Waarom de carrière van motorcrosser Joël Smets bijna nooit was begonnen
Motorcrosser Joël Smets reed pas op zijn zeventiende zijn eerste wedstrijd en pakte alsnog vijf wereldtitels.
Jef Van Baelen vraagt toppers naar hun mooiste sportherinnering.
Al van zolang ik me kan herinneren, wil ik motorcrosser worden. Mijn eerste woordjes waren – echt waar – “broem broem!” Waar die liefde vandaan kwam, kan ik niet zeggen. De familie Geboers waren helden bij ons in de streek, misschien is dat de verklaring. Maar motorcross is een dure sport en we waren thuis met drie kinderen. Ons alle drie een crossmotor kopen, dat zat er voor mijn ouders niet in. Dus dan werd er maar niet gecrosst. Ik ben daar mijn halve jeugd bedroefd om geweest.
Maar toen kocht mijn oom een crossmotor. In de schoolvakanties deed ik klusjes, met als beloning dat ik op zijn motor mocht rijden. Ik was de koning te rijk. Toen hoorde ik dat er in mijn thuisdorp, Dessel, een race werd georganiseerd. Zonder dat mijn ouders het wisten, vroeg ik een wedstrijdvergunning aan. Het was 1986. Het internet bestond nog niet, mijn vergunning kwam met de post – of dat was toch de bedoeling. Ik heb het allemaal maar achteraf gehoord, maar mijn moeder heeft mijn vergunning in de kachel gegooid. En ik elke dag vol verwachting naar de brievenbus!
De race kwam eraan. Met een ei in de broek belde ik naar de organisatie of ik alsjeblieft mee mocht doen zonder vergunning: “Ik heb mijn papieren aangevraagd maar er is iets misgegaan bij de post.” Ik mocht starten, oef. Mijn koppige moeder was in haar gat gebeten dat haar plannetje was mislukt en zou niet komen kijken. Stiekem stond ze toch langs het parcours. En ik won! In vergelijking met wat ik later in mijn carrière heb verwezenlijkt, stelde die wedstrijd niets voor maar zo blij als toen ben ik nooit meer geweest. Ik was zo bleu. Ik had wat op mezelf getraind, maar ik had geen idee of ik een goeie racer was.
Na die eerste overwinning is mijn moeder bijgedraaid. Het was het laatste zetje: als mijn vergunning verbranden me al niet tegenhield, dan viel ik niet te stoppen. “Je hebt talent en ik mag je je droom niet afpakken”, zei ze. Van dan af werden mijn ouders mijn grootste fans. Ik haalde er veel motivatie uit dat ik hen trots kon maken. Zo oud nog debuteren ligt niet voor de hand, en achteraf bekeken snap ik zelf niet hoe ik het heb klaargespeeld: pas op mijn zeventiende mijn eerste wedstrijd en dan nog vijf wereldtitels winnen.