De smaakmakers van ’t Kuipke: deze renners wonnen minimaal drie keer de zesdaagse
Vijftien renners wonnen minimaal drie keer de zesdaagse van Gent. Een overzicht van de smaakmakers van het Kuipke.
1. Patrick Sercu: 11 zeges – 6 tweede plaatsen – 1 derde plaats
Elf overwinningen, zes tweede plaatsen en één derde: Patrick Sercu is de ongekroonde koning van de zesdaagse van Gent. Met 88 overwinningen in zesdaagsen, behaald met 27 verschillende ploegmaats, bezit Sercu ook een record dat nooit meer zal gebroken worden. De West-Vlaming was gemaakt voor de piste. De manier waarop hij in ploegkoersen tekeerging, de verschroeiende versnellingen die hij plaatste, het was indrukwekkend om te zien. Stuurvaardigheid en behendigheid, macht en kracht, overzicht en doorzicht, snelheid en uithouding, Sercu had het allemaal. Zijn prestaties op de baan waren al even fenomenaal als die van Eddy Merckx op de weg.
Sercu, die zes ritten won in de Tour en dertien in de Giro, was bezeten door de wielersport. Hij kon geen twee weken zonder koers en reed ooit 223 wedstrijden op een jaar. Meer dan duizend nachten bracht hij door in rokerige wielerbanen, de piste liet hem ook na zijn carrière niet los. Hij was lang een van de invloedrijkste mensen achter de schermen en zorgde ervoor, onder meer als wedstrijddirecteur in Gent, dat zesdaagsen uitgroeiden tot een totaalspektakel.
2. Etienne De Wilde: 9 – 6 – 3
De Blonde Tornado, de Blonde Pijl, geen gebrek aan omschrijvingen voor Etienne De Wilde. Hij won 38 zesdaagsen, waarvan negen in Gent. De Oost-Vlaming groeide uit tot een van de patrons van de piste. Hij leerde het vak aan de zijde van de geslepen Stan Tourné en zette met zijn tempoversnellingen de piste in vuur en vlam. De Wilde scheidde van Tourné omdat hij het gevoel had met hem zijn ambities niet te kunnen waarmaken. Hij won zijn eerste Gentse zesdaagse met de Nederlandse routinier René Pijnen en vormde later vaak een duo met de Duitser Andreas Kappes, met wie hij dertien zesdaagsen won. Hij zou Kappes ook helpen aan een zege in de Omloop Het Volk.
De Wilde was ook een behoorlijke wegrenner, al had hij zichzelf wijsgemaakt dat hij daarvoor te licht woog, ook al won hij twee ritten in de Ronde van Frankrijk en werd hij Belgisch kampioen. Zijn carrière was in zekere zin een eeuwig gevecht tegen de twijfels. De Wilde werd weleens moe van het dwangmatige gevoel om zichzelf steeds meer te moeten bewijzen. Toch was hij al 44 jaar toen hij een punt achter zijn carrière zette.
3. Danny Clark: 7 – 4 – 2
Ooit arriveerde Danny Clark zonder één cent op zak op de wielerbaan van Luik. Hij wilde een carrière uitbouwen en sliep onder de tribunes, op de grond. Dat heeft hem gevormd. In heel zijn carrière heeft de Australiër nooit één cent te veel uitgegeven. Over zijn extreme gierigheid, die sommigen vrekkigheid noemden, deden legendarische verhalen de ronde. Ooit bedelde hij bij een gangmaker om een helm en had die een uur later verkocht. Clark, die in Gent met zijn vrouw op een klein appartement woonde, werd uitgespuwd in het milieu. Door zijn egocentrisme en nors karakter had hij amper vrienden.
Danny Clark was wel een van de meest complete renners uit het zesdaagsecircuit. Hij won er 73, waarvan zeven in Gent, en wordt op de eeuwige ranglijst alleen voorafgegaan door Patrick Sercu. Vreemd genoeg had hij voor iedere finale faalangst. Een dreigende blik van een concurrent bracht hem al uit evenwicht. Daar was nochtans weinig aanleiding toe: Clark fascineerde door zijn kracht en snelheid, hij was een superatleet. Niet alleen in de ploegkoersen, maar ook achter derny’s en zware motoren hoorde hij bij de allerbesten.
4. Iljo Keisse: 7 – 4 – 1
Wint Iljo Keisse voor de achtste keer in het Kuipke? Op het einde van dit jaar beëindigt de Gentenaar zijn carrière. Als wegrenner stelde Keisse zich altijd ten dienste van anderen, maar niet op de baan. Als Iljo op een pistefiets stapt, wordt hij een ander mens. In zesdaagsen is hij al jaren een van de besten. Een spektakelman op twee wielen. In Gent kan de charismatische Iljo het publiek van de banken doen veren. Hij is gemaakt voor de baan, het is een lust voor het oog om hem te zien rijden. Keisse verkoopt zich bovendien uitstekend. Zijn tempoversnellingen zijn moordend, in ploegkoersen gaat hij nooit stuk, hij zweeft als het ware over de piste.
Dat Keisse in de eeuwige ranglijst van het aantal zesdaagseoverwinningen nooit bij de beste tien zal horen, komt alleen omdat deze wedstrijden de afgelopen jaren een stille dood stierven. Er zijn er maar een vijftal meer per seizoen. En die reed hij de laatste jaren niet allemaal.
5. Kenny De Ketele: 5 – 5 – 2
Lang, heel lang moest Kenny De Ketele vechten om erkenning. Zijn motor leek te beperkt om als baanrenner naar de top door te stoten. Bovendien miste hij snelheid en pakte hij weinig punten, terwijl dat steeds belangrijker is in zesdaagsen. Velen vroegen zich dan ook af of De Ketele wel het profiel had voor zesdaagsen. Een subtopper, meer leek er voor Kenny De Ketele niet in te zitten. In de zesdaagse van Gent stond hij constant in de schaduw van Keisse.
Zijn eerste zesdaagse won De Ketele in 2009. Aan de zijde van Bruno Risi triomfeerde hij in Hasselt. Het was de springplank naar de top. In 2011 pakte hij met de Duitser Robert Bartko zijn eerste zege in de zesdaagse van Gent, het jaar daarop werd hij met Gijs Van Hoecke wereldkampioen ploegkoers. De Ketele werd steeds sterker. In de ploegkoersen behoorde bij de allerbesten, in de dernynummers zorgde hij voor spektakel. Tijdens de zesdaagse van Gent bleek telkens weer dat zijn schare supporters groeide. Op zijn palmares staan achttien zesdaagseoverwinningen.
6. Matthew Gilmore: 5 – 5 – 1
Matthew Gilmore was geboren voor de piste, net zoals zijn vader Graeme, die in 1973 met Patrick Sercu en in 1974 met Julien Stevens de Gentse zesdaagse won. De Australische Belg won in 1997 in Gent zijn eerste zesdaagse aan de zijde van De Wilde, met wie hij in 1998 wereldkampioen werd in de ploegkoers en in 2000 de zilveren medaille pakte op de Spelen in Sydney. Gilmore, eerder verlegen dan uitbundig, was op zijn best in zesdaagsen, maar heeft te lang voor ‘taxichauffeur’ gespeeld, met ploegmaats gereden die minder waren. Hij was bovendien geen opvallende coureur, te weinig flitsend, al wilde hij in zesdaagsen in de nevennummers altijd records breken.
Gilmores talent kwam pas echt aan de oppervlakte toen hij de vaste teamgenoot werd van Scott McGroy, met wie hij tien zesdaagsen won, en in harde ploegkoersen boven zichzelf uitsteeg. Hij won uiteindelijk achttien zesdaagsen.
7. Rik Van Steenbergen: 4 – 8 – 2
Rik Van Steenbergen won in zijn carrière 40 zesdaagsen, waarvan 18 met Emile Severeyns. Het hadden er veel meer kunnen zijn, maar niet altijd leefde Van Steenbergen als een sportman. Hij zou zich pas in de laatste tien jaar van zijn lange carrière op de piste toeleggen. Hij ontpopte zich toen tot een van de regisseurs van dat wereldje. In de zesdaagsen bepaalde hij de regels en wie zich daar niet aan hield, riep hij tot de orde. Van Steenbergen straalde een natuurlijke autoriteit uit. Hij was overtuigd van zijn kwaliteiten, zonder verwaand over te komen.
Vier keer won Van Steenbergen de zesdaagse van Gent, de eerste keer in 1954 samen met Stan Ockers. Hij kon heel gul zijn. En heel attent. Toen hij in de zesdaagse van Keulen in de sprint eens een kinderfiets won en dat aan een kindje uit het publiek moest geven, keek hij eerst aandachtig rond en koos dan een meisje uit dat op de schoot van haar vader beteuterd zat te kijken. Het leverde hem een stormachtige ovatie op.
8. Peter Post: 4 – 3 – 2
Als baanrenner bouwde Peter Post een onvergelijkbare carrière op. Hij won 65 zesdaagsen, maar maakte vooral indruk door de manier waarop hij het wereldje domineerde. Hij kon verschrikkelijk uitvliegen, werd vaak bejubeld, maar evenveel verguisd. Dat stoorde hem niet: Post hield van het applaus maar ook van het gejoel, hij daagde graag mensen uit. Vooral in Duitsland werd hij vaak verketterd. Dan ging hij met gebalde vuist op de cabine slaan, de mensen floten hem uit. Post vond het heerlijk.
De Amsterdammer was een specialist achter derny’s. Niet toevallig werd hij in die discipline negen keer Europees kampioen. Als geen ander kon hij zichzelf pijnigen en grenzen verleggen. De piste oefende op hem een magnetische aantrekkingskracht uit. Als amateur woog hij 110 kilo, hij werd alleen prof omdat hij niet wilde werken in de slagerij van zijn vader. Hij trok maanden aan een stuk naar Antwerpen om op de wielerbaan te trainen, zonder dat hij in een wedstrijd kon starten. Hij nam dan voor een hele week boterhammen mee.
9. Eddy Merckx: 4 – 0 – 0
Eddy Merckx reed al in de jeugdreeksen op de baan en leerde zo de één jaar oudere Patrick Sercu kennen. Ze vormden samen een fabelachtig duo. Door zijn druk wegprogramma was Merckx niet zo vaak te zien op de ovale baan. Nochtans startte hij graag in zesdaagsen. Hij kon er zich even goed in uitleven als in wegwedstrijden en pakte uit met dezelfde panache waarmee hij het publiek bekoorde.
Met Patrick Sercu reed Eddy Merckx 27 zesdaagsen. Hij won er 15 en eindigde 11 keer tweede. Een opmerkelijk record. Alleen in hun allereerste zesdaagse, in 1965 in Berlijn, eindigden ze vijfde, op twee ronden, nadat ze de eerste avond door een coalitie van gevestigde waarden op tien ronden werden gekegeld. Een paar weken later won Merckx met Sercu de eerste van vier Gentse zesdaagsen. Later werden ze twee keer Europees kampioen ploegkoers en pakten ze vier keer de Belgische titel.
10 Bruno Risi: 3 – 2 – 3
Meer dan vijftien jaar domineerde en animeerde de in een hotel opgegroeide Bruno Risi de ovale baan. Hij is een van de meest charismatische zesdaagserenners aller tijden. Het winnen op zich interesseerde hem eigenlijk niet zo. De Zwitser wilde mensen vermaken en noemde zichzelf een entertainer op twee wielen. Toch schreef Risi 62 zesdaagsen op zijn palmares. Maar het opmerkelijke is dat hij 57 zesdaagsen won met renners die eigenlijk niet bij de absolute top hoorden: zijn jeugdvriend Kurt Betschart (37) en de niet altijd even serieuze Franco Marvulli (20). Vaak ging de explosieve Risi daarbij zo heftig tekeer dat hij zijn ploegmaats in de vernieling reed. Dat vond hij een probleem: dat er momenten waren dat hij zich moest intomen en als het ware met de handrem op diende te rijden. Het ging tegen zijn temperament in.
Overal waar Risi reed, was hij erg populair. Hij was joviaal, spontaan, en straalde vreugde uit. Zijn passie sloeg telkens over op de tribunes.
11. Gerrit Schulte: 3 – 1 – 3
Gerrit Schulte is wellicht de grootste persoonlijkheid uit de geschiedenis van de Nederlandse wielersport. Hij wierp zich op tot de allereerste leider van het zesdaagsewereldje en was onverbiddelijk voor zichzelf. Schulte begeesterde de massa en imponeerde door zijn indrukwekkende allure en stalen karakter. Hij was een kampioen van een uitzonderlijk hoog gehalte, een professioneel denkende renner, altijd opgejaagd, altijd op de toppen van zijn zenuwen levend. Maar hij was vooral een drukke en dominante man, die na een nederlaag met zichzelf geen raad wist.
De Nederlander was een van de beste ploegkoersers aller tijden en ontpopte zich met zijn karakteristieke kop en luide stem in een mum van tijd tot de absolute meester van het zesdaagsegebeuren. Als er echt geknald werd, stak hij nog een tandje bij. Hij was wel bikkelhard voor zijn ploegmaats en kleineerde Peter Post ooit op een dusdanige manier dat die begon te huilen.
12. Kurt Betschart: 3 – 1 – 2
Zonder Bruno Risi zou Kurt Betschart in de zesdaagsen maar een figurant geweest zijn, zonder zijn jeugdvriend en dorpsgenoot leek hij verloren. In 2000 reed Betschart de zesdaagse van Gent aan de zijde van de Deense specialist Jimmy Madsen. De eerste avond verloor de ploeg liefst tien ronden.
Met zijn doorzettingsvermogen was Kurt Betschart het ideale complement voor het explosieve geweld van Risi. De Zwitser ging in de ploegkoersen zelden stuk en compenseerde veel door zijn doorzettingsvermogen en koersdoorzicht. Toch moest hij af en toe over de grens van zijn krachten gaan. Daardoor had Betschart, die in zijn carrière elf nationale titels veroverde, het moeilijk om een heel winterseizoen vol te maken. Hij had last van chronische verkoudheden en liep geregeld blessures op aan het zitvlak. Met Risi vormde hij de succesrijkste zesdaagseploeg aller tijden (37 overwinningen).
13. Donald Allan: 3 – 1 – 0
Donald Allan was een behoorlijke wegrenner. Bij de amateurs won hij een rit in de Vredeskoers, bij de profs een etappe in de Ronde van Spanje. Hij reed toen voor de Nederlandse Frisolploeg, werkte voor Hennie Kuiper of trok de spurt aan voor de erg snelle Theo Smit.
Maar Allan wist dat hij een veel betere baan- dan wegrenner was. Nadat hij in 1976 in Gent zijn eerste Europese zesdaagse won, aan de zijde van Danny Clark, keerde hij de weg definitief de rug toe. Met Clark bouwde hij zijn carrière op, beiden vulden elkaar wonderwel aan. Allan was in alle opzichten de tegenpool van zijn onstuimige ploegmaat. Hij blonk niet uit in puntenkoersen of dernywedstrijden, hij was niet rap, maar in ploegkoersen hoorde hij bij de allerbesten – en daarin worden zesdaagsen beslist. Als hij een goeie dag had, reed Allan na een uur nog even snel als in de eerste tien minuten. Met Clark won hij vijftien zesdaagsen, waarvan drie in Gent. Een aanslepende blessure aan het zitvlak verkortte zijn carrière.
14 Rik Van Looy: 3 – 1 – 0
Ofschoon hij in de jeugdreeksen vaak op de baan won, liet Rik Van Looy de zesdaagsen lang links liggen. Pas nadat hij in 1961 en 1962 wereldkampioen op de weg was geworden, veranderde dat. Hij zou nog twaalf zesdaagsen winnen, waarvan slechts twee zonder zijn favoriete ploegmaat Peter Post. Van Looy zegevierde in Gent twee keer met Post en eenmaal met de Australiër Reginald Arnold. Telkens eindigden Rik van Steenbergen en Emile Severeyns op de tweede plaats. Dat gaf die overwinningen een aparte dimensie, want de rivaliteit tussen de twee Rikken was groot.
Van Looy bouwde zijn carrière op de nooit aflatende drang om te willen afzien. Hij was een terriër op de fiets. Nooit ging hij bitsige tweekampen uit de weg, niet op de weg en niet op de baan aan. Van Looy was immens populair en verkocht zich aan de buitenwereld op een perfecte manier. Nooit weigerde hij een handtekening. In de herfst van zijn carrière werd Van Looy nog Belgisch kampioen ploegkoers, aan de zijde van Patrick Sercu.
15. Robert Bartko: 3 – 0 – 2
Een gespierde topatleet uit de voormalige DDR, zo zag Robert Bartko eruit. Hij werd drie keer wereldkampioen achtervolging en pakte in dat nummer in 2000 ook de olympische titel. De krachtpatser probeerde het ook op de weg, won enkele tijdritten en behaalde in 2004 de eindzege in de Driedaagse van West-Vlaanderen. Hij reed toen voor Rabobank, nadat hij eerder bij Telekom onder contract stond.
Maar Bartko wist dat hij op de weg nooit de top zou halen. Eind 2004 besliste hij om zich weer volledig op de piste toe te leggen. In zesdaagsen profileerde hij zich steeds meer als een tank die in ploegkoersen nooit stuk ging, die blééf rijden. Bartko vormde lang met Iljo Keisse een geduchte ploeg, ze vulden elkaar wonderwel aan. Samen wonnen ze zeven zesdaagsen, waarvan twee keer in Gent, waar de Duitser ook nog eens met Kenny De Ketele zegevierde.