De Gille op de trappers: hoe Binche het epicentrum van het Waalse wielrennen wil worden
Voor de tweede keer in drie jaar fungeert Binche als vertrekplaats van een Touretappe. Het is het verhaal van een lange liefdesaffaire met de fiets. Binche is vastbesloten om een vaste plaats te verwerven tussen de iconische plekken van het Waalse wielrennen.
Deze reportage verscheen in de Tourgids 2022 van Sport/Wielermagazine. Haal ze nu in huis of koop ze in onze webshop.
Vrije parkeerplaatsen zijn hier even schaars als lege stoelen op de terrassen. De Grand-Place van Binche, die baadt onder een heerlijke lentezon, zit deze meimiddag stampvol. Het lijkt wel of ze zich al opwarmt in afwachting dat de grote Tour de France passeert, die zich op 7 mei in de carnavalsstad op gang zal trekken voor een rit naar Longwy. Het is ook moeilijk om dat niet op te merken, want van overal heb je een uitstekend zicht op het bureau van de toeristische dienst, die fietsverhuur aan democratische prijzen afficheert.
Onder een klok die de dagen aftelt naar de grote afspraak met het peloton van La Grande Boucle, is de dubbele ingangspoort bekleed met de beeltenis van een juichende Wout van Aert in de Belgische kampioenstrui, die zijn overwinning in Malaucène viert na zijn legendarische solo over de Mont Ventoux. Ook overal te zien, tot op balpennen toe: de naam van de stad met daarachter een hartje en een fiets. Net als de gele brillen in de stad, die aanstekelijk werken, alsof de liefde van Binche voor de fiets zo luid mogelijk van de daken moet geschreeuwd worden.
Die liefde is misschien niet zo oud als de straat, maar in elk geval zo oud als de Ronde van Vlaanderen. Op 25 mei 1913, toen de Ronde voor het eerst vertrok uit Gent, reden de nomaden van het smalle zadel in een zuidelijker provincie, met name Henegouwen, al van Binche via Doornik terug naar Binche. De eerste winnaar in de stad van de Gille, de Brusselaar Jean Van Ingelghem, prijkt zo boven aan de erelijst van een koers met een bewogen geschiedenis. Van 1913 tot 1921 stond ze niet op de kalender. Ze hernam dan op onregelmatige basis gedurende een tiental jaren om tussen 1931 en 1983 opnieuw van de kalender te verdwijnen. In de dertien jaar die daarop volgden, luisterden de winnaars onder meer naar de namen Adrie van der Poel, Wilfried Nelissen en Frank Vandenbroucke. Maar tussen 1997 en 2009 was het er weer mee gedaan.
Ene Laurent Devin nam zich toen voor om de idylle tussen zijn stad en de fiets nieuw leven in te blazen. Toen hij op 4 december 2006 burgemeester werd, zette de socialist zijn liefde voor de sport hoog op de agenda, met als prioriteit: eerherstel voor de historische semiklassieker van Henegouwen. En zo geschiedde. De koers zou voortaan ook de Memorial Frank Vandenbroucke heten. In oktober 2010 haalde een jonge Italiaanse renner, Elia Viviani, in een sprint van ver nog de vluchters in op de meet.
In zijn kantoor, dat een fraai uitzicht biedt op de kasseien van de Grand-Place, toont de burgervader ons trots een affiche uit 1910, waarop meer dan duizend frank beloofd wordt aan de winnaar van de koers. Hij kan zijn passie voor het wielrennen niet onder stoelen of banken steken: tegen de muur staat een racefiets, hij draagt een T-shirt met daarop Vive le Vélo en de beeltenis van de Belgisch kampioen en hij kijkt enthousiast door het raam telkens een wielertoerist enkele meters lager over de kasseien dokkert. Samen met de geleidelijke opgang van de wielerploeg gesponsord door Wanty, een bouwbedrijf dat de grootste onderneming van Binche is, zorgt de daadkracht van de politieke meerderheid ervoor dat de carnavalsstad stilaan weer op het voorplan treedt in het Belgische wielrennen.
Van het BK tot Eddy Merckx
Toen de inwoners van Binche eind juni 2018 het blauwe Quick-Stepshirt van Yves Lampaert over de kasseien van hun Grand-Place zagen flitsen, kwam het eerste masterplan van de beleidsmakers van de stad tot voltooiing. De West-Vlaming, die zo’n drie kilometer eerder zijn medevluchters Philippe Gilbert en Jasper Stuyven overboord had gegooid, mocht de Belgische driekleur om de schouders trekken. De stad Binche lag in bewondering aan zijn voeten.
Dat Belgisch kampioenschap was het resultaat van jarenlang ijveren, waarin de stad van de Gille beetje bij beetje haar sporen moest verdienen. De Belgische wielerbond gaf haar eerst een beloftekampioenschap en dan eentje voor elite zonder contract. Tussendoor was Binche ook twee keer de startplaats van de Waalse Pijl, in 2013 en 2017. Beide keren was Tourbaas Christian Prudhomme aanwezig bij het vertrek van de beroemde Waalse lenteklassieker op de Grand-Place en hij zag er ook Lampaert de nationale driekleur aantrekken. Prudhomme was zichtbaar gecharmeerd door het enthousiasme van de stedelingen. En de bezorgdheden van ASO over de capaciteit van de stad om een evenement van die omvang te huisvesten, waren snel van de baan toen ze videobeelden zagen van het plaatselijke carnaval, dat in 2018 zo’n honderdduizend feestvierders ontving.
Het jaar erop verdrongen tal van Belgische steden en Franse grensgemeentes elkaar om de aankomst binnen te halen van de Tourrit die vertrok uit Brussel en een hommage was aan Eddy Merckx. Uiteindelijk won Binche het grote lot. Laurent Devin kreeg het nieuws persoonlijk gemeld via een telefoontje van ASO. In oktober, enkele weken na nog een bezoek van Christian Prudhomme in het kader van de semiklassieker Binche-Chimay-Binche, zat Devin in het immense Palais des Congrès in Parijs tussen het kruim van het wielrennen, onder wie alle burgemeesters van de start- en aankomstplaatsen.
Devin haalt herinneringen op aan 8 juli 2019, toen ‘meer dan 70.000 toeschouwers’ zich in de straten van Binche verzamelden om de Tourkaravaan te begroeten. ‘Ik herinner me vooral het applaus voor Eddy Merckx. Hij werd geëscorteerd door de politie, want iedereen wilde hem aanraken. Hij werd onthaald als een koning, en een koning is hij ook wegens zijn Tourzege van vijftig jaar eerder!’ Dat enorme succes, gekoppeld aan de groei van wielerteam Wanty (momenteel voor het tweede opeenvolgende jaar lid van de WorldTour), zorgde ervoor dat de wielerhonger in Binche nog groter werd. Het nieuwe stadsbestuur, dat eind 2018 werd aangesteld, mikte voluit op een terugkeer van de Tour de France en een toenemend belang op het internationale wielertoneel.
De tweede keer
Het kantoor van de burgemeester staat vol met herinneringen aan La Grande Boucle, van een gesigneerde gele trui tot een kader met daarin het profiel van de etappe die van Binche naar Epernay voerde en gewonnen werd door Julian Alaphilippe.
Binche wou dus een terugkeer van de Tour en trok daarvoor de nodige financiële middelen uit. Op 24 april 2021, een dag voor Tadej Pogacar met Luik-Bastenaken-Luik zijn eerste monument won na een sprint tegen de andere favorieten, trok Laurent Devin naar de Vurige Stede om er de kandidatuur van Binche te overhandigen aan Christian Prudhomme en twee andere bestuursleden van ASO. In het imposante decor van het prinsbisschoppelijk paleis zette de burgemeester het door zijn gemeenteraad goedgekeurde plan uiteen om opnieuw een etappe van de Tour te ontvangen en van Binche het epicentrum te maken van het Waalse wielrennen tot in 2030.
Om voort te surfen op het enthousiasme van de jaren 2010 en om ook de nieuwe generatie warm te maken voor de koers, hebben de beleidsmakers in Binche inderdaad hard op de trappers geduwd. Van de Belgische wielerbond kregen ze ondertussen al de toezegging voor vier BK’s in het komende decennium: twee keer het Belgisch kampioenschap op de weg (in 2025 en 2030) en twee keer het Belgisch kampioenschap tijdrijden: in 2029 en vooral in 2024, wanneer de Olympische Spelen in Parijs al om de hoek loeren. Met de deelname van renners als Wout van Aert, Victor Campenaerts en Remco Evenepoel zou dat BK de allures van een wereldkampioenschap tijdrijden kunnen krijgen.
Uiteindelijk werd Binche gekozen als verbindingsplaats tussen de kasseien van Noord-Frankrijk en de ondertussen traditionele rit naar La Planche des Belles Filles. De stad maakt zich dus op om voor de tweede keer in drie jaar tijd zijn départ te onthalen. Vanop de eerste verdieping van het bureau voor toerisme, waar de burgemeester een kantoor heeft, droomt hij er al van om van Binche een nieuw Geraardsbergen of Oudenaarde te maken, steden aan de andere kant van de taalgrens waar wielertoeristen na een flinke rit graag stoppen voor een koffie of trappist. Het scheelt niet veel of hij zou elke fietser tellen die over de kasseien in het historisch centrum dokkert.
In de strijd om de hoogste Belgische wielereer heeft Binche evenwel een serieuze handicap. Waar Geraardsbergen en Hoei hun Muur hebben, Namen zijn citadel en Remouchamps La Redoute, heeft de stad van de Gille geen noemenswaardig obstakel waarop coureurs zich de tanden stuk kunnen bijten. Er is eigenlijk alleen de Rue de Pépinière, die enkele procenten naar omhoog helt en op nadrukkelijk verzoek van de wielerbond met kasseien werd aangelegd om het lokale circuit in 2018 wat lastiger te maken. Die straat is ook een potentiële scherprechter in Binche-Chimay-Binche. Maar Laurent Devin heeft er zelf geen moeite mee om toe te geven ‘dat het niet te vergelijken valt met de Paterberg. We hebben geen noemenswaardige helling in de omgeving, dat is een bedenking die we ons altijd maken wanneer we in de buurt een parcours uitstippelen, voor de kampioenschappen bijvoorbeeld.’
Routes uittekenen is de laatste tijd in de mode in deze regio. Om de gelegenheid te scheppen de streek op twee wielen te verkennen is Binche effectief bezig met de ontwikkeling van drie parcoursen voor wielertoeristen in de omgeving en met het aanleggen van fietspaden die het stadscentrum verbinden met elk van de zeven voormalige buurgemeenten. Ze vormen een nieuw speelveld voor de wielertoeristenclubs die recentelijk werden opgericht in de regio, het gevolg van enerzijds een groeiend enthousiasme voor de steeds talrijker koersen en anderzijds de passie voor het fietsen die veel Belgen ontwikkelden tijdens de eerste lockdown in 2020. Het aantal clubs is zo van twee naar vijf gegaan, zonder de mountainbikeclubs mee te tellen. Ze zullen elkaar op 7 juli ontmoeten op de Grand-Place van Binche. Met de stille hoop dat de juichende Wout van Aert niet alleen een afbeelding op een toegangspoort blijft en dat hij zijn Jumbo-Vismashirt minstens een dagje mag inruilen voor de gele trui.
Beter een vertrek dan een aankomst
‘Toen ik onze kandidatuur indiende, heb ik gezegd dat we kandidaat waren als startplaats’, vertelt burgemeester Laurent Devin. ‘Mocht men ons een aankomst gegeven hebben, zou ik dat natuurlijk niet versmaad hebben, maar de geografie van de stad leent zich daar minder goed toe.’
Dat valt te begrijpen, gezien de smalle en bochtige straatjes en de kasseien die te gevaarlijk zijn voor een massasprint – die in deze uithoek van het land, zonder selectieve hellingen, onvermijdelijk lijkt. Het risico op valpartijen zou Binche er dan toe dwingen om de aankomststreep buiten het stadscentrum te leggen, zodat de plaatselijke handelaars er minder aan hebben.
‘Bij een vertrek komen de mensen al heel vroeg naar de stad’, benadrukt de burgervader. ‘Ze zien de ploegwagens arriveren en de renners zich klaarmaken. De reclamekaravaan komt langs en de renners worden voorgesteld op het podium…’ Een langere en intensere ervaring dus dan de kortstondige opwinding van een eindsprint. Bovendien willen de renners die het podium betreden dan niets liever dan zo snel mogelijk in de bus kruipen om te rusten en naar de startplaats van de volgende etappe te rijden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier