Balans na de eerste Giroweek: springlevende ‘oudjes’, de terugkeer van Landismo en het verdriet van Italië
Mathieu van der Poel won zoals verwacht de openingsrit, Mark Cavendish en Arnaud Démare toonden zich de snelste sprinters, Thomas De Gendt verrees in Napels en een voorheen vrij onbekende Spanjaard draagt de roze trui. Wat verder nog te onthouden van de eerste negen Girodagen? Vijf opvallende vaststellingen.
Beperkte tijdsverschillen
Een rit van ruim 5000 hoogtemeters, met de lastigste beklimming van deze Giro, richting Blockhaus, als slot. En toch eindigden er op de top liefst vijf renners in dezelfde tijd, en nog een zesde binnen de drie seconden: 1. Jai Hindley, 2. Romain Bardet, 3. Richard Carapaz, 4. Mikel Landa, 5. João Almeida, 6. Domenico Pozzovivo (3″).
Je moet al teruggaan naar de Giro van 2011 om nog een grotere groep renners te vinden die op een aankomst bergop in dezelfde tijd finishten: 25 stuks op de Montevergine de Mercogliano, toen de ontsnapte Bart De Clercq de achtervolgers nét kon afhouden. Met die nuance dat die klim een ‘loper’ is, veel minder lastig dan die naar Blockhaus.
Toch vielen er zondag, en in de hele eerste Giroweek, ook al (verrassende) slachtoffers: Simon Yates, naast Richard Carapaz de topfavoriet voor de roze trui, beleefde op weg naar Blockhaus door een knieblessure en door de hitte een offday. Tom Dumoulin, Wilco Kelderman en Hugh Carty mogen we ook al doorstrepen als podiumkandidaten. En Miguel Ángel Lopéz is zelfs al naar huis.
Desondanks staan er in het algemene klassement na de eerste Giroweek acht renners binnen de minuut en liefst zéven binnen de dertig seconden: 1. Juan Pedro López, 2. João Almeida 12″, 3. Romain Bardet 14″, 4. Richard Carapaz 15″, 5. Jai Hindley 20″, 6. Guillaume Martin 28″, 7. Mikel Landa 29″, 8. Domenico Pozzovivo 54″.
Zeven renners binnen de halve minuut, dat laatste is een record in deze eeuw, nog ééntje meer dan in de Giro van 2001, al hadden toen na negen ritten wel 12 renners minder dan een minuut achterstand op de leider.
Opvallend kleine verschillen dus, al kan je rozetruidrager López en Guillaume Martin wel al schrappen uit het lijstje met de overblijvende podium/topvijfkandidaten. Misschien zullen Emanuel Buchmann en Pello Bilbao zich daar nog tussenwringen, maar roze is onrealistisch.
Daarvoor lijken nog slechts vijf renners, onder wie de verrezen Jai Hindley (na zijn tweede plaats in de Giro van 2020) in aanmerking te komen. Zo breed is de strijd om het roze dus ook weer niet.
Die trui zullen Juan Pedro López en zijn Trek-Segafredoteam bovendien nog een tijdje verdedigen, mogelijk tot vrijdag, gezien de komende overgangsritten.
En misschien zelfs tot zaterdag of zelfs zondag, want de etappes naar Turijn en Cogne zijn lastig, maar met minuten zal er allicht niet gegoocheld worden. Zoals er ook in de rest van het algemene klassement tot de zeer lastige derde Giroweek geen grote verschuivingen zullen plaatsvinden.
‘Landismo’ piekt weer
Het blijft een verbazende vaststelling: dat Mikel Landa na zijn coming out-party in de Giro van 2015, toen hij op zijn 25e derde werd in het eindklassement, daarna nooit meer het podium van een grote ronde haalde. Wél nog vijf keer de top tien, waarvan driemaal vierde, onder meer in de Tour van 2017 en 2020.
Omdat hij bij Team Sky te veel in dienst moest rijden van kopman Chris Froome, en omdat hij door pech, ziekte, crashes en vaak schabouwelijke tijdritten de eeuwige belofte van het grootste Spaanse klimtalent sinds Alberto Contador nooit helemaal kon inlossen.
Toch bleef al die tijd het ‘Landismo’ bestaan, het geloof van zijn vele diehardfans, verliefd op zijn oogverblindende klimstijl en weemoedige blik, dat ooit zijn tijd zou komen.
Een geloof dat weer opleefde toen Landa voor de Giro pochte dat hij in de ‘vorm van zijn leven’ stak – zoals ook vorig jaar, maar hij toen uitviel door een zware val.
Zondag leek hem weer hetzelfde lot beschoren toen hij in een bocht onderuitging, en met het gezicht hard op het asfalt belandde.
Als bij wonder hield Landa er niets aan over. En was hij nadien met Carapaz en Bardet de beste klimmer op Blockhaus.
Zijn de wielergoden de Spanjaard eindelijk gunstig gezind? Zal het ‘Landismo’ richting ongeziene hoogtes stijgen? Het zal pas blijken in de derde week. Als hij intussen niet nog eens valt.
De ‘amore’ tussen Lotto en de Giro
Sinds 2001 had de Lottoploeg, op de jaren 2008, 2014 en 2020 na, in elke Giro-editie een etappe gewonnen, met voorsprong de beste balans van de drie grote rondes. Die ‘amore’ met de Ronde van Italië werd ook dit jaar voortgezet. Verrassend genoeg (nog) niet door Caleb Ewan, wegens een valpartij, een slecht werkende leadout en een te late eindjump.
Wel door Thomas De Gendt, met een onverwachte wederopstanding in Napels. Dankzij zijn ervaring, tactische sluwheid en weer goeie benen. Maar ook dankzij sterk teamwork, met Harm Vanhoucke die hem richting de sprint lanceerde.
In de strijd om de broodnodige WorldTourpunten zal het Lotto-Soudal niet zover brengen (daarvoor leveren die ritzeges te weinig op), maar een opsteker is het wel. Vreemd genoeg geclaimd door teammanager John Lelangue, die na De Gendts ritzege in een tweet de focus op zichzelf en zijn project legde – een staaltje van veelzeggende egotripperij.
Springlevende oudjes
Mark Cavendish die de oudste renner in de geschiedenis werd die na zijn 36e in vijf massasprinten in een grote ronde de snelste is, een etappesucces meer dan Alessandro Petacchi (4 stuks) en Erik Zabel (3 stuks).
De 35-jarige Thomas De Gendt die de op een na oudste Belgische ritwinnaar in de geschiedenis van de Ronde van Italië werd na Lucien Van Impe (ruim 36,5 jaar toen hij triomfeerde in Pietrasanta, in 1983).
De 37-jarige Richie Porte die als machinist de vanonder het stof gehaalde INEOS-klimtrein aanvoerde richting Blockhaus. Daar waar de 39-jarige Pozzovivo als zesde eindigde, de 37-jarige Nibali als achtste en de 42-jarige Alejandro Valverde zich als negende ook binnen de top tien kon posteren.
Een primeur voor een plus veertigjarige in een bergrit met aankomst bergop in de Giro. Zelfs twéé plus 39-jarigen in de top tien van een dergelijke etappe is uniek.
Nogmaals een teken dat in het hedendaagse wielrennen, waar jonge talenten vroeger dan ooit bovendrijven, ook de ‘oudjes’ nog hun woordje kunnen meespreken. Zeker als ze hun puur fysieke kwaliteiten kunnen blijven combineren met een aanhoudende beroepsernst en wielerpassie.
‘La tristezza d’Italia’
Met amper 45 waren de Italianen op 6 mei verschenen in de Grande Partenza in Hongarije, een evenaring van het laagterecord in de Giro van 2017 en 2018. Bovendien zonder echte kanshebber op een podiumplaats, laat staan de roze trui, in het algemeen klassement.
Hopen was het dus op ritzeges, weliswaar zonder vedette Filippo Ganna, die alles op de Tour zet.
Maar zie: na negen dagen heeft nog geen enkele Italiaan mogen vieren. Pas voor de derde keer in de Girogeschiedenis, na 2010, toen Filippo Pozzato voor de eerste etappe-overwinning zorgde in de 12e rit (al was Liquigas wel de snelste in de ploegentijdrit) en na 2017, toen Vincenzo Nibali zijn land pas in de 16e etappe verloste (de enige Italiaanse ritzege in die Giro).
Voor meer dan een tweede stek van Davide Gabburo na Thomas De Gendt en twee derde plaatsen van Davide Formolo en Giacomo Nizzolo, konden de tifosi in de eerste Giroweek niet juichen.
Ook de hoop op een goed klassement van Giulio Ciccone is vervlogen, compleet door het ijs gezakt, nochtans op de hem zeer bekende wegen richting Blockhaus.
Veelzeggend is dat ‘oudjes’ Domenico Pozzovivo (39, zesde op Blockhaus, achtste in het algemeen klassement) en de afscheidnemende Vincenzo Nibali (37, achtste op Blockhaus, dertiende in de strijd om het roze), de azuurblauwe schoorsteen nog een beetje rechthouden.
Al lijkt de kans groot dat het slechtste eindresultaat ooit van de eerste Italiaan (Nibali als zevende in 2020) geëvenaard/’verbeterd’ zal worden.
Of hoe ‘la tristezza d’Italia’ in het wielrennen, na ook al een bijzonder mager voorjaar, blijft duren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier