Waarom we het veldrijden nog altijd geen internationale sport kunnen noemen
In Antwerpen vindt zondag de 250e wereldbekermanche in het veldrijden bij de mannen plaats. Het is, bij toeval, ook de start van het regelmatigheidscriterium dit seizoen.
De wereldbeker is minder internationaal dan de vorige editie, nu er voor het eerst sinds 2014-2015 – op het coronaseizoen na – geen race in de Verenigde Staten op de agenda staat. Zes van de twaalf wedstrijden worden in België gehouden, twee net over de grens met Nederland, in Hulst en Hoogerheide. Verder zijn er nog crossen in Ierland (Dublin), Italië (Cabras), Frankrijk (Besançon) en Spanje (Benidorm). Mondiaal is de ‘wereldbeker’ dus niet.
Dat was nochtans het opzet in 1993. Op initiatief van UCI-voorzitter Hein Verbruggen, die in 1989 al de wereldbeker op de weg in het leven had geroepen, en de Nederlander Gerrie van Gerwen, die een uitgebreid rapport over het veldrijden had opgesteld, werd dat seizoen de nieuwe wereldbeker uitgerold. Die moest tegenwicht bieden aan het steeds populairdere mountainbiken. De eerste editie, gewonnen door Paul Herygers, bleef wel beperkt tot slechts vijf manches. De organisatoren van de Superprestige, die in 1982 werd opgericht, waren immers niet blij met de concurrentie. Zij vreesden dat een aantal van hun toen twaalf races hun goede datum op de kalender zouden verliezen.
‘Het veldrijden laten groeien? Schaf de Superprestige en de X2O Trofee af’
Maar de UCI zette door onder leiding van Gerrie van Gerwen. Die wilde snellere parcoursen. Geen zware, vuile modderomlopen zoals in de Superprestige waar de race vaak al na twee rondes was beslist. Niet aantrekkelijk voor sponsors of televisie-uitzendingen, vond hij. De Nederlander beperkte ook de materiaalposten tot twee en voorzag aanvankelijk geen startgeld. Wel was er een zeer hoge prijzenpot. De eindwinnaar kreeg in 1998 al ruim 21.000 euro.
Van Gerwen realiseerde slechts gedeeltelijk zijn doel: de populariteit en het professionalisme van het veldrijden werden vanaf eind jaren negentig stevig opgekrikt. Dankzij de toenmalige BRTN, die meer cyclocrossen live begon uit te zenden, en dankzij de intrede van jonge toppers als Sven Nys en Bart Wellens. Dat bleef echter hoofdzakelijk beperkt tot België.
Na 31 jaar en 249 wedstrijden heeft de wereldbeker weliswaar al dertien landen bezocht, maar hij bleef toch hoofdzakelijk in West-Europa. In slechts acht van die landen vonden er meer dan vier manches plaats. En ook in de kortere, meer gebalde wereldbeker van dit seizoen, met wedstrijden in zes landen, ligt het zwaartepunt nog altijd (te veel) in België.
Veldrijden: meer toeschouwers, maar minder tv-kijkers voor Mathieu van der Poel en Wout van Aert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier