Stadiondiplomatie: hoe China ook meespeelt in de Africa Cup
Via stadiondiplomatie probeert China zijn macht in Afrika uit te breiden.
Zondag 14 februari vindt de finale van de Africa Cup of Nations, het Afrikaanse voetbalkampioenschap, plaats in het Stade Alassane Ouattara in Abidjan, de economische hoofdstad van Ivoorkust. Het multifunctionele complex, dat 60.000 plaatsen telt, is het grootste van de zes stadions waar tijdens het toernooi wordt gespeeld.
In de finale zullen op de tribune ongetwijfeld een rist Chinese hoogwaardigheidsbekleders plaatsnemen. Die waren in 2016 ook al aanwezig bij de eerstesteenlegging. Het stadion was ontworpen door de Beijing Institute of Architectural Design en gebouwd door de Beijing Construction Engineering Group. Beide bedrijven zijn eigendom van de Chinese overheid. Die bezit ook de bouwgroepen die het Stade Laurent Pokou in San Pédro en het Stade Amadou Gon Coulibaly in Korhogo optrokken. Ook in die stadions worden matchen van de Africa Cup afgewerkt.
Die ‘stadiondiplomatie’, zoals Simon Chadwick, de Britse professor gespecialiseerd in sport en geopolitiek, het omschrijft, hanteert China al langer op het Afrikaanse continent. Het heeft al meermaals stadions ‘geschonken’ aan andere landen, of betaald via goedkope leningen. Toen Gabon in 2012 als een van de twee gastnaties de Africa Cup organiseerde, was China betrokken bij de constructie van twee stadions. Toen het land vijf jaar later weer het toernooi ontving, bouwde China er nog twee.
Zulke deals, die China ook heeft gesloten in Angola, Equatoriaal Guinea, Kameroen en Mali, moeten voor beide partijen economische voordelen opleveren. Critici wijzen op de dwangmatige controle die China zo op die landen uitoefent. Het communistische regime probeert zijn invloedssfeer uit te breiden, vooral met het oog op de gigantische voorraad grondstoffen in die landen. Die moet de Chinese economische groei helpen bestendigden. Vandaag exporteert Gabon bijvoorbeeld 15 procent van zijn ruwe olie en mangaan naar China.
Ivoorkust exporteert nu zes keer meer grondstoffen naar China dan in 2016.
Ook met Ivoorkust heeft China intussen een nauwe band ontwikkeld. Tijdens de bouw van het Stade Alassane Ouattara ging de president, naar wie het stadion vernoemd werd, op bezoek in Peking, om het partnership af te ronden. Vier jaar later, in 2020, had China bijna anderhalf miljard euro geïnvesteerd in Ivoorkust. Vandaag exporteert het West-Afrikaanse land zo’n 650 miljoen grondstoffen richting China, ruim het zesvoudige van in 2016.
Laatste wingebied
China heeft intussen wel een volgeling die een soortgelijke voetbaldiplomatie hanteert: Saudi-Arabië. Om zijn economische transitie, weg van olie, te helpen ontwikkelen heeft het via zijn Public Investment Fund de voorbije jaren al honderden miljoenen euro’s in sport geïnvesteerd. Saudi-Arabië wilde onder meer het WK voetbal van 2030 organiseren, samen met Egypte en Griekenland. In ruil voor hun partnership wilde het in beide landen nieuwe stadions bouwen. Die bid was niet succesvol, maar het ziet ernaar uit dat het koninkrijk in 2034 de Wereldbeker wel zal ontvangen. Wellicht ook in samenwerking met Egypte, als onderdeel van het gigantische NEOM-project aan de Rode Zee. Kostprijs: 460 miljard euro. Saudi-Arabië zal daarom ook investeren in de dichtbijgelegen toeristische regio van Sharm el-Sheikh.
De oliestaat is daarnaast met Visit Saudi hoofdsponsor geworden van de African Football League, terwijl de Saudische voetbalbond een samenwerkingsdeal heeft afgesloten met de voetbalfederatie van Mauritanië. Ook hier met als doel de relaties tussen de landen aan te zwengelen. Saudi-Arabië heeft voor zijn economische transitie immers ook grondstoffen nodig. Afrika is dan een makkelijk slachtoffer. Met zijn jonge bevolking wordt het continent al langer omschreven als ‘The Last Frontier’ in de sport. Een laatste wingebied dat geëxploiteerd moet worden. Op de Africa Cup is dat meer dan ooit zichtbaar.