Voetbalmakelaar Luciano D’Onofrio: van de gevangenis naar de skybox
Ondanks zijn talrijke veroordelingen heeft spelersmakelaar Luciano D’Onofrio bij meerdere clubs nog heel wat in de pap te brokkelen.
Luciano D’Onofrio (68) mag je gerust een van de meest enigmatische figuren in het internationale voetbal noemen. Een selfmade man, zoon van een naar Luik geëmigreerde Italiaanse mijnwerker, die op zijn veertiende van school ging om automechanicus te worden. Door zijn passie voor voetbal groeide hij uit tot een van de invloedrijkste spelersmakelaars en adviseurs in het wereldje. Als sportief directeur bezorgde hij FC Porto eind jaren 1980 Europese glorie. In de jaren 1990 werd hij makelaar van vedetten als Zinédine Zidane, Didier Deschamps, Thierry Henry, Fabien Barthez, Marcel Desailly, Michel Preud’homme, Vitor Baia en Sergio Conçeicao. Vanaf 1998 nam hij Standard bij de hand om de ploeg weer naar landstitels en Europese succescampagnes te dirigeren. Enkele jaren geleden deed kersvers Antwerpvoorzitter Paul Gheysens een beroep op zijn expertise en netwerk om The Great Old weer great te maken. Tot hij er in 2021 abrupt werd ontslagen, onder andere wegens belangenvermenging en machtswellust.
Want ook dat is Luciano D’Onofrio. Niet vies van malafide financiële constructies, een flinke scheut machiavellisme en een voorliefde voor achterkamertjespolitiek. Hij werd meermaals veroordeeld. In de jaren 1990 voor zijn betrokkenheid bij witwaspraktijken in het Franse voetbal, met Toulon, Marseille, PSG en Bordeaux als spilclubs. Nadien ook nog meerdere keren omdat hij creatief omsprong met transfercommissies en belastingontduiking. Daarbij maakte hij gebruik van obscure offshore bedrijven in Malta, Panama, Liechtenstein en Cyprus, valse facturen, kunstmatig opgefokte portretrechten en third party ownerships: economische rechten op een speler, vaak gedeeld onder verschillende aandeelhouders, een praktijk die sinds enkele jaren officieel verboden is door de FIFA. Nog opvallender dan al die veroordelingen is de manier waarop hij er telkens weer in slaagt om zichzelf te rehabiliteren en verder te doen alsof er niets aan de hand is. Nu al 40 jaar lang.
Zo is het een publiek geheim dat hij momenteel bij FC Metz nog flink wat in de pap te brokkelen heeft. Voorzitter Bernard Serin, ook eigenaar van FC Seraing, is een trouwe vriend van D’Onofrio. Die plaatste er onder meer zijn favoriete trainer, Laszlo Bölöni, die hem eerder al diensten had bewezen bij Standard (kampioen in 2009) en Antwerp (trainer van 2019 tot 2021).
Nicolas Taiana, voormalig journalist bij de magazines Wilfried en Sport/FootMagazine, verdiepte zich een jaar lang in de handel en wandel van Luciano D’Onofrio. Het resultaat is Het systeem D’Onofrio, een ongeautoriseerde biografie, want de hoofdrolspeler zelf weigerde elke medewerking. Wat niet hoeft te verbazen voor een man die het liefst uit de schijnwerpers blijft.
D’Onofrio organiseerde officieuze ministerraden in de loges van Standard.
Weet u of hij het boek gelezen heeft?
Nicolas Taiana: Geen idee. Via via weet ik wel dat hij niet blij was dat ik in mijn boek zijn opsluiting in de gevangenis van Lantin oprakelde. Dat is een episode uit het prille begin van zijn carrière die hij liever verzwijgt en waar nadien nog weinig sportjournalisten over durfden te berichten, uit angst om geen toegang meer te krijgen tot Standard of andere clubs waar hij werkte.
Begin jaren 1980 heeft hij als jonge twintiger anderhalf jaar in de gevangenis gezeten vanwege zijn aandeel in een drugstrafiek. De enige keer in zijn lange carrière dat hij achter tralies is beland.
Taiana: Het is de ervaring die hem het meest getekend heeft, want hij stond op dat moment op de rand van een doorbraak als profvoetballer. Hij was net getransfereerd van Winterslag naar het Portugese Portimonense. Zijn opsluiting was groot nieuws in de Waalse media en een grote schande voor zijn familie, want in die tijd was geld verdienen met drugshandel zowat het laagste wat je kon doen. Zeker in de Italiaanse kringen. Dus ja, hij haat het als die passage opgerakeld wordt. Toen heeft hij zijn grote afkeer van de media opgedaan en beslist om later zo veel mogelijk in de schaduw te opereren.
