20 jaar geleden: de dag waarop Johan Museeuw Tom Boonen tot zijn opvolger benoemde
Op 14 april 2002, donderdag 20 jaar geleden, werd een van de mooiste edities van Parijs-Roubaix gereden. Met neoprof Tom Boonen, die derde werd, na de solerende winnaar Johan Museeuw. Een Helletocht waarin de Leeuw in de modder een allerlaatste keer brulde en zijn welp een eerste maal klauwde. Een reconstructie.
Dit artikel verscheen op 8 april 2016.
Nadat hij in de Vélodrome de Roubaix voor de derde keer in zijn carrière een kasseisteen in de lucht gestoken heeft, drukt Johan Museeuw de vijftien jaar jongere landgenoot die hem links op het podium flankeert stevig de hand. “Ooit sta jij hier op het hoogste trapje”, fluistert hij hem toe. ‘Jij’ is Tom Boonen , die zich het compliment laat welgevallen, maar tegen zijn idool en ook tegen de pers elke vergelijking met de ex-wereldkampioen uit de weg gaat. “Ik een tweede Museeuw? Ik word liever een eerste Tom Boonen”, reageert hij zelfverzekerd.
Tien jaar later is de symbolische handdruk op het podium uitgegroeid tot een van de scharniermomenten in de Belgische wielergeschiedenis. Hoewel de 36-jarige Museeuw in de zomer van 2002 in Hamburg nog een elfde wereldbekerzege behaalt en het nog drie seizoenen duurt eer Boonen zijn eerste klassieker wint, wordt het de prelude op de wissel van de macht tussen de twee beste Belgische renners van de laatste twee decennia.
Een verhaal waarvan de eerste lijnen anderhalve maand eerder geschreven worden in de Classic Haribo, een Franse voorbereidingskoers. Na drie kilometer ontsnapt een groep van 35 renners, onder wie Johan Museeuw en Tom Boonen , het 21-jarige supertalent van US Postal. Geïntrigeerd door de Balense neoprof zet de West-Vlaming zich ongemerkt een halfuur in diens wiel en laat hij zijn oog over Boonens musculatuur, fietspositie en pedaaltred glijden. “Een echte atleet, gemaakt voor de klassiekers”, concludeert Museeuw, waarna hij op zeventig kilometer van de finish met vier renners wegrijdt. In Marseille finisht hij als laatste van de kopgroep, zes minuten later wint … Tom Boonen de sprint van het achtervolgend pelotonnetje.
De volgende zaterdag trekt het Belgische wielerseizoen zich op gang met de Omloop Het Volk. Extra geprikkeld door Roger De Vlaeminck , die beweerde dat jonge coureurs angsthazen zijn, trekt een imponerende debutant op de Oude Kwaremont het peloton op een lint: Tom Boonen. In zijn wiel: Johan Museeuw. Wat later kwakt de Balenaar aan de voet van de Muur hem en Paolo Bettini zonder pardon opzij. “Ik heb evenveel recht als zij om op de eerste rij aan de Muur te beginnen”, verklaart Boonen achteraf. De jonge lefgozer raakt na de Muur nog even alleen voorop met Bettini, maar moet in de finale wel passen.
Toch zijn de lovende woorden niet van de lucht, zeker niet wanneer hij een dag later als zevende eindigt in Kuurne-Brussel-Kuurne, in een groepje achter winnaar Jaan Kirsipuu . “Dit heb ik nog niet veel neo’s zien doen. Jammer dat hij niet bij mij in de ploeg zit”, prijst Museeuw. Boonen geniet van de belangstelling en steekt zijn ambities niet weg. “Mijn droom? Parijs-Roubaix en de Wereldbeker winnen. Ik heb er altijd naar gestreefd een veelzijdig renner te zijn.” De pers likkebaardt van zo veel branie en roept de neoprof nu al uit tot revelatie van het voorjaar.
Om de aandacht van het nieuwe fenomeen af te leiden, stuurt US Postal Boonen in maart naar de VS, waar hij in alle anonimiteit de Redlands Bicycle en de Sea Otter Classic afwerkt. Pas in de Driedaagse De Panne mag de Kempenaar zich weer voor eigen volk tonen. Ondanks een mooie zevende plaats zijn alle spotlights dan al op Johan Museeuw gericht. De koning van de kasseiklassiekers koerst na zijn motorongeval in augustus 2000 weer op topniveau en mikt resoluut op een vierde recordzege in de Ronde van Vlaanderen.
Ook Boonen is uit op een knalprestatie, maar kan zijn hoge verwachtingen maar half inlossen. Hoewel hij zijn US Postalploegmaat en supervedette Lance Armstrong op de kasseien van Mater met veel bravoure de weg wijst, zit een nummertje zoals in de Omloop er niet in. En wanneer Museeuw en Peter Van Petegem op de Taaienberg doortrekken, moet hij definitief de rol lossen. In een groep die voor de zevende plaats sprint, bolt Boonen als 24e over de finish. Op 2’37” van winnaar Andrea Tafi , die van de rivaliteit tussen Museeuw en Van Petegem geprofiteerd heeft om in de laatste kilometers alleen weg te rijden.
De ontgoocheling bij Museeuw, die als tweede finisht, is enorm. In de handen van verzorger Dirk Nachtergaele barst hij in tranen uit. Tegen de verbouwereerde pers vertelt Museeuw even later dat hij afscheid wilde nemen met een vierde zege en dat hij met zijn vrouw Veronique zal overleggen of hij nog start in Gent-Wevelgem. “Maar,” vraagt hij zich dan al af, “kan ik wel stoppen zónder overwinning?” Na een verkwikkende massage en een etentje met familie en Domomanager Patrick Lefevere kent Museeuw zelf het antwoord al: neen. Een dag later verlegt de West-Vlaming de focus naar Parijs-Roubaix.
Al die commotie laat Tom Boonen stoïcijns koud. In Gent-Wevelgem eindigt hij knap als zevende, na veel werk in dienst van ploegmaat George Hincapie . Het doet hem dromen van meer. “In Parijs-Roubaix wil ik een stuntje uithalen. Wat dat is, zul je wel zien”, monkelt de Balenaar, die de avond voor Parijs-Roubaix op de massagetafel van verzorger Freddy Viaene nog een boude uitspraak doet. “‘Freddy’, zei hij. ‘Weet je wie morgen op het podium staat? Ik!’ En hij méénde het”, herinnert Viaene zich.
Van ploegleider Dirk Demol heeft Boonen tot zijn blijdschap immers een vrije rol naast kopman Hincapie gekregen, weliswaar met een specifieke opdracht. Demol: “Tom moest meegaan in een vroege vlucht. ‘Je kunt je laten meeglijden, je hoeft niet te wringen voor de kasseistroken, en zo kun je, net als ik in 1988 ( Demol won die editie na een monsterontspanning, nvdr ), heel ver raken’, legde ik hem uit. Dat zag hij perfect zitten.”
In het Domokamp leeft Johan Museeuw ondertussen uiterst geconcentreerd naar de Helleklassieker toe. Een goed teken, weet zijn entourage, want hoe stiller, hoe gevaarlijker de Leeuw . Zeker op het vlak van materiaal laat hij niets aan het toeval over. “Een even grote detaillist als Lance Armstrong “, vertelt zijn toenmalige mecanicien Chris Van Roosbroeck , die ook jarenlang met The Boss werkte. “Johan liet heel lange trapstangen van 177,5 mm monteren zodat hij een grotere hefboom had om over de kasseien te vlammen. Ik moest zijn stuur ook een centimeter hoger zetten en een dubbel stuurlint aanbrengen. En tijdens de verkenning was hij, net als de veldrijders, heel erg bezig met de bandendruk. Rijden, lucht aflaten, rijden, lucht aflaten … Tot hij de exacte spanning op de speciale Dugasttubes vond die hij voor Parijs-Roubaix besteld had. Geen luxe, want de Hel was na zware regenval een modderpoel geworden.”
Ook aan zijn andere rituelen houdt Museeuw vast. “Op donderdag vulde ik op het einde van een training twee flesjes met gewijd water in de Sint-Godelieveabdij in Gis-tel. Die goot ik op zondagmorgen over mijn wielen. In een hoekje, waar niemand het zag”, weet hij nog.
“Johans bijgeloof ging heel ver”, bevestigt ook Dirk Nachtergaele. “Op zaterdagavond moest ik zijn nagelnieuwe koersbroek ontsmetten en invetten. Hij sliep die nacht ook weer in dezelfde kamer van het bescheiden kasteeltje net buiten Compiègne waar we elk jaar verbleven. En Johan droeg ook zijn favoriet onderhemdje, waarmee hij al verschillende Wereldbekerkoersen gewonnen had, al moest hij wel met een zwarte stift de naam van de oude kledijsponsor onleesbaar maken. En natuurlijk had hij ook zijn paternoster van Padre Pio bij, zijn talisman die een supporter hem al in 1992 gegeven had.”
Wanneer de rozenkrans net voor de start verdwenen is, breekt bij Museeuw echter even het angstzweet uit. “Met een aantal renners hebben we toen de hele bus afgezocht”, vertelt zijn toenmalige Domoploegmaat Wilfried Cretskens . “Gelukkig vonden we de paternoster onder een stoel – hij was uit Johans zak gevallen. Amper vijf minuten later klonk het startschot.” Net tijd genoeg voor Museeuw om de paternoster nog even over zijn tubes te laten glijden …
Om 10.40 uur beginnen 190 renners onder een kil lentezonnetje aan de honderdste Parijs-Roubaix, maar al vlug maakt de blauwe lucht plaats voor motregen en een felle zijwind. Daardoor valt het peloton na goed dertig kilometer in waaiers uiteen. Een kopgroep van 33 renners rijdt weg met onder meer Nico Mattan , Hans De Clercq , Domorenners Enrico Cassani en Max van Heeswijk , vier Mapeis en … Tom Boonen, de enige vertegenwoordiger van US Postal. Geen gunstige situatie volgens ploegleider Dirk Demol: “33 renners was te veel. We hadden wel vertrouwen in Tom, maar wisten op dat moment nog niet dat hij zó sterk zou zijn. En tenslotte was Hincapie onze kopman.” Demol laat Antonio Cruz en Floyd Landis – toen nog onbekend – het tempo in het peloton optrekken. Hoewel ook Domo slechts twee mannetjes meeheeft en de voorsprong tot vijf minuten oploopt, houden Museeuw en co zich afzijdig. “Soms moet je durven pokeren.”
Een juiste gok, want na de eerste secteurs pavés schieten er bij het begin van het Bos van Wallers-Arenberg nog twaalf vluchters over. Onder hen nog altijd Tom Boonen, die indruk maakt op Nico Mattan . “Alsof hij al aan zijn tiende Parijs-Roubaix bezig was”, zegt Mattan. “Op elke strook wist Tom perfect waar hij moest rijden. En vooral: met sprekend gemak.” Dat heeft ook … Lance Armstrong opgemerkt. Vanuit de VS belt hij enthousiast naar US Postalploegleiders Johan Bruyneel en Dirk Demol. “Hoe zit het met Tom?”, vroeg hij telkens. “Hij leefde enorm mee”, aldus Bruyneel.
In het Bos trekken Hincapie, Lars Michaelsen en Steffen Wesemann ondertussen door in het peloton. Opvallend: Museeuw volgt op korte afstand en sluit pas op het einde aan. “Ik voelde me heel goed, maar wou dat niet té vroeg laten zien”, vertelt de West-Vlaming, die aan de zware val van vier jaar eerder, toen hij zijn knieschijf brak, geen moment gedacht heeft.
Na la Trouée d’Arenberg begint Museeuw wel harder op de pedalen te duwen. Door zijn beukwerk ontstaat een elitegroep met Hincapie, Michaelsen, Wesemann en Max Sciandri , die net voor Mons-en- Pévèle aansluit bij de zeven resterende koplopers. “Tof, nu kan ik met de grote jongens op stap”, denkt Boonen, maar dat is buiten Museeuw gerekend. Op de nochtans makkelijke tweesterrenstrook van Mérignies, ruim veertig kilometer voor de finish, gaat de Gistelnaar – handen onder aan het stuur, mond wijd open – er in zijn eentje vandoor. Wilfried Peeters , trouwe knecht van weleer, die als kersvers sportdirecteur in de volgwagen zit, heeft hem even ervoor gewaarschuwd voor een lang oliespoor, achtergelaten door een auto van de gendarmerie. “Als ex-veldrijder voelde ik me in mijn sas op die glibberige stroken: ik schakelde drie tanden groter en versnelde. Niet gepland, gewoon een ingeving van het moment”, vertelt Museeuw. “Op het einde van de kasseien zat niemand meer in mijn wiel. Wat doe je dan als je je super voelt? Doorgaan, hé …”
Museeuws onverwachte aanval verrast Boonen, die iets te ver zit. “Ik zag Johan vertrekken, maar slipte op de olie. En eer ik de achtervolging kon organiseren, had hij al vijftien seconden voorsprong.” Boonen neemt kopman Hincapie en de rest op sleeptouw, maar wanneer Museeuws ploegmaat Van Heeswijk en Michaelsen onderuit glijden, schiet alleen nog het US Postalduo over. “Toen kreeg ik het even benauwd”, vertelt Wilfried Peeters. “‘Niet stilvallen, er zijn er twee op komst’, riep ik in Johans oortje. Ik heb er nooit bij verteld dat het om twee ploegmaats ging. Dat had zijn moreel een knauw kunnen geven.”
Terwijl het snot van zijn met modder aangekoekte gezicht bengelt, ploegt Museeuw een minuut voorsprong bijeen. Maar niet zonder moeite: “De wind blies vol in het gezicht, dus nam ik me voor om aan 110 procent over de kasseien te knallen, en iets in te houden op het asfalt, al zat ik ook daar óp de limiet. Ik fixeerde me op mijn kilometerteller: 45 en niet minder, want ik wist dat niemand in staat zou zijn om met de wind op kop na 240 kilometer nóg rapper te rijden.”
Dat blijkt ook: Museeuw loopt verder weg van Boonen en Hincapie, door onwetende Franse tv-commentatoren als ’twee Amerikanen’ omschreven. Wanneer een van hen op de modderige stenen van Camphin-en-Pévèle de gracht induikt, staat het hart van vader André Boonen , die het parcours afsnijdt, even stil. “‘Tom!’, riep ik. Want hij of Hincapie, op mijn tv’tje merkte ik amper het verschil.” Tot zijn opluchting ziet hij dat niet zijn zoon, maar een uitgebluste Amerikaan weer recht krabbelt.
“Na Museeuws aanval voelde ik de energietank langzaam leeglopen”, vertelt Hincapie tien jaar later. “In het begin zweefde ik nochtans over de kasseien, maar ik maakte een beginnersfout door me in het kille weer te licht te kleden en te weinig te eten. Ik raakte verkleumd en toen ik slipte, kon ik nauwelijks reageren. De resterende 18 kilometer waren de langste uit mijn carrière. Ik weet nog altijd niet hoe ik erin slaagde om zesde te worden.”
Na Hincapies val aarzelt Boonen even, maar hij besluit zijn kopman toch achter te laten. “Misschien had ik dat eerder moeten doen, want ik had al een tijdje in de mot dat George moeite had om in mijn wiel te blijven”, zegt Boonen. Die felle achtervolging op Museeuw nemen de tienduizenden Belgische toeschouwers hem echter niet in dank af. “Ik dacht eerst dat George het mikpunt was, maar toen ik alleen ging, werd ik ook uitgejouwd en met bier overgoten. Ik begrijp nog altijd niet waarom.”
Bij Museeuw is het lichaam intussen niet langer doof voor de protesten van de vermoeidheid. ” Sukker, Fitte, sukker! “, roept hij in het West-Vlaams naar Wilfried Fitte Peeters, die hem vlug een gelletje aanreikt. ” Godverdoeme , Fitte , opendoen!” schreeuwt de Leeuw opnieuw, want iedere druppel energie die hij kan sparen, is meegenomen. Toch is de zege zo goed als binnen wanneer de Gistelnaar met ruim twee minuten voorsprong de beruchte Carrefour de l’Arbre achter zich laat.
Behalve de steeds groter wordende pijn – “Ik heb drie weken van die solo moeten recupereren” – steekt bij de Domorenner daarna nog een ander gevoel de kop op. “‘Is dit nu hét moment om te stoppen?’, vroeg ik me constant af. Tot ik er zeker van was: bij het overschrijden van de finishlijn zou ik van mijn fiets stappen en die symbolisch aan de haak hangen. Wat ik gepland had voor Vlaanderen, moest nu in Roubaix gebeuren. Ik was daar zo mee bezig dat ik bij het binnenrijden van de piste zelfs mijn bocht miste en even naast de blauwe band belandde.”
Terwijl duizenden dolenthousiaste fans ‘Jo-han! Jo-han!’ scanderen, maakt Museeuw zich op voor Het Perfecte Afscheid. Tot hij in de voorlaatste bocht opeens een klik maakt … “Mijn onderbewustzijn haalde de bovenhand op mijn verstand: die roes van de zege, het gevoel om de koning van de wielersport te zijn kon ik niet missen. Ik was er nog niet klaar voor. Dus besloot ik in een fractie van een seconde om tien vingers in de lucht te steken, een voor elke wereldbekeroverwinning.”
Wanneer Museeuw zijn zegegebaar maakt, declameert tv-commentator Michel Wuyts “Vijf plus vijf is tien. Het werk is áf”, ervan overtuigd dat de ex-wereldkampioen meteen zijn pensioen zal aankondigen. Maar na emotionele omhelzingen met Dirk Nachtergaele, Wilfried Peeters en Patrick Lefevere en felicitaties van grootheden als Bernard Hinault – ‘ Tu es vraiment een grand champion ” – en Freddy Maertens – ” Ut de grond van mien erte, ge zie ne grot’n ” – te hebben ontvangen, rept Museeuw met geen woord over zijn oorspronkelijk plan. Tot vandaag. “Het ideale moment was voorbij. Het had alleen maar de aandacht van mijn prestatie afgeleid. Al had ik in het licht van wat daarna nog volgde ( de dopingaffaire, nvdr ) in die laatste meters beter naar mijn verstand geluisterd. Helaas kan ik de tijd niet terugdraaien.”
Ruim drie minuten na de trots van Gistel sprint de teruggekeerde Steffen Wesemann sneller dan Tom Boonen, die op een leeglopende voortube de piste bereikt heeft en als eerste neoprof in de top drie van een topklassieker eindigt sinds … Lance Armstrong in 1992 tweede werd in het Kampioenschap van Zürich. De Balenaar doet bovendien twee plaatsen beter dan Roger De Vlaeminck in diens debuut in de Hel. “Als dát geen eer is”, lacht het jonge veulen na de finish. “Al moet ik toegeven dat mijn kaars op het einde volledig opgebrand was.”
Nochtans blijkt Boonen opvallend vlug te recupereren. “Zie hem lopen, zo fris als een hoentje, terwijl grote heren als Hincapie en Zabel als zombies rondstrompelen”, prijst Telekommanager Walter Godefroot . Iets wat ook Johan Museeuw op het podium opmerkt, wanneer hij zijn jonge landgenoot de bekende woorden toefluistert.
Na alle plichtplegingen en een douche met koud water in de aftandse installaties van de velodroom – “de eerste en laatste keer dat ik me daar gewassen heb” – botst Boonen een uur na de aankomst op Michel Wuyts. Een ontmoeting die de VRT-journalist eeuwig zal bijblijven. “Zei Tom, zonder verpinken: ‘Als Hincapie beter geweest was, dan waren wij naar Museeuw gereden.’ En: ‘We waren 200 kilometer ver en ik dacht: wanneer ga ik moe worden?’ 21 jaar jong … Daar heb ik de spraakwaterval in Boonen ontdekt.”
Het is die zelfbewuste, jongensachtige spontaneïteit van de Kempenaar die, boven op zijn atletische prestatie, wielerminnend Vlaanderen in katzwijm doet vallen. “Boonen werd – zeker door journalisten – als een godsgeschenk beschouwd”, vertelt radiojournalist Carl Berteele . “Vooral door het grote contrast met de vaak nukkige Museeuw, die zich tegenover de media jarenlang als een sfinx gedragen had.”
Zelfs de immer kritische Roger De Vlaeminck was als cocommentator tijdens de tv-uitzending lyrisch geworden. “Ik hou van jongens die in de aanval gaan. We verlangen daar gewoon naar. We moeten toch íémand hebben als we Museeuw kwijtraken. Als je dit ziet, dan zijn we weer vertrokken voor vijftien jaar. Tom wordt een hele grote.”
Zelden hebben meer mensen de toekomst juister voorspeld dan die 14e april 2002.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier