Auteur Edwin Winkels en het verhaal van de Vuelta: ‘Het is steeds het lelijke eendje geweest’
Journalist, schrijver en Spanjekenner Edwin Winkels over het wel en wee van de Ronde van Spanje: ‘Meer dan beklijvende duels en historische edities zijn het de waanzinnige klimmetjes die de charme van de Vuelta bepalen.’
Sitges, een Catalaanse badplaats aan de Costa del Garraf, kreunt midden juli nog niet zo fel onder de hitte als het dat enkele weken later zal doen. Op het tuinterras van Utopia Beach House zitten we tegenover Edwin Winkels, die de lokale camarero om twee biertjes vraagt na een amicale babbel en in iets rijkere en vlottere Spaanse bewoordingen dan Tom Waes‘ dos cervezas, por favor. De Nederlandse journalist woont dan ook al 34 jaar in Spanje. Met zijn boek La Vuelta, heroïsche verhalen uit de Ronde van Spanje bij de hand – niet dat hij het blijkt nodig te hebben gezien zijn bijna encyclopedische kennis – houdt hij ons twee uur lang geboeid met een fascinerend relaas en verhelderende inzichten over la Vuelta ciclista a España.
Het koersboek sprak van 2300 hoogtemeters, maar toen de renners aankwamen, stonden er 3600 op hun metertje. Je klimt in dit land veel meer dan je denkt.’ Edwin Winkels
Lelijke eendje
‘Zeker als je vanuit België en Nederland kijkt, heeft de Tour altijd op één gestaan. Hoewel meer mensen op vakantie gaan naar Spanje dan naar Italië, volgt daarna qua interesse toch de Giro. Dat heeft onder andere te maken met de befaamde Italiaanse coureurs uit het verleden. Wat dat betreft, is de Vuelta steeds het lelijke eentje geweest, waarvan wij weinig mythische verhalen kenden. Het heeft ons ook lange tijd niet geïnteresseerd, in de jaren wanneer er vaak onbekende renners de Ronde van Spanje wonnen. Gelukkig is het de laatste vijftien, twintig jaar enorm veranderd, maar we zagen die koers vooral als een onderonsje tussen Spanjaarden.
‘Je kunt wel zeggen dat pas in 1950 voor het eerst een niet-Italiaan de Ronde van Italië won, terwijl de eerste twee edities van de Vuelta gewonnen werden door Gustaaf Deloor. Maar vraag de gemiddelde Belg: welke landgenoot was de eerste winnaar van de Ronde van Spanje? Ik vermoed dat 90 procent van de Belgen dat niet weet. Ze reden toen in de anonimiteit en de broers Deloor zijn ook geen nationale helden geworden. Er werd weinig overgeleverd.
‘Waar de Tour en de Giro al in het eerste decennium van de vorige eeuw hun ontstaansgeschiedenis kennen, werd er pas in 1935 voor het eerst een Ronde van Spanje georganiseerd. Dat schetst gelijk het bijzondere van dit land. Spanje is immers niet één natie, maar verschillende volkeren die toevallig op dit schiereiland wonen: de Galiciërs, de Basken, de Catalanen en ga zo maar door, waarbij elk volk anders is. Zo begon het met wielrennen ook, want de Catalanen, in 1911, en de Basken, in 1924, startten al veel eerder met hun wielerrondes.
‘De eerste keer dat er sprake van was om een wedstrijd door heel het land te organiseren, dachten ze hier in Catalonië net als in andere regio’s: je bent gek, hoe wil je renners door heel dat gebied laten rijden tot meerdere eer en glorie van Spanje, wat niet eens ons land is? In 1935 had je een republikeinse, linkse regering – kort voordien had je een eerste dictator gehad, Miguel Primo de Rivera – die een beetje wankelde. Zoals wel vaker in de geschiedenis wilden ze ook hier in Spanje met een sportwedstrijd hun land op de kaart zetten en eenheid tonen. De leiders van de republiek voelden de onrust en de ontevredenheid, die een jaar later tot de Spaanse Burgeroorlog zou leiden, en meenden: hoe mooi zou het zijn om ons hele land te verbinden middels een wielerronde van stad tot stad.
‘Toen na die oorlog de rest van Europa in brand stond en Spanje niet meer, dachten Franco en zijn fascistische regering net hetzelfde als de andere politieke strekking voordien: wij zullen laten zien hoe sterk we staan als land en doorgaan met onze nationale wielerronde. Dat was in 1941 en 1942, maar de jaren nadien beseften ze: er kunnen geen buitenlandse ploegen meer komen, we kunnen het best even stilleggen.’
Franco steunen
‘Dat de Vuelta in de schaduw staat van de Ronde van Frankrijk, betekent natuurlijk niet dat die koers geen heroïsch verleden heeft – fietsen in de jaren 30 is sowieso mythisch. Maar meer dan de mythe van vroeger is de Ronde van Spanje juist goed geweest om in deze moderne tijd een soort mythes te creëren. Waar de Tour de France al honderd jaar de Tourmalet en de Aubisque heeft, bracht de Vuelta pas veel later Lagos de Covadonga, de Angliru en steeds weer nieuwe gekke bergen tot leven.
‘Daarnaast heeft de Vuelta er heel goed aan gedaan om te verhuizen naar een later moment op het jaar. Toen de wedstrijd in april op het programma stond, waagden de grote renners er zich niet aan. Zo kwam de allergrootste, Eddy Merckx, maar één keer aan de start en Bernard Hinault slechts twee keer. Het resulteerde overigens voor allebei wel telkens in winst. Ze reden er niet vaker omdat ze waarschijnlijk het risico te groot vonden om daardoor een andere grote ronde te missen. Er waren zelfs jaren dat de Vuelta en de Giro elkaar overlapten of dat coureurs slechts twee dagen de tijd hadden om van Madrid naar ergens in Italië af te reizen.
‘De Italianen zijn nu eenmaal altijd beter geweest in het promoten van hun land en alles wat ermee te maken heeft. Denk maar aan hun pasta. Of olijfolie: vijftig procent van de olijfolie die in Italiaanse flesjes zit, is afkomstig uit Spanje, omdat ze in eigen land niet voldoende kunnen produceren. Ook hun wielerronde hebben de Italianen op een betere manier uitgedragen en in de kijker gezet dan de Spanjaarden.
‘Een andere handicap van dit land is dat het tot 1975 een dictatuur was. Veel mensen in onze contreien zeiden: het hoort niet om naar Spanje op vakantie te trekken en Franco te steunen met je geld. Zeker naar het einde toe, toen je zag dat die dictatuur een aflopende zaak was, trokken professionele sporters zich daar niet zoveel van aan. Het bekendste voorbeeld is Johan Cruijff, die hier in 1973 kwam voetballen. Wat ongetwijfeld een grotere rol speelde, was dat Spanje als gevolg van het regime een arm land was. De condities voor renners en ploegen waren minder interessant. Toen in 1979 El Correo Español – El Pueblo Vasco – trouwens opvallend dat een Baskische krant een ronde door heel Spanje wilde organiseren – bekendmaakte om de organisatie niet langer op zich te nemen, was het bijna afgelopen met de Vuelta.’
Minderwaardigheidscomplex
‘Dat gebeurde begin jaren 50 al een keer effectief, maar misschien was het wel een zegen voor het Spaanse wielrennen dat de Vuelta toen vier jaar lang niet gereden werd. Wilden de coureurs wat bereiken, dan moesten ze zich vooral in de Tour laten gelden. De jaren ervoor blameerden ze zich door compleet weggereden te worden. Dat kwam mede doordat ze in het buitenland als nationale ploeg aantraden. De dictatuur stuurde hen om Spanje te vertegenwoordigen, maar onder die wielrenners zaten er ook veel die in de burgeroorlog tegen Franco hadden gevochten.
‘Julián Berrendero is het beroemdste geval, hij heeft zelfs gevangen gezeten in een concentratiekamp. Toen hij vrijgelaten werd, moest hij voor de dictator zijn best gaan doen in de Tour. Hij was daar wielrenner genoeg voor, die eer had hij wel, maar hij baalde enorm omdat hij die prestaties moest leveren in naam van zijn land. Franco stuurde commissarissen mee om die renners te bewaken en te controleren of ze voluit gingen. Je begrijpt dat ze er daardoor niet al te veel zin meer in hadden en niet presteerden zoals ze dat in Spanje konden.
‘Dat voedde alleen maar het minderwaardigheidscomplex van de Spanjaarden, zo van: niemand ziet ons staan, we komen uit een achterlijk land. Frankrijk zagen ze als het moderne Europa. Wilden de Spaanse renners iets voorstellen, dan moesten ze dus dáár resultaten halen. Zo wordt Federico Bahamontes hier nog altijd geëerd omdat hij de eerste Spanjaard was die de Tour de France won, niet om zijn prestaties op eigen bodem. Hetzelfde geldt voor Pedro Delgado en Miguel Indurain, renners die met hun Tourzeges de mensen bevrijdden van het gevoel dat ze minder voorstelden dan de Fransen.
‘Net als Bahamontes eindigde de grote, sterke Indurain trouwens wel een keer als tweede in de Vuelta, maar de ronde van hun eigen land winnen lukte geen van beiden. Toen de Ronde van Spanje in 1995 onder meer onder impuls van toenmalig UCI-voorzitter Hein Verbruggen een nieuwe plaats kreeg op de wielerkalender en Indurain niet meer het ‘excuus’ van de Tour kon inroepen, had Indurain zijn beste jaren al achter de rug.’
Toegenomen prestige
‘Zoals al eerder aangehaald, was die verschuiving naar augustus-september een uitstekende zaak. In de conservatieve wielerwereld, ook hier, vroeg men zich aanvankelijk af of het ergens toe zou leiden. Was het wel verstandig, want in augustus kan het in Spanje bloed- en bloedheet zijn? Maar uiteindelijk blijken de voordelen groter dan de nadelen.
‘Ten eerste kan de Vuelta nu fungeren als een soort goedmakertje voor renners die onder de verwachtingen bleven in Giro of Tour, maar ook voor renners die de Tourploeg niet haalden. Daarnaast is het tijdstip ook ideaal voor renners die in Frankrijk wél goed presteerden maar net niet wonnen. Of – waarom niet? – voor de wínnaar. Je hebt de conditie zonder op hoogtestage te moeten, je hebt net voldoende rust kunnen inbouwen en je kunt met minder druk aan een volgende grote ronde beginnen. Denk maar aan Primoz Roglic de voorbije jaren.
‘De Ronde van Spanje heeft meer cachet gekregen omdat er meer echte toppers aan de start staan. Is het niet hier dat we Tadej Pogacar hebben ontdekt als aanvaller en als kandidaat-winnaar van een grote ronde? Aanvankelijk zag je nog dat belangrijke renners na een tiental dagen afstapten omdat ze de Vuelta beschouwden als voorbereiding op het WK, zelfs een lokale held als Oscar Freire. De jongste jaren gebeurt dat minder en is het prestige van deze koers toegenomen.
‘Dat neemt niet weg dat er nog aanzienlijke verschillen bestaan met de Tour. In de Ronde van Frankrijk is elke etappe een volksfeest, terwijl je hier dikwijls kilometers lang geen levende ziel ziet staan. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de bevolkingsdichtheid. Spanje is na de Scandinavische landen het ‘leegste’ land van Europa: vijftig miljoen inwoners is weinig voor een land met een oppervlakte van ruim 505.000 vierkante kilometer. Iedereen is naar de steden getrokken en de dorpen liggen ver uit elkaar. In verlaten landschappen gaat niemand uren langs de kant van de weg staan wachten.
‘Spanjaarden dragen sport hoog in het vaandel, maar het voetbal overschaduwt alles. Een echte wielercultuur ontbreekt, de vier sportkranten van het land zullen zelden of nooit met wielrennen openen. In de tijd dat Alberto Contador tot de favorieten behoorde, stuurde de Spaanse televisie nog één verslaggever naar Frankrijk, maar nu volgen ze de Tour al járen niet meer ter plaatse maar vanuit een tv-studio in Madrid of Barcelona. Als Alejandro Valverde hier in Sitges over de boulevard loopt, zal bijna niemand hem herkennen. Een klein manneke dat er niet uitziet als een held – maar op dat vlak vormt hij geen uitzondering, want bijna geen enkele wielrenner ziet eruit als een held.’
Ontwikkelingswerk
‘De populariteit van de koers is in Spanje – op het Baskenland na, want daar zijn ze wel wielergek – bijlange niet zo groot als bijvoorbeeld in Vlaanderen. Het helpt daarbij natuurlijk niet dat er aan de voorbije Tour slechts negen Spanjaarden deelnamen. Dat was het laagste aantal sinds vijftig jaar. Maar de huidige crisis van het Spaanse wielrennen is een ander verhaal.
‘Meer dan in België en Nederland hangt de interesse voor een sport en een sportwedstrijd, in casu het wielrennen en de Vuelta, samen met triomfen. Bij ons blijven de mensen altijd naar de Tour, Vive le vélo en De Avondetappe kijken. Tijdens de eerste vijftien seizoenen van De Avondetappe vielen er in de Tour slechts twee Nederlandse ritzeges te noteren. Twéé. In vijftien jaar! Pieter Weening en LarsBoom. Toch trok het programma elke avond zijn kijkers. Hier in Spanje moeten er helden zijn – lees: vooral winnaars van de Tour – vooraleer de mensen beginnen te volgen.
De sportkranten van het land zullen zelden of nooit met wielrennen openen.’ Edwin Winkels
‘Het succes van programma’s als Vive le vélo en De Avondetappe heeft ook te maken met de randreportages over de Franse départements. Om zo terug te komen op de Vuelta: op dat vlak leveren Javier Guillén, de directeur van de Vuelta, en zijn team dan weer mooi werk. Je zult niet veel heel bekende plaatsen tegenkomen, integendeel. De eerste tientallen jaren fietsten de renners van stad naar stad, in de komende Ronde van Spanje luisteren de start- en aankomstplaatsen naar namen als Aracena, Tomares, Montilla of Martos. Na zoveel jaren in dit land ken ik bijna elke uithoek, maar die gemeentes zeggen me niets.
‘De organisatoren doen aan een vorm van ontwikkelingswerk. Het Spaanse binnenland loopt helemaal leeg, terwijl het zo mooi is – sommige mensen kunnen die beelden van lege wegen heel saai vinden, maar ik vind de landschappen in Spanje juist indrukwekkend. Guillén spreekt met de regionale regeringen af om de finishlijn in een klein dorpje te trekken, waarbij de hele regio mee betaalt.
‘Die vaak verlaten regio wordt dan enorm gepromoot op de Spaanse televisie. Carlos de Andrés, de commentator van dienst, is tijdens de Ronde van Spanje de hele dag bezig met toeristische informatie te verstrekken over de streek waar het peloton doorheen rijdt. Ik weet niet hoe het bij Sporza zit, maar in Nederland hebben de mensen veel kritiek op NOS-verslaggever Herbert Dijkstra die tijdens de Tour weetjes vertelt over elk kasteel dat in beeld komt. Dan denken ze: rot toch op met die kastelen! In Spanje trekt de berichtgeving van Carlos de Andrés alleszins wel de aandacht. Negentig procent van de Spanjaarden brengt de zomervakantie in eigen land door en je merkt dat ze tijdens de Vuelta bepaalde regio’s ontdekken. Het binnenlands toerisme in Asturië, bijvoorbeeld, is de jongste jaren fors gestegen.’
Geasfalteerde geitenpaden
‘De Vuelta heeft nog andere voordelen ten opzichte van zijn twee grote broers, Tour en Giro. Zo zijn de hotels veel beter. Hier slapen de renners in drie- en meestal zelfs viersterrenhotels, terwijl ze in Frankrijk nog altijd geregeld in Campaniles of hotelF1’s overnachten. Ook de wegen zijn goed geworden. Ze zijn er anderzijds wel een van de oorzaken van dat de Vuelta niet dezelfde traditie heeft qua bergen als de Tour de France. In Frankrijk legden ze begin vorige eeuw al een weg aan van de Middellandse Zee tot de Atlantische kust, dwars door de Pyreneeën over al die cols, om zo dorpen en kerken met elkaar te verbinden. Ook al waren het geen geasfalteerde wegen, je kon er wel renners over sturen.
‘In Spanje is er geen weg die over de Pyreneeën loopt. Er ligt dan ook geen beroemde Pyreneeëncol in de Vuelta. Ze trekken altijd naar de Picos de Europa en andere bergketens, waar alle geitenpaden geasfalteerd werden. Nu rijden ze dus over het algemeen over prima wegen. Máár nooit vlak. Dat merk je wel als je hier gaat fietsen. In Nederland heb ik ook een koersfiets staan en daar is het leuk om eens twee uur niet te schakelen maar gewoon door te stampen. Dat is hier onmogelijk.
‘Ik kan me een rit in Galicië herinneren uit de Vuelta van enkele jaren geleden. Het koersboek sprak van 2300 hoogtemeters zonder col erin, alleen maar zo… (maakt golfbeweging met zijn hand) Toen de renners aankwamen, stonden er 3600 hoogtemeters op hun metertje. Je klimt in dit land veel meer dan je denkt.
‘De geschiedenis van de Ronde van Spanje is wel degelijk gevuld met prachtige en bijzondere verhalen. Zoals de dertien ritzeges van Freddy Maertens in 1977, die hij, zoals hij zelf later uitlegde, mede behaalde dankzij de ijskoude drinkbus met een mix van cafeïne, suiker en champagne die hij voor de finale steevast door zijn ploegmaats liet ophalen aan de volgwagen. Er was de meesterlijke aanval van Contador in 2012, die op weg naar Fuente Dé de arme Purito, Joaquim Rodríguez, helemaal in de vernieling reed, of de Spaanse combine in 1985 waardoor niet Robert Millar maar Perico Delgado de Vuelta won. Maar meer dan beklijvende duels en historische edities zijn het die waanzinnige klimmetjes – waarbij je denkt: waar sturen ze die gasten in hemelsnaam overheen? – die de charme van de Vuelta bepalen.’
Van vele markten thuis
Edwin Winkels (Utrecht, 1962) emigreerde in 1988 naar Spanje, waar hij als correspondent werkt voor het Algemeen Dagblad en de NOS. Van 1991 tot 2012 was hij ook verslaggever voor de Spaanse krant El Periódico. Als journalist maakte hij tal van sociale, politieke, onderzoeks- en sportreportages. Zo doorkruiste hij meermaals Spanje om verslag uit te brengen van de Vuelta. Bij een groot deel van zijn reportages neemt hij zelf de foto’s.
Als schrijver publiceerde Winkels een tiental non-fictieboeken, zowel in het Nederlands als in het Spaans. Wielerboeken van zijn hand zijn La Vuelta, heroïsche verhalen (2019) en De weg naar Covadonga, een Spaanse wielerbedevaart (2020). Ook de bestseller Johan Cruijff in Barcelona, de mythe van de verlosser (2016) en Van Johan tot Frenkie, het Barcelona-gevoel van 30 Nederlandse voetballers en trainers (2020) zijn van zijn hand. In 2013 verscheen zijn fictiedebuut Welkom thuis. Momenteel werkt hij aan zijn vijfde roman.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier