De Gendt aast wederom op solozege: ‘In een peloton is kans dat ik de sterkste ben onbestaande’
Thomas De Gendt wordt bejubeld door de wielerfans en vervloekt door zijn collega’s. Het gevolg van een aanvallende koersstijl. In Sport/Voetbalmagazine legt hij de kunst van het soleren uit.
‘Aanvallen, dat moet je vooral willen’, stelt Thomas De Gendt in Sport/Voetbalmagazine. ‘Niet iedereen wil het doen op deze manier. Voor mij is het veel makkelijker om te winnen in een groepje van vijf, zes vluchters dan in een peloton. Ik ben geen sprinter, niet klimmer genoeg en ik heb net niet die punch die een Tim Wellens heeft op de laatste klim.
‘In een peloton is de kans dat ik de sterkste ben eigenlijk onbestaande. Bovendien vind ik dit een heel mooie manier van koersen. De renners naar wie ik vroeger opkeek, waren aanvallers: Jens Voigt, Jacky Durand, Ludo Dierckxsens. Ik vind die strijd leuk: wij tegen het peloton. Ik doe het ook om het spannend te houden voor mezelf. Mocht ik alleen maar in het peloton blijven zitten, dan zou ik het redelijk snel saai vinden.’
In een peloton blijven zitten is saai
‘De meeste renners zijn kuddedieren’, gaat De Gendt verder. ‘Sommigen luisteren alleen maar naar hetgeen in hun oortje verteld wordt, en als hen niets gezegd wordt, rijden ze gewoon mee in het peloton. In de vlucht kom ik vaak dezelfde renners tegen en die hebben een andere manier van denken. Ze kijken vooruit in de koers: over 30 kilometer is er dit of dat, ik ga al anticiperen. Vanaf het moment dat ze in het peloton moeten werken voor een kopman, denken ze ook verder na voor de kopman.’
Niet te lang en niet te steil
De Gendt bestudeert vooraf altijd nauwkeurig het roadbook. Zijn hart gaat sneller slaan wanneer hij daarin beklimmingen van vijf à zes kilometer ziet staan. ‘Lastig genoeg om iedereen te doen afzien, maar niet té lang. Zes kilometer, dat is twaalf, dertien minuten inspanning, op zoiets train ik specifiek. Alles langer dan twintig kilometer klimmen is moeilijk voor mij. De hellingsgraad moet rond de zes, zeven procent liggen. Alles boven de acht is net te steil, alles beneden de zes is te gemakkelijk voor de rest. Helemaal ideaal is het als er op zo’n 25 kilometer van de finish nog een helling ligt, want dan kan ik eventueel solo gaan. Ik weet dus wel ongeveer op voorhand welke ritten kans hebben, maar meestal ben ik niet alleen. (lacht) In de Tour hebben op dat soort dagen veertig, vijftig renners hetzelfde idee.’
(Loes Geuens)
Lees het volledige interview met Thomas De Gendt in onze Plus-zone of in Sport/Voetbalmagazine van woensdag 10 juli.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier