Cijfers bevestigen perceptie: van alle toppers haalt Wout van Aert het meest het podium, maar hij wint het minst
Op de wegrit van het WK in Glasgow behaalde Wout van Aert afgelopen zondag de honderdste podiumplaats in zijn wegcarrière als prof, en al zijn vijfde zilveren medaille op een mondiaal wegkampioenschap. Symbolische cijfers voor zijn hele palmares.
Wéér een zilveren medaille, zijn tweede op een wereldkampioenschap op de weg. En toch kon Wout van Aert ermee leven. Sportief gaf hij toe dat Mathieu van der Poel beter was en dat hij zichzelf niets te verwijten had, noch tijdens de koers, noch in zijn voorbereiding.
Meer zelfs: op zijn fietscomputertje verschenen cijfers die hij zelden of nooit gehaald had, zeker in een race van die afstand (271 kilometer) en die extreme lastigheidsgraad. De Kempenaar haalde het allerbeste uit zichzelf en dus viel de ontgoocheling mee.
Met zijn zilveren medaille in Glasgow zette Van Aert zo een opmerkelijke reeks voort: sinds begin augustus 2020, de start van het ingekorte coronaseizoen, werkte hij 31 grote eendagskoersen (WorldTour + wegritten op kampioenschappen) af en eindigde hij in élk van die 31 wedstrijden in de top 12.
Nog indrukwekkender: in de laatste 13 van die eendagsraces, sinds zijn tweede plaats in Parijs-Roubaix 2022, finishte Van Aert télkens in de top vier.
Die serie leverde de Jumbo-Vismarenner de laatste drie jaar acht zeges op: in de Strade Bianche en in Milaan-Sanremo bij de start van het coronaseizoen 2020, in Gent-Wevelgem en de Amstel Gold Race in 2021, in de Omloop Het Nieuwsblad in 2022, in de E3 Classic in 2022 en 2023, en de Bretagne Classic in 2022. Het hadden er ook negen kunnen zijn als hij Gent-Wevelgem van dit jaar niet had weggeschonken aan ploegmaat Christophe Laporte.
Opvallend in dat rijtje is die ene overwinning in een monument of een kampioenschap (Milaan-Sanremo 2020). In alle andere races van dat niveau was er telkens minstens één renner beter, of tactisch slimmer.
Eeuwige rivaal
De meest voorkomende naam op die lijst: eeuwige rivaal Mathieu van der Poel, de snelste in de Ronde van Vlaanderen van 2020 (door Van Aert te kloppen in de sprint) en 2022, en dit jaar in Milaan-Sanremo, Parijs-Roubaix en de wegrit van het WK in Glasgow afgelopen zondag.
Achteraf werd geconcludeerd dat Van der Poel een betere eendagsrenner is dan Van Aert. Dat klopt, al moet je dat ook afbakenen. De vier à vijf kilo lichtere en explosievere Nederlander toonde zich tot dusver sterker in lange (+250 kilometer) en heuvelachtige races, zoals de Ronde Van Vlaanderen of het jongste WK.
In de kortere semiklassiekers in Vlaanderen en in Parijs-Roubaix zijn Van Aert en Van der Poel wel aan elkaar gewaagd – zonder lekke band van de Kempenaar op Carrefour de l’Arbre waren ze dit jaar allicht samen naar de velodroom in Roubaix gereden.
In wedstrijden met langere, zware beklimmingen kan Van Aert, dankzij zijn hoger klimvermogen, betere cijfers voorleggen dan Van der Poel: tweede op het WK in Imola 2020 (4662 hoogtemeters) – waar Van der Poel wegbleef omdat het parcours volgens hem te zwaar was –, tweede in de olympische wegrit van Tokio 2021 (4582 hoogtemeters) en tweede in de GP Montréal 2022 (4124 hoogtemeters), plus een derde plaats in Luik-Bastenaken-Luik 2022 (4342 hoogtemeters).
De harde realiteit voor Van Aert is dat hij ook in die koersen telkens nipt naast de zege strandde, omdat respectievelijk Julian Alaphilippe, Richard Carapaz, Tadej Pogacar en Remco Evenepoel hem te vlug af waren. Zoals de Herentalsenaar ook op het WK tijdrijden van 2020 en 2021 alleen in Filippo Ganna zijn meerdere moest erkennen.
Zwitsers zakmes
In de Ronde van Frankrijk schudde Van Aert dat Poulidor-imago in 2019, 2020, 2021 en 2022 wel van zich af met negen ritzeges. Door als een multifunctioneel Zwitsers zakmes de tegenstand in stukken te snijden in tijdritten, groeps/massasprinten en zelfs in een bergrit over de Mont Ventoux. Geen renner sinds Bernard Hinault die dat al had gerealiseerd.
Een reeks die in de jongste Tour stopte, mede omdat hij het naar eigen zeggen mentaal moeilijk had door de afwezigheid van zijn hoogzwangere vrouw en omdat hij bij zijn grootste kans op een etappezege, in de rit naar San Sebastián, geen hulp kreeg van ploegmaat Jonas Vingegaard. Van Aert finishte zo vier keer op het podium en achtmaal in de top elf op zeventien ritten, maar won niet.
Straffe percentages
Die Tour stond symbool voor de carrière van Kempenaar: de allrounder staat er altijd, op alle terreinen, maar hij wint minder dan hij zou willen. Dat blijkt ook uit de cijfers die we samen met Daniël Herbers, beheerder van de @StatsOnCycling-account op X (Twitter), hebben berekend.
De tweede plaats van Wout van Aert in de wegrit in Glasgow was de 34e in zijn wegcarrière (sinds 2013). Verder eindigde hij 25 maal als derde en behaalde hij 41 overwinningen, goed voor in totaal 100 topdrieplaatsen.
Dat levert een podiumpercentage op van liefst 31,6 procent, op een totaal van 316 resultaten in UCI-races in Van Aerts hele carrière als wegrenner (categorie +1.1/2.1, inclusief eindklassement rittenkoersen). Als je alleen zijn seizoenen sinds 2018 meetelt (toen hij als veldrijder voor het eerst in het voorjaar in actie kwam), dan stijgt dat podiumpercentage naar 36 procent.
Andere toppers scoren wat dat betreft iets minder, al zijn ook hun cijfers indrukwekkend: Tadej Pogacar, (fulltimewegrenner sinds zijn eerste profjaar) stond tot dusver in 32,3 procent van zijn wegraces op het podium, Remco Evenepoel in 29,1 procent en Mathieu van der Poel in 27,8 procent (en in 25 procent sinds hij in 2019 zijn eerste voorseizoen afwerkte).
Alleen Peter Sagan benadert Van Aert nog dichter, maar alleen als je zijn eerste tien profseizoenen, tot 2019, meetelt (33,2 procent). Andere toppers uit het recente verleden halen ook niet het podiumpercentage van de Jumbo-Vismarenner: Alejandro Valverde (23,5 procent), Mark Cavendish (19,2 procent) en Tom Boonen (18 procent).
Eerste goud op WK tijdrijden?
Van Aert dankt dat uitzonderlijk percentage echter vooral aan zijn tweede plaatsen (10,8 procent) en derde plaatsen (7,9 procent), samen 18,7 procent. Voor elk van die drie percentages is dat het hoogste cijfer. Ter vergelijking: Sagans tweede en derde plaatsen zijn goed voor samen 15 procent van al zijn resultaten, bij Pogacar is dat 12,2 procent, Evenepoel 11 procent en bij Van der Poel 10,2 procent.
Logischerwijs scoort Van Aert qua zegepercentage (13 procent) dan ook het laagst in vergelijking met alle bovengenoemde toppers (zie lijst hieronder, met percentages voor eerste, tweede en derde plaatsen).
Conclusie: zowel qua kwaliteit (in WorldTourkoersen en kampioenschappen) als qua kwantiteit is geen enkele actieve topper over alle mogelijke parcoursen zo regelmatig als Wout van Aert, maar in vergelijking met Pogacar en co schiet hij vaker net naast de roos.
Afwachten of hij dat vrijdag op het WK tijdrijden, in een strijd met Remco Evenepoel, Filippo Ganna en Stefan Küng, kan omkeren en hij zijn eerste gouden medaille op een wegkampioenschap kan veroveren.
Percentage 1e, 2e en 3e plaatsen op totaal aantal resultaten in profkoersen op de weg:
Tadej Pogacar: 20,1% / 5,6% / 6,6%
Remco Evenepoel: 18,1% / 6,3% / 4,7%
Mathieu van der Poel: 17,6% / 5,9% / 4,3%
Wout van Aert: 13% / 10,8% / 7,9%
Peter Sagan: 11,1% / 10,1% / 5,3%
Alejandro Valverde: 9,2% / 7,5% / 6,9%
Mark Cavendish: 12% / 4,4% / 2,8%
Tom Boonen: 10% / 4,4% / 3,6%
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier