Alles over Tourrit 13: historische steden en steeds meer gevaarlijke punten
De dertiende etappe van de Tour de France brengt ons van Nîmes naar Carcassonne (219,9 km). Krijgen we een waaierrit, opnieuw een aanval die het uithoudt tot de finish of is het nog eens feest voor de sprinters?
‘Men moet in het leven kiezen tussen verveling en lijden’, pende de Franse schrijfster Germaine de Staël in de negentiende eeuw neer. Een dualisme waar veel renners in een grote ronde mee vertrouwd zijn. Vaak wordt een Tour de France immers geassocieerd met dat tweede, de fysieke pijn. Maar het moreel is al even belangrijk. En zoals de fysieke belasting kan ook dat mentale aspect even intens als langdurig zijn, onder de vorm van verveling. Zeker in een overgangsrit van 220 kilometer, na bijna twee weken koersen. En dan is de keuze voor de baroudeurs van het peloton: meegaan in een ontsnapping en ruim vijf uur afzien, of rustig in het peloton blijven en je steendood vervelen. Wat trouwens ook geldt voor de tv-kijkers die de hele etappe willen uitzitten.
Het enige waar ze zich allicht aan kunnen optrekken is het gevecht om de ritzege in de vluchtersgroep. Gezien de afstand – in deze streek mogelijk gereden onder een warme zon – zullen de sprintersploegen allicht niet rap geneigd zijn om die weer in te rekenen. Tenzij de windgoden de tv-kijkers een spektakelrijke finale willen bezorgen. Er bestaat namelijk ook nu weer kans op waaiervorming. Zeker als de Vent d’Autan krachtig genoeg vanuit het zuidoosten en de Middellandse Zee zou blazen. Of de Tramontane, vanuit de tegenovergestelde richting, het noordwesten, waaiend tussen het Centraal Massief en de Pyreneeën. Zo kon Wout van Aert al tweemaal de sprint van een uiteengewaaid peloton winnen, in Albi (2019) en Lavaur (2020).
Saaie overgangsrit of waaieretappe, de kans op valpartijen wordt op een steeds meer koersonvriendelijk wegennet elk jaar groter. Het aantal gevaarlijke punten is volgens ASO de laatste 25 jaar meer dan verzevenvoudigd. In de Tour van 1996 waren er 312 points durs, in de komende editie loopt dat al op tot 2299 (waarvan liefst 696 rotondes). Goed voor in totaal 5468 signalisatieborden, of 260 per etappe.
Historische steden
Ook zonder valpartijen of waaiers zullen tv-kijkers bij de start en aankomst wel mooie plaatjes te zien krijgen. Van twee historische steden: Nîmes en Carcassonne. Voor het eerst in deze Tour starten de renners dan ook in dezelfde stad als ze de dag ervoor zijn aangekomen. Met een départ aan het beroemde Romeinse amfitheater van Nîmes, gebouwd in het jaar 70 voor Christus en in 1863 omgebouwd tot een arena voor stierengevechten. Een deel van het parcours ook van de openings(ploegen)tijdrit van de Vuelta die in 2017 in de Zuid-Franse stad plaatsvond.
Na een 220 kilometer lange en dus mogelijk saaie tocht volgt dan de finish in Carcassonne, de middeleeuwse vestingstad die al sinds 1997 op de Werelderfgoedlijst van Unesco prijkt. De cassouletstad, bekend ook van zijn jaarlijks festival in de zomer, is al voor de vierde maal sinds 2014 ville étape. Zoals er wel meer habituées in deze editie het Tourcircus mogen ontvangen. Carcassonne profiteert uiteraard van zijn ligging, als overgang tussen de Alpen en de Pyreneeën (of omgekeerd). Net als het hele departement van de Aude, dat in de voorbije 107 Touredities al 72 keer werd doorkruist.
Het aantal gevaarlijke punten op het parcours van de Tour is de laatste 25 jaar meer dan verzevenvoudigd.
In 2014 vertrok het peloton vanuit Carcassonne naar Bagnères-de-Luchon en in 2016 naar Montpellier. En in 2018 was Magnus Cort er de snelste van een vluchtersgroep, voor Ion Izagirre en Bauke Mollema. In 2006 toonde ook Jaroslav Popovitsj zich de beste van een vroege vlucht. Niet toevallig sprintte nog nooit een voltallig peloton in de vestingstad om de zege. Telkens was het prijs voor een baroudeur.
Zoals ook zestig jaar geleden, in 1951, toen André Rosseel als enige landgenoot ooit won in Carcassonne. Hij arriveerde solo op de toenmalige velodroom, twaalf seconden voor Roger Decock. Die won in slechts twee Tourdeelnames nooit een rit, terwijl de minder bekende Rosseel twee jaar op rij een dubbelslag realiseerde. Eerder die Tour had de Wevelgemnaar immers al gewonnen in Limoges, in 1952 zou hij zegevieren in Le Mans en Toulouse.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier