeges op zak. Geen grote ronde is deze eeuw zo gedomineerd als de Giro 2024 door Tadej Pogacar. Vergelijkingen met Eddy Merckx worden dan weer van stal gehaald, maar die gaan niet helemaal op.
‘Zaterdag in de rit naar de Monte Grappa eindigen we niet ver van de Sloveense grens. Veel landgenoten zullen er langs de kant staan. Ik hoop dat ik daar de benen heb om nog eens een show op te voeren’, vertelde Tadej Pogacar donderdagavond tegen de Sloveense pers. Voor de internationale media klonk het wat voorzichtiger – ‘Een heel mooie rit, dichtbij Slovenië. We zullen zien wat dat brengt’ – maar vrijdag was hij al meer uitgesproken in zijn voorspelling: ‘Een solo zou het mooiste zijn.’
De kans is dus groot dat Pogi op de voorlaatste dag zijn zegeteller op zes zal zetten. In deze Giro doet hij namelijk wat hij wil, bij gebrek aan echte tegenstand. Als hij zijn zinnen zet op winnen, dan gebeurt dat ook. Op de openingsetappe naar Turijn na, toen Jhonatan Narváez hem op de laatste steile helling kon volgen, en hem klopte in de sprint. Waardoor Pogacars voornemen om van begin tot einde de roze leiderstrui te dragen in het water viel. Het was het enige moment in deze Giro waarin hij ietwat geagiteerd was. Daags nadien zette hij dat vlug recht met ritwinst op de klim naar het Santuario di Oropa.
In de drie weken erna werd het plan van zijn UAE Team Emirates perfect uitgevoerd: (een van) de eerste rit(ten) winnen, de roze trui pakken, het team de race laten controleren zonder veel energie te verspillen, en ook de belangrijkste bergetappes proberen te domineren. Met name de koninginnenrit naar Livigno, omdat Pogacar daar zijn eerste date had met zijn vriendin Urska – zo’n persoonlijke connectie is altijd een extra motivatie. Zoals dat ook zaterdag zal zijn in de rit over de Monte Grappa, aangevuurd door vele Sloveense supporters.
Eerder had hij ook de eerste tijdrit op zak gestoken, en nog twee etappes na een aankomst bergop, naar Prato di Tivo en Santa Cristina. Niet omdat Pogacar dat per se zelf wilde – hij wilde zich ook een beetje sparen voor de komende Tour de France – wel omdat zijn ploegmaats erop hadden aangedrongen of omdat andere teams ervoor zorgden dat hij tóch voor de ritzege kon gaan, zonder diep in zijn krachtenarsenaal te moeten tasten. Zulke kansen laat hij niet liggen.
Stukje van de taart verdelen
In andere ritten, zoals naar de Bocca della Selva, de Passo Brocon of vrijdag naar Sappada, gaf hij met zijn ploeg de vluchters wel de ruimte, waarvan Valentin Paret-Peintre, Tobias Steinhauser en Andrea Vendrame profiteerden.
Al benadrukte Pogacar na de zege van Paret-Peintre ook dat hij er niet vrolijk van werd om zulke toegevingen te doen. ‘Iedereen is nu gelukkig. Veel mensen in het peloton zeiden dat we een stuk van de taart moesten delen.’ Afgelopen donderdag vertelde zijn teambaas Joxean Fernández Matxin dan weer dat hij niet geloofde in het uitdelen van geschenken in de sport. ‘Sommigen zeggen dat Tadej een tiran is, een kannibaal, dat hij alles wil winnen. Maar wij worden betaald om te winnen.’
Het is de dunne lijn die een dominant figuur altijd moet bewandelen: (te) veel winnen, met veel overschot, is voor sommigen ook niet goed. Al beheerst Tadej Pogacar wel de kunst om weinig afkeer op te wekken. Dankzij zijn guitige, jommekesachtige looks, zijn nooit te opscheppende interviews, en zijn sympathie voor anderen.
Na de rit naar Santa Cristina schonk hij zelfs voor de camera’s zijn zonnebril en roze trui aan de piepjonge Italiaan Giulio Pellizzari, die hij in de slotkilometer had voorbijgestoken. Dat gaat er bij de Italiaanse tifosi in als gesneden koek.
Hinault en Merckx nog straffer
Dat neemt niet weg dat Tadej Pogacar na de zaterdagrit mogelijk zes ritzeges zal tellen, bovenaan het bergklassement zal staan, en misschien ook het record van de grootste voorsprong in een grote ronde sinds 2000 (9 minuten en 18 seconden, Ivan Basso, Giro 2006) kan hebben verbeterd.
Voor eindwinnaars van grote rondes met zoveel voorsprong én zoveel ritzeges moet je al terug naar Bernard Hinault en Eddy Merckx. Die laatste won zelfs vier grote rondes (telkens de Tour de France) met meer dan acht minuten voorsprong na minstens zes ritzeges te hebben veroverd. In de Ronde van Frankrijk van 1970 was hij zo de snelste in acht etappes en had hij een voorsprong van 12 minuten en 41 seconden. In de editie van 1969 was de Brusselaar goed voor zes ritzeges, bedroeg zijn voorsprong in het algemene klassement net geen 18 minuten, en won hij ook het punten- én het bergklassement.
Nevenklassementen minder belangrijk
Het kannibalisme van Merckx was niet alleen zichtbaar in de cijfers. Ook zijn koersgedrag getuigde van een nog grotere vraatzucht dan dat van Tadej Pogacar. ‘In zijn beste periode kon Merckx nagenoeg elke rit en alle klassementen winnen. Al was dat toen ook een ander tijdperk, met minder specialisten – pure sprinters, tijdrijders, klimmers – dan vandaag’, zegt wielerhistoricus Patrick Feyaerts, die Merckx’ palmares grondig onder de loep nam.
Natuurlijk gaf Merckx soms andere renners ruim baan. Maar etappes wegschenken, of een akkoord sluiten met een medevluchter deed hij zelden of nooit.
Patrick Feyaerts, wielerhistoricus
‘De nevenklassementen, de bergtrui en de puntentrui vond hij iets minder belangrijk. Dat waren geen echte doelen. Als Merckx die won, was dat veeleer het gevolg van zijn dominantie op alle terreinen. Soms deelde hij zelfs “cadeaus” uit. In de Giro van 1970, die hij met tegenzin reed, liet hij het punten- en bergklassement aan Franco Bitossi en aan Martin Van Den Bossche. Merckx wilde niet té veel zijn stempel drukken nadat hij in de Giro van 1969 was uitgesloten wegens zijn positieve dopingtest. Bovendien was de Tour zijn enige echte hoofddoel van het seizoen.’
‘In die Tour deed hij ook geen extra moeite om Walter Godefroot van de groene trui te houden, idem in 1974, met Patrick Sercu. In de Giro van 1972 drong hij voor het puntenklassement ook niet aan: die “mocht” Roger De Vlaeminck winnen, omdat die Merckx hielp in zijn duel tegen José Manuel Fuenté, een Spanjaard die beter klom en dus in andere ritten bestookt moest worden. Vanaf 1971 heeft Merckx zich zelfs niet meer gesmeten voor de bergprijs.’
Altijd in de aanval
‘Die nevenklassementen waren onderschikt aan het eindklassement en aan zo veel mogelijk ritten winnen, zegt Feyaerts. ‘Zelfs in vlakke etappes viel Merckx aan, en ook in groepssprinten mengde hij zich. Herinner u zijn memorabele solo naar Orléans van 12 kilometer in de Tour van 1974, of het halsbrekende duel met Roger De Vlaeminck op de natte assepiste van Straatsburg in de Tour van 1971. En ook in bergritten hield hij zich nooit in, met zijn 141 kilometer lange aanval naar Mourenx in de Tour van 1969, waar hij een voorsprong had van bijna acht minuten, als mooiste voorbeeld.’
‘Natuurlijk heeft Merckx renners die geen bedreiging vormden voor het algemene klassement met zijn ploeg soms ruim baan gegeven. Hij kon ook niet élke rit winnen, en werd door zijn rugpijn na zijn val op de piste van Blois in 1969 soms ook wat pragmatischer in de bergetappes. Maar ritzeges echt wegschenken, of een akkoord sluiten met een medevluchter – jij de rit, ik de tijdwinst voor het algemene klassement – deed Merckx zelden of nooit. Zeker niet met renners die tegen zijn kar hadden gereden, of bondgenootschappen hadden gesloten met tegenstanders, zoals Cyrille Guimard in de Tour van 1971 met Luis Ocaña. Dan was Merckx onverzoenlijk.’
Geen ritzeges cadeau
Feyaerts herinnert zich slechts twee ritten die de Belg in een grote ronde cadeau heeft gedaan. ‘In de Tour van 1969 versloeg hij Felice Gimondi in een sprint met twee in Digne. Achteraf deed de Italiaan zijn beklag bij de pers. Hij vond dat hij, in ruil voor zijn samenwerking tijdens de vlucht, de ritzege had verdiend. Toen Gimondi de volgende dag opnieuw meewerkte in een ontspanning met vier renners, drong Merckx in de sprint in Aubagne niet aan.’
‘In de Giro van 1972 beloonde hij ook Gösta Petterson in de rit naar Catanzaro, als “bedanking” voor zijn medewerking. Samen hadden ze Merckx’ grote rivaal José Manuel Fuenté op meer dan vier minuten gereden. Eddy deed het wel niet van harte, want Petterson had eerst geen kopbeurten voor zijn rekening genomen, ook niet toen ze twee minuten voorsprong hadden. Merckx vroeg toen hulp aan de ploegleider van de Zweed en kreeg als antwoord: “Oké, als Gösta de rit mag winnen.” Waarop hij schoorvoetend instemde.’
Geen leiderstrui afstaan
‘Een leiderstrui bewust weggeven, kwam ook nooit op bij Merckx, toch niet als hij de trui zelf al vasthad’, zegt Feyaerts. ‘Slechts één uitzondering: Julien Stevens in de eerste week van de Tour van 1969, die drie dagen het geel mocht overnemen. Maar dat was een ploegmaat bij Faema. Voor Merckx had het ook weinig voordeel om de verantwoordelijkheid van de leiderstrui even af te staan. Het gewicht van de koers lag toch altijd bij hem, of hij nu bovenaan het klassement stond of niet.’
Conclusie, volgens Feyaerts: ‘Pogacar is tijdens deze Giro, mede door het gebrek aan echte concurrenten, zeer dominant, maar zo’n hongerige kannibaal als Merckx is hij nog niet. Al komt hij wel in de buurt.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier