Schotse cultheld Andy Robertson: van kassier tot ‘beste linksback van de wereld’
Zeven jaar geleden zat Andrew Robertson (25) achter de kassa van een warenhuis in Glasgow en speelde hij in de vierde klasse. Dit jaar won de Schotse kapitein de Champions League met Liverpool. Phil Neville noemt hem de beste linksback ter wereld. De Rode Duivels zijn gewaarschuwd.
Wat hebben Thomas Meunier en Andrew – zeg maar Andy – Robertson gemeen? Ze staan beiden op de flank bij een Europese topploeg, dat klopt. Er vallen evenwel nog meer parallellen te trekken. Meunier maakt zijn debuut als 18-jarige bij derdeklasser Virton. Robertson staat op diezelfde leeftijd op het veld van Queen’s Park in de Schotse vierde klasse. Meunier werkt in een autofabriek, Robertson onder meer als schoonmaakhulp, tuinman en achter de kassa van warenhuis Marks and Spencers. Op maandag kijken de heren elkaar in de ogen wanneer de Rode Duivels het in Hampden Park opnemen tegen Schotland. Welke held van de arbeidersklasse haalt de bovenhand? Het belooft een interessant duel binnen het duel te worden.
Ik heb mijn ballen eraf gewerkt om te komen waar ik ben. Enkel daardoor heb ik het meeste kunnen halen uit mijn talent.
Andy Robertson
#werknodig
Bijna dag op dag zes jaar geleden, op 6 september 2013, spelen de Rode Duivels voor het laatst een competitieve match in Hampden Park. De 7000 meegereisde Belgen zien hoe goals van Steven Defour en Kevin Mirallas onze nationale ploeg stevig op weg zetten naar hun eerste WK in twaalf jaar. Kapitein Vincent Kompany is weeral eens geblesseerd en neemt die avond plaats in de eretribune. Een sproeterige, schriele Schotse tiener wijst hem z’n zitje en duwt ‘m een wedstrijdprogramma in de handen.
Die tiener, ene Andy Robertson, heeft een jaar eerder zijn debuut gemaakt in datzelfde stadion. Niet bij de nationale ploeg, wel bij Queen’s Park in de Schotse vierde klasse. De oudste club van Schotland, waar sir Alex Ferguson zijn spelerscarrière begon, speelt zijn thuismatchen in Hampden Park, het nationale stadion van Schotland. Helaas voor Robertson betaalt Queen’s Park zijn spelers enkel een kilometervergoeding – zes Britse pond per match – en moet hij bijklussen om rond te komen. ‘Op mijn leeftijd is het leven waardeloos zonder geld #werknodig’, tweet hij in de zomer van 2012.
Hij maakt de vuilbakken leeg in de kleedkamer, werkt als tuinman en scant aardappelen en wc-papier aan de kassa van warenhuis Marks and Spencers, dat extra werkkrachten zoekt tijdens de kerstperiode. Hij doet ook administratie bij de Schotse bond: telefoons beantwoorden en boekingen voor matchen en concerten verwerken. In die rol wijst hij Kompany zijn zitje aan.
Robertsons ouders hebben hem in de zomer nog een jaar respijt gegeven om zijn grote droom waar te maken: een profcontract verdienen in het voetbal. Lukt dat niet, zo hebben ze hem ingepeperd, dan moet hij maar eens een echte job zoeken. Of naar de universiteit – Robertson denkt eraan turnleraar te worden of sportwetenschappen te studeren. Maar zo gemakkelijk wil hij zijn droom niet opgeven. Dat ene jaar wil hij alles op alles zetten. Om het ongelijk van Celtic Glasgow te bewijzen.
Curry als troost
Net zoals zoveel jongetjes in Glasgow groeit Robertson op met posters van Henrik Larsson aan de muren. Om de twee weken kweelt het ganse gezin – naast Andy ook vader, moeder en broer – mee met You’ll Never Walk Alone in Celtic Park. ‘Celtic was een deel van onze familie’, zegt Robertson in The Players’ Tribune. ‘Dat was zo en is nog altijd zo.’
Het is de logica zelve dat de voetbalgekke Robertson als wee lad in de jeugdopleiding van Celtic belandt. Eerst als spits. Z’n vader belooft hem twee pond per goal en is op het einde van het seizoen een dikke 70 flappen lichter. Daarna verhuist hij naar het middenveld om uiteindelijk op de linkerflank te belanden.
Als 15-jarige is Robertson een mager kereltje dat nergens echt in uitblinkt. Celtic trekt dat jaar een nieuw hoofd jeugdopleidingen aan. Chris McCart komt van Motherwell FC, een club die het ouderwetse Britse voetbal propageert. Hij wil stoere, fysiek sterke kerels bij de jeugd, geen veredelde fietspompen.
Robertson is volgens hem te klein en tenger voor profvoetbal en moet oprotten. Hij is er het hart van in. ‘Mama vond het vreselijk om me te zien huilen’, vertelt Robertson in The Players’ Tribune. ‘Om me op te vrolijken kocht ze een afhaalcurry van mijn favoriete tentje. Normaal mocht ik nooit curry eten op een weekdag. Ik kreeg bijna geen hap door mijn keel. Zo wist ze hoe veel pijn het deed.’
Bij Queen’s Park speelt Robertson de eerste jaren nog in jeugd- en reserveploegen. In 2012 maakt hij zijn debuut in het eerste elftal tegen Berwick Rangers. Voor 372 toeschouwers. ‘Hij gaf zich altijd 100 procent in trainingen en matchen’, zegt toenmalig coach Gardner Speirs in The Telegraph. ‘Hij teerde niet enkel op zijn talent. Dat is hetgeen me het meeste is bijgebleven.’
Achteraf zegt Robertson daarover: ‘Mensen vragen me weleens wat de druk is om voor Liverpool te spelen. En die is er, geloof me. Maar het is nog iets helemaal anders als je speelt voor je leven. Dat je weet dat je alles waarvan je houdt moet opgeven als je het niet kan bolwerken. Dat is de hardste druk die ik ooit voelde. In die situatie begon ik echt te geloven in mezelf, misschien voor het eerst in mijn leven. Ik had geen andere keus.’
Twee degradaties in drie jaar
Aan Europese glorie denkt Andy Robertson dan nog niet. Een profcontract is het enige dat telt. ‘Mijn ambitie was altijd om een degelijke speler in de Schotse eerste klasse te worden’, aldus Robertson. ‘Toen ik vuilnisbakken leegde, dacht ik nooit aan de Champions League. Al zeker niet met Liverpool.’
Wanneer Dundee United op de proppen komt, gaat het opeens razendsnel met de carrière van Robertson. Manager Jackie McNamara, een Celticlegende, speelt met een jonge ploeg snel en attractief voetbal. Voor Kerstmis is Robertson al verkozen tot speler van de maand in Schotland. En dat voor iemand die een jaar eerder nog achter de kassa stond. ‘Hij was klein, maar had veel honger om te leren en het goed te doen’, aldus McNamara. ‘Gasten uit het amateurvoetbal hebben vaak tijd nodig om zich aan te passen. Niet Robertson. Hij was er vanaf het begin klaar voor.’
Een oproep voor de nationale ploeg en interesse uit de Engelse Premier League blijven niet lang uit. Bij Hull City ontpopt Robertson zich pas echt tot de man met vier longen, een Duracellkonijn dat desnoods tot na de match blijft lopen. ‘Ik word al moe van gewoon naar Robertson te kijken’, bewierookt José Mourinho hem later. ‘Hij trekt elke minuut een sprint van honderd meter.’ En het mag dan rommelen bij Hull – dat twee keer degradeert uit de Premier League in drie jaar tijd -, Robertson trekt zich daar niets van aan. Hij rent, springt, vliegt, duikt en valt z’n linkerflank af aan 200 kilometer per uur, met of zonder bal.
Jürgen Klopp ziet in Robertson een prima puzzelstukje voor het heavymetalvoetbal dat hij bij Liverpool tracht te installeren. De Duitser zweert bij Gegenpress, het idee dat er geen beter moment bestaat om een bal te heroveren dan net nadat je ‘m kwijt bent geraakt. Hoge pressing is volgens hem de beste spelmaker. Daarvoor behoeft hij wel spelers die fysiek tot op en over het randje kunnen gaan, agressief op een bal kunnen jagen en geen schrik hebben om de mouwen op te stropen. Sowieso is Klopp het geklungel van Alberto Moreno en ersatz-linksback James Milner beu. Robertson past perfect in het plaatje.
Kotsen op Melwood
Tijdens zijn medische testen geeft Robertson over op het veld van trainingscomplex Melwood. ‘Deze heilige grond. Deze plek waar al de legendes hebben getraind. King Kenny. Rush. Stevie Gerrard. En hier komt een kereltje uit Glasgow het veld onderkotsen’, zegt hij in The Players’ Tribune. ‘Als eerste indrukken tellen, dan mag god weten wat de medische staf van Liverpool van me dacht.’
De eerste maanden speelt Robertson amper. De fans vragen zich af waarom Klopp negen miljoen euro neertelde voor een linksback van een degradant. Maar Klopp wil Robertson eerst helemaal inwijden in zijn voetbalfilosofie. Totdat hij de pressing beter beheerst dan een Marokkaanse sapjesperser op de markt.
Wanneer Moreno zich in december blesseert, moet Robertson vol aan de bak in de drukke kerstperiode. Niet voor het eerst. Al is Anfield wellicht een leuker decor dan de Marks and Spencers van Glasgow. Robertson staat er meteen. In de competitiematch tegen Manchester City jaagt hij bij een 4-1-voorsprong door tot aan de keeper. Een 70-meter lange klopjacht op de bal. De Kop van Anfield buldert. En drukt de kleine pokdalige linksback tegen de borst.
Het helpt dat de Schot een fijne kerel blijkt te zijn. Wanneer een jonge fan zijn zakgeld doneert aan de voedselbank, stuurt Robertson hem een brief om hem te bedanken en een gesigneerd shirtje van Roberto Firmino. Want ‘dat van een linksback wil niemand’, schrijft hij.
Een voetbalsprookje? Robertson is de eerste om dat verhaal te minimaliseren. ‘Er zijn geen toverstokjes in mijn richting gezwaaid en ik heb geen enkele loterij gewonnen om een plekje te bemachtigen bij een van de grootste clubs ter wereld’, zegt hij. ‘De reden waarom ik voor Liverpool speel, is dezelfde reden waarom ik kapitein van Schotland ben. Ik heb mijn ballen eraf gewerkt om te komen waar ik ben. Enkel daardoor heb ik het meeste kunnen halen uit mijn talent.’
Straatronselaars
De rest van de wereld maakt kennis met Robertson – en met Trent Alexander-Arnold aan de overkant van het veld – in april 2018, tijdens de dubbele confrontatie tegen Man City in de kwartfinale van de Champions League. Citycoach Pep Guardiola heeft aan het begin van het seizoen een klein kapitaal besteed aan backs – 140 miljoen euro voor Walker, Mendy en Danilo – maar het zijn hun collega’s van Liverpool die de vijandige verdediging aan stukken rijten. Een jeugdspeler en een koopje van negen miljoen euro. Na een halfuur in Anfield staat de 3-0 op het bord.
Sowieso zijn de backs sleutelposities in het systeem van Klopp. Sadio Mané en Mo Salah, in principe de wingers van Liverpool, lopen vooral centraal. Klopp rekent op zijn vleugelverdedigers om het veld breed te houden. Vandaar dat de Duitser het niet erg vindt dat zijn centrale middenveld – vaak Henderson, Milner en Wijnaldum – weinig gevaar creëert. Zij moeten in de eerste plaats dekking geven aan de centrale verdedigers. En zo Alexander-Arnold en Robertson de mogelijkheid gunnen om hun gevaarlijke rushes in te zetten.
Dat doen ze met de regelmaat van de klok. Robertson trekt gemiddeld per match meer dan 25 sprints aan hoge intensiteit en zit daarmee in de top drie van de Premier League. Echte trucjes heeft hij niet in z’n arsenaal, geen ingenieuze dribbels om z’n tegenstanders te dollen. Nee, hij stoomt er simpelweg op hoge snelheid voorbij. Zonder hun aanwezigheid te erkennen, als ware het straatronselaars van Oxfam of WWF.
Eens in de buurt van de achterlijn haalt hij een zwiepende banaanvoorzet uit z’n kuiten. Die voor de goal niet zelden Firmino bereikt, de man die zijn tandpasta rechtstreeks uit Fukushima invoert. Voetbal kan eenvoudig zijn. Op die manier zorgt Robertson voor een karrenvracht aan assists, elf in de Premier League afgelopen seizoen. Buiten teammaat Alexander-Arnold doen enkel aanvallende spelers als Hazard (Chelsea), Fraser (Bournemouth) en Eriksen (Tottenham) beter. Andere backs in Engeland geraken met moeite aan vijf.
Matchen of titels
Klopp rekent niet enkel op zijn vleugelspelers om goals aan te geven, maar ook om tegengoals te verhinderen. Met scherpe tackles, eenmansblokken en ultieme sprintjes staat Robertson vaak op de juiste plaats om de tegenstander het scoren te beletten. Meestal puur op nijd, op razernij, hoewel hij naast het veld keurig met twee woorden spreekt. In een Schots accent, dat dan weer wel.
In Robertsons eerste Champions Leaguefinale tegen Real Madrid kan Cristiano Ronaldo alleen op de doelman afgaan. Ter hoogte van de penaltystip wil hij afdrukken wanneer Robertson vanuit het niets komt aanvliegen met een tackle die een quasi zekere goal verhindert. De fase geraakt ondergesneeuwd omdat Real de match wint, maar ze tekent de onverzettelijkheid van de Schotse linksachter die van nooit opgeven een levenswijze wist te maken.
Bij Liverpool krijgen Salah, Mané en Firmino vanzelfsprekend meer aandacht. Spitsen spreken nu eenmaal het meest tot de verbeelding. Maar er zit zeker waarheid in het adagium dat spitsen matchen winnen en verdedigers titels. Pas sinds Klopp zijn verdediging op orde heeft – met daarin ook Virgil van Dijk – speelt Liverpool mee voor de prijzen. De afgelopen editie tot de laatste speeldag van de Premier League. Zelfs wanneer Liverpool in de titelrace bij momenten nerveus speelt, houdt Robertson zijn zenuwen perfect in bedwang.
In de Champions League is het dit jaar in een finale tegen Tottenham wel raak. Mede dankzij ‘de beste linksback ter wereld’, aldus Phil Neville. Bij de Schotse nationale ploeg heeft Robertson nog nooit het torenhoge niveau bereikt dat hij bij Liverpool wel elke week toont. Maar waren wij Meunier, we zouden die panlat op links toch maar niet te veel uit het oog verliezen.