Het toont wel dat hij van jongs af aan geobsedeerd was door snel en veel geld verdienen.
Taiana: Helemaal. Dat die drugshandel een misstap was, beseft hij wel. Zijn beden–kelijke systeem en zijn latere veroordelingen voor belastingontduiking daarentegen vindt hij niet malafide. Integendeel, hij ziet het als een groot onrecht dat hem wordt aangedaan. Want in zijn ogen is hij een filantroop, iemand die Wallonië en de Luikse regio op velerlei manieren vooruit heeft geholpen. Zo redeneren ook zijn kompanen en zakenpartners Francesco Fornieri (baas van farmaceuticareus Mithra, nvdr) en Samuel Di Giovanni (die samen met D’Onofrio de beveiligingsgroep Protection Unit oprichtte, nvdr). En zo zien ook veel Luikenaars het. Er heerst toch een soort sympathie en bewondering voor figuren die via het systeem van geven en nemen zichzelf, maar ook de regio verrijkten en sportief succes brachten. Veel Standardsupporters zouden niets liever hebben dan dat D’Onofrio terugkeert als bestuurder van de club.
Hij wordt soms gelinkt aan maffiapraktijken. Hebt u zich tijdens uw onderzoek ooit bedreigd gevoeld?
Taiana: Nee. Er heerste wel een soort omerta en ik weet dat D’Onofrio verscheidene mensen uit zijn entourage afraadde om met mij te praten, maar verder dan dat ging het niet. Ik denk dat er veel fantasie hangt rond die vermeende maffialink. In mijn ogen een nogal racistische reflex, simpelweg omdat hij Italiaanse roots heeft en zich in stilzwijgen hult. Wat niet wegneemt dat sommige praktijken van hem wel degelijk maffioos zijn, zoals de ‘ons-kent-ons’- manier van zakendoen en de obscure geldstromen. Hij durfde ook druk uit te oefenen op mensen of instanties als dat nodig was. Zo verbood hij Willy Demeyer, burgemeester van Luik, ooit de toegang tot Sclessin omdat die kritiek had geuit.
Als arme mijnwerkerszoon slaagde hij erin zich met belangrijke mensen uit de zakenwereld en de politiek te omringen. Silvio Berlusconi en de familie Agnelli in Italië, Bernard Tapie en Robert Louis Dreyfuss in Frankrijk, Didier Reynders, Michel Daerden en Yves Leterme in België. Om maar enkelen te noemen. Hoe deed hij dat?
Taiana: Dat moet je hem nageven: hij heeft zich steeds in het spoor van de juiste mensen gezet om snel op te klimmen in de voetbal- en zakenwereld. Heel vroeg in zijn carrière waren dat Robert Waseige en Henri Depireux – die hem bij Standard introduceerden – en Luis Norton de Matos, die hem nadien in het Portugese voetbal wegwijs maakte. De kneepjes van het makelaarsvak leerde hij van de Serviër Ljubomir Barin, bijgenaamd ‘de zwarte sacoche’, een van de pioniers in de voetbalmakelarij. Hij deed de transfer van Alan Boksic, de grote ster van Olympique Marseille in de jaren 1990, en toen was de trein vertrokken voor D’Onofrio.
Nadien kwam uit dat hij bij veel van de toptransfers uit die periode geld verduisterde, portretrechten veel te hoog liet waarderen en met valse facturen werkte.
Taiana: Ja, zoals bij de transfer van Vitor Baia naar FC Barcelona, waarvoor hij veroordeeld werd. Hij gebruikte ook vaak transacties met cashgeld of installeerde witwaspraktijken via luxegoederen, auto’s, vastgoed en zelfs kunstobjecten. Maar in zijn ogen was dat gewoon hoe het er in die tijd aan toeging: alles kon en mocht. Iedereen deed het op die manier.
Verbijsterend is dat D’Onofrio meermaals veroordeeld werd, maar altijd verder zaken kon blijven doen. Het enige wat hij af en toe diende te betalen, was een boete of afkoopsom.
Taiana: En in het licht van alles wat hij verdiende, was dat peanuts. Dus ja, waarom zou hij het dan anders doen? Je kunt het hem bijna niet verwijten dat hij zich boven de wet verheven voelt. De FIFA heeft jaren geleden wel zijn makelaarslicentie ingetrokken, maar dat omzeilt hij sindsdien door met tussenpersonen te werken. Zoals bij de transfer van Axel Witsel naar Borussia Dortmund, waar hij een advocaat alle papieren liet tekenen en vervolgens ‘in vertrouwen’ de financiële kant regelde.
Wat mij zeer verbaasde, was dat zijn naam nergens opdook in de affaire ‘Propere Handen’. Hij, de man die in Italië, Frankrijk én Portugal veroordeeld werd, gaat hier vrijuit. Dat is ook wel wat eigen aan België: in vergelijking met andere Europese landen zijn ze hier zeer mild voor witteboordencriminelen. Zelfs Mogi Bayat zit nu alweer vrolijk in de stadions transferdeals te sluiten. Iedereen doet rustig verder.
Is dat de reden waarom hij in Luik blijft wonen? Waarom gaat hij niet lekker van zijn pensioen genieten in een exotisch belastingparadijs?
Taiana: Dat komt door het chauvinisme van de Luikenaars. Ze zijn zeer trots op hun stad en roots. Dat is de reden waarom D’Onofrio destijds Standard overnam en waarom hij in het hart van de stad is blijven wonen, op twee minuten stappen van de Place de la Cathédrale.
Waar is hij momenteel mee bezig?
Taiana: Hij is nog betrokken bij FC Metz en Seraing, zij het niet officieel – typisch voor het systeem-D’Onofrio. Daarnaast behartigt hij de zaken van spelers als Witsel en Marouane Fellaini, die hij in het Midden- Oosten probeert te plaatsen. Maar zijn netwerk raakt stilaan opgedroogd, het zijn oude mannen geworden.
Velen van hen zijn ondertussen overleden, zoals Tapie, Dreyfuss, Waseige, Berlusconi, Depireux. Is zijn macht tanende?
Taiana: Goh, tijdens de coronapandemie werd de Champions League afgewerkt in een uitzonderlijke Final Four-formule in Lissabon. Daar mochten alleen de happy few aanwezig zijn, en Luciano D’Onofrio zat daar toch maar mooi bij. Dat betekent dat hij nog steeds goede contacten heeft.
Toch stel je vast dat zijn werkwijze gedateerd raakt. De manier waarop hij Antwerp leidde, was een kopie van Standard tien jaar eerder: een paar telefoontjes naar de vertrouwde mensen uit zijn netwerk en het was in orde. Zo deed hij het recent opnieuw bij FC Metz. Hij plaatste Bölöni aan het roer en zette ook de samenwerking met Seraing op, waar hij zijn goede vrienden Carlos Freitas (ondertussen alweer vervangen door Olivier Perrin, eveneens overgeheveld van FC Metz, nvdr) en Luis Norton de Matos in het sportieve bestuur posteerde. Wees er dus maar zeker van dat hij nog zijn zeg heeft bij die clubs.
Waarom geeft iemand nog de sleutels van zijn club in handen van iemand met zo’n palmares van vervolgingen, zoals Paul Gheysens deed bij Antwerp? Zegt dat iets over het gebrek aan ethiek in de voetbalwereld?
Taiana: Het verbaasde me destijds bij Standard al dat politici als Yves Leterme en Michel Daerden ongegeneerd in zijn nabijheid vertoefden, ondanks het proces voor witwaspraktijken dat D’Onofrio boven het hoofd hing. Hij organiseerde zelfs officieuze ministerraden in de loges van Sclessin. Sluw van hem, zo kon hij een beroep doen op de politiek wanneer dat nodig was. Wat Gheysens betreft: het was een immorele maar slimme zet om D’Onofrio binnen te halen bij Antwerp. Gheysens wist dat die dankzij zijn adresboekje snel iets op poten kon zetten.
Heeft D’Onofrio ook goede zaken verwezenlijkt?
Taiana: Absoluut. Er schuilt een genie in hem. Hoe hij van mijnwerkerszoon tot zo’n belangrijke man in de voetbalwereld evolueerde, is toch bijzonder. Bovendien heeft hij Standard na zovele jaren gerehabiliteerd en daar een moderne jeugdacademie neergepoot, weliswaar met steun van het Waals Gewest. En bij Antwerp heeft hij nogmaals zijn directe meerwaarde bewezen. Hij kan het op zijn 68e allemaal wat rustiger aan doen, maar hij is nog steeds de man die velen opzoeken als ze geld of advies nodig hebben, zowel in het voetbal als in de zakenwereld. Hij is nu meer investeerder dan makelaar.
Nicolas Taiana, Het systeem D’Onofrio, Borgerhoff & Lamberigts, 208 blz., 22,99 euro.