Waarom de solo van Tadej Pogacar in de Strade Bianche meer fascinerend dan saai was

Tadej Pogacar groet de wielerfans in de laatste honderden meters voor de aankomst in Siena © Getty Images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Toen Tadej Pogacar op 81 km van de finish in de Strade Bianche een solo opzette, was de winnaar dán al bekend. ‘Saai’ klonk het op sociale media, maar de manier waarop hij en ook andere fenomenen in het hedendaagse wielrennen domineren blijft fascinerend.

‘Hij rijdt vijf per uur te snel voor ons’. Het is een van de meest legendarische quotes uit de wielergeschiedenis, uitgesproken door Frans Verbeeck na de Ronde van Vlaanderen van 1975. Hij was er samen met Eddy Merckx op 104 kilometer van de aankomst weggereden, maar moest in de finale Merckx laten gaan. Marc Demeyer werd derde, op ruim vijf minuten van de ‘Kannibaal’. Het was zo’n nummer waarvoor het woord ‘Merckxiaans’ was uitgevonden. Een race die nog altijd, mede door de quote van Verbeeck, in het geheugen van de wielerliefhebber gegrift staat.

Een spannende wedstrijd was het nochtans niet, maar de bewondering voor een renner die voor de zoveelste keer in zijn carrière met een lange aanval de tegenstand had gedegradeerd was er niet minder om. Het droeg ook bij tot de heroïek en mystiek van het wielrennen, zoals ook de straffe stoten van Fausto Coppi of Bernard Hinault dat hebben gedaan.

De laatste twee, drie jaar klinkt de term ‘Merckxiaans’ weer vaker, als Remco Evenepoel, Mathieu van der Poel, Wout van Aert of Tadej Pogacar een weergaloos nummer uit hun mouw schudden. Terwijl Van der Poel leerde om zich in te houden en zijn vernietigende knock-out pas in de finale uit te delen, blijven met name Evenepoel en Pogacar elkaar overtreffen met steeds vroegere aanvallen. De Belg werd zo wereldkampioen met ruim twee minuten voorsprong, won op die manier twee keer Luik-Bastenaken-Luik, en begon dit seizoen met een 48 kilometer lange solotocht in de Figueira Classic. Tweevoudig Tourwinnaar Jonas Vingegaard bleef niet achter en won alle ritten in de Spaanse rittenkoers Gran Camiño.

Aangekondigde aanval

Dat zag ook Tadej Pogacar: ‘Remco en Jonas maakten al indruk, nu is het mijn beurt’, zei hij voor de Strade Bianche. En dus werd in de teammeeting, verklapte ploegmaat Tim Wellens, al besproken hoe hij mógelijk kon aanvallen op de Monte Sante Marie, op ruim 80 kilometer van de eindstreep. Omdat de totale afstand was uitgebreid tot 215 kilometer lag die wel een stuk verder van de finish, maar dat was geen obstakel. Pogacar vertelde zelfs in een interview voor de start dat hij daar zou aanvallen.

Wat toen nog een grap leek – het zal toch niet, van zó ver? – voerde hij ook effectief uit. Een hagelbui en een afgesproken versnelling van zijn teamgenoten hadden het peloton al sterk uitgedund en dus besloot Pogacar, nadat hij even had omgekeken en zijn bril had schoongeveegd, aan zijn avontuur te beginnen. Zonder een flitsende mokerslag toe te dienen, maar door vast in het zadel een paar tientallen watts harder te trappen. Sepp Kuss sprong nog achter hem, maar zag al vlug het zinloze van zijn miniachtervolging in.

(lees verder onder de tweet)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Nauwelijks zeven kilometer verder had de Sloveen al anderhalve minuut voorsprong. En met nog vijftig kilometer te gaan had hij die uitgebouwd tot twee minuten en veertig seconden. In de achtergrond, zei Tom Pidcock achteraf, leek het groepje achtervolgers op een ‘gruppetto’ uit een bergrit, met uitgewoonde, doodvermoeide (nochtans steengoede) renners.

Pogacar had intussen tijd om te lachen naar supporters, om een liedje in zijn hoofd te zingen (achteraf wist hij wel niet meer welk nummer), om een high five uit te delen aan een ex-jeugdcoach en om de laatste tweehonderd meter de toejuichingen van het publiek te savoureren. Waarop hij vlak na de finish zijn fiets in de lucht stak. Alsof hij net een rustig trainingsritje achter de rug had. ‘Weet je wat ik op het gezicht zie van Pogacar? Niks’, vertelde José De Cauwer. Hij doelde op een onzichtbaar teken van vermoeidheid. Een groot contrast met de halve lijken die vele minuten later over de eindstreep bolden.

(lees verder onder de tweet)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Argwaan

Als je de voorgeschiedenis van Pogacar niet zou kennen, niet zou weten dat zijn achilleshiel in de Tour al twee keer werd doorboord en dat hij dus wél kwetsbaar is, zou je onraad ruiken bij zo’n verpletterende suprematie. Dat is de erfenis van het wielrennen, en die argwaan mogen we voor niemand volledig aan de kant schuiven. Hier gaat het echter om de strafste alleskunner die we in vele decennia hebben gezien, ook al is Jonas Vingegaard misschien de betere in grote rondes.

Pogacar, nog altijd pas 25 jaar, wordt bovendien elk jaar nog sterker. En dus valt hij van nog verder aan, zoals in de Strade Bianche. Simpelweg omdat hij het kon. En omdat hij het leuk vond om zich af te vragen hóé hij zou winnen, niet of. Vanaf het moment dat de Sloveen aanzette, hoe verbazend vroeg dat ook was, wist je dat niemand hem nog zou inrekenen. Zijn ‘concurrenten’ reden alleen nog voor de tweede plaats.

En dus klonk op sociale media, tijdens zijn solo van twee uur, vier minuten en tien seconden dat de race saai was. En dat was hij ook. Natuurlijk zien koersfans liever strijd tot de Via Santa Caterina in Siena, om daar omvergeblazen te worden door een verwoestende aanval van wervelwind Mathieu van der Poel, zoals in 2021. Je kan zelfs argumenten aanvoeren dat jongeren niet zitten te wachten op een koers waarin de winnaar al op twee uur voor de finish bekend is.

(lees verder onder de tweet)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Anderzijds kan je nu naar wedstrijden met Pogacar, Evenepoel, Van der Poel en/of Van Aert kijken en zelfs al op tachtig kilometer voor de aankomst, of nog vroeger, het voorheen ondenkbare verwachten. Als dat in een race gebeurt waarin slechts één van de ‘buitenaardselingen’, zoals collega Thijs Zonneveld hen treffend omschrijft, als een superman rondfietst, dan is de spanning er vlug vanaf. Maar ook dan blijft de manier waarop, de grootsheid van hun prestatie en de wetenschap dat je naar een uitzonderlijke én charismatische atleet aan het kijken bent fascinerend.

Aansprekende vedetten nodig

Uiteraard zou het wielrennen erbij gebaat zijn als Pogacar en co elkaar meer zouden bekampen. Maar daarom hoeft een solo-opvoering van een van hen geen slechte zaak te zijn. Specialisten zullen het bevestigen: een sport leeft van aansprekende vedetten, zelfs als ze heel sterk domineren. Meer zelfs: als de koek te veel gedeeld wordt, zonder figuren die erbovenuit steken, dan verschraalt de aandacht. In de atletiek, het basketbal, het golf of het zwemmen waren Usain Bolt, Michael Jordan, Tiger Woods en Michael Phelps in het verleden buiten categorie. En toch bleven fans vol bewondering en massaal kijken naar die fenomenen.

Tadej Pogacar komt al lachend boven op de Via Santa Caterina in Siena. © Getty Images

Het specifieke van het wielrennen is dat er zoveel meer wedstrijden zijn dan een EK, WK of Olympische Spelen. En dat de sterren in een seizoen van negen maanden meer verspreid worden. Zeker als ze graag hun lijstje met grote zeges hokje per hokje willen afvinken, in plaats van één koers meerdere keren te willen winnen. Ook in de wetenschap dat ze meer dan ooit gericht moeten pieken en trainen als ze de andere ‘aliens’ willen verslaan.

Maar als ze dan toch eens tegen elkaar uitkomen – per twee, of met nog meer – dan kan je je verlekkeren op een show zoals ze die vorig jaar tijdens het WK in Glasgow, de Ronde van Vlaanderen of Milaan-Sanremo hebben opgevoerd. En zoals we die ook dit jaar zullen zien, in monumenten, grote rondes, de Spelen en het WK.

Dat Evenepoel, Van Aert en Pogacar in aanloop daar naartoe met ‘hij rijdt vijf per uur te snel voor ons’-nummers uitpakken, doet de watertandende wielerliefhebber alleen maar meer uitkijken naar een volgende koers. Waarin ze op élk moment, zelfs al op honderd kilometer van de finish, misschien al zouden kúnnen demarreren. Dát verlangen is voor het wielrennen meer waard dan de ‘saaiheid’ van het vervolg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content