Op bezoek bij Tarik Tissoudali: ‘Alles wat ik nu nog als profvoetballer meepak, voelt als een extraatje’

© INGE KINNET
Mayke Wijnen Medewerker van Sport/Voetbalmagazine.

Tarik Tissoudali groeide op met de wetten van de straat. Hoezeer hij ook uitblonk op het beton van Amsterdam-West, op zijn achttiende gaf hij de hoop op een profcarrière op en vond een baantje. ‘Alles wat ik nu nog als profvoetballer meepak, voelt als een extraatje.’ Persoonlijk gesprek met een rasoptimist.

In Georges Espressobar op ’t Eilandje in Antwerpen stapt Tarik Tissoudali goedgeluimd binnen. Hij zegt wat buurtgenoten gedag en lacht wanneer ze hem een beroemdheid noemen. Dan wandelt hij de zaak in.

De koffiebar ligt op een boogscheut van zijn huis, waar hij met zijn vrouw Tiffany en hun dochters Senna (4) en Kenza (2) woont. Voor elk duel dronk hij hier een koffie, om vervolgens naar de club te rijden. Tot die vermaledijde knieblessure een streep door dat ritueel zette; hij mist niet alleen minstens de helft van het seizoen bij KAA Gent, maar ook het WK met Marokko ziet hij aan zijn neus voorbijgaan. Twee dromen – de nationale ploeg en de WK-eindronde – spatten in één keer uit elkaar. Wie echter denkt dat hier een slechtgehumeurde speler zit, heeft het mis. Al een dag na het nieuws draaide hij de knop om. ‘Ik heb mijn familie gekalmeerd.’

Het vaderschap

Dat later. We willen het eerst hebben over zijn verblijf in België, want Tarik Tissoudali voelt zich hier echt thuis, wat niet evident is voor een Marokkaanse Nederlander uit Amsterdam. Hij woont inmiddels alweer vier jaar in Antwerpen, waar hij ook na zijn overstap van Beerschot naar KAA Gent bleef. In de 2,5 jaar vóór zijn passage op het Kiel veranderde hij namelijk elk half jaar van club en verhuisde daardoor in die periode liefst vijf keer. ‘Mijn oudste dochter gaat hier naar school en mijn vrouw verliet ook al heel vroeg haar familie: ze trok overal met me naartoe waardoor ze nooit echte vriendschappen opbouwde, die ze hier nu wel wat heeft. Ik wilde die stabiliteit houden voor mijn gezin.’

© belga

Zijn dochters groeien daardoor totaal anders op dan hij. ‘Amsterdamse kinderen zijn hard en direct. Wanneer je buitenkomt, merk je dat meteen. Iedereen daagt elkaar voortdurend uit. De kinderen zijn nog heel jong maar denken al aan mooie schoenen. Daarmee vergeleken, is iedereen hier heel lief. Ik merk dat ook aan mijn kinderen; zij zijn zachter dan ik gewend ben in Amsterdam.’ Hij is er blij om, zegt hij, ‘dat ik ze Amsterdam niet heb geboden. Natuurlijk wil ik dat ze de cultuur van zowel het Marokkaanse als het Amsterdamse proeven maar ik zou er niet meer willen wonen. Voor mijn kinderen. Op elke hoek vind je een coffeeshop, je hebt er De Wallen, drugs, toerisme… Ik zou me te ongerust maken.’

Het vaderschap veranderde hem, zegt Tissoudali. ‘Je leven komt in een ander perspectief te staan. Als ik op de club ben, ligt mijn focus volledig daar. Ben ik thuis dan ben ik helemaal gefocust op mijn gezin. (stilte) Het is echt heel speciaal, kinderen hebben. Voor mij voelt het dat ik álles voor hen zou doen.’

De familie Tissoudali is een multicultureel gezin: Tariks vrouw Tiffany werd geboren in Thailand en kwam na drie maanden naar Amsterdam, waar haar vader vandaan komt. Via sociale media legden de twee contact en inmiddels zijn ze alweer zeven jaar samen. ‘Het mooiste aan Thailand vind ik hoe open-minded iedereen daar is. Als je in je onderbroek wilt lopen, zal niemand je aanspreken. Amsterdam is vrij, maar daar kun je pas écht zijn zoals je bent. Die Thaise cultuur wil ik mijn kinderen ook graag meegeven. Je ziet hun roots ook een beetje in hen terug, aan hun ogen.’

Van afwasser tot chef-kok

Exact een jaar eerder trokken we er voor dit blad op uit om zíjn roots te ontdekken, in Amsterdam-West, waar zijn broers Mohamed en Omar ons ontvingen ten huize Tissoudali aan het Van Beuningenplein. We zien nog voor ons hoe moeder Aicha rondging met Marokkaanse thee en koekjes en beeldden ons in dat daar in die rijtjeswoning een gezin met tien kinderen leefde, dat er inmiddels óók een keer in de week de achttien (!) kleinkinderen ruimte biedt. ‘Met twee kleintjes is het al moeilijk, maar hoe mijn ouders dat met tien hebben gedaan… ik heb geen idee. Ik had altijd al respect voor hen, maar dat werd alleen maar meer nu ik zelf kinderen heb.’

Ik zou niet meer in Amsterdam willen wonen. Voor mijn kinderen. Op elke hoek vind je een coffeeshop, je hebt er De Wallen, drugs…’

TARIK TISSOUDALI

Zijn vader Messoud zag Tissoudali weinig. Hij kwam in 1970, ver voor de geboorte van zijn jongste zoon, naar Nederland zonder zijn gezin en begon als schoonmaker en afwasser, om het tot chef-kok van een bekend restaurant in Amsterdam te schoppen. ‘Hij heeft weleens iets gemaakt voor ons, maar hij werkte zes dagen per week en was weg vanaf de middag tot ’s avonds laat. Dus onze moeder kookte altijd.’ Wanneer het eten klaarstond, stak ze haar hoofd uit het raam en riep naar het pleintje, dat letterlijk voor hun deur lag. ‘Vijf minuten aan tafel en dan stonden we weer buiten.’

In de zomer stuurde de politie hen weg, anders speelden ze er om elf uur nog. In de winter diende de lange gang van hun ouderlijk huis als hun pleintje. Hun moeder werd soms zo moedeloos van het gebonk dat ze de bal afpakte. ‘Er zijn er meerdere lek geprikt’, zei Omar destijds, waarna de broers verder gingen met een kussen of enkele in elkaar gedraaide sokken.

Zonder rancune

Tijd voor meer dan werken en koken, poetsen en wassen was er voor beide ouders niet. Zodoende hield Mohamed, 17 jaar ouder dan Tarik, zich met zijn jongere broers en zussen bezig. ‘Hij was heel streng’, zegt Tissoudali. ‘Als hij het gevoel had dat je met verkeerde jongens omging, als ik te laat thuiskwam of als ik het niet goed deed op school dan kreeg ik de wind van voren. ‘Waar was je, wat deed je daar, met wie?’ Hij liet echt geen ruimte om verkeerde keuzes te maken. Hij is een echte leider, die van iedereen automatisch respect genoot.’

Als jongste jongen én getalenteerd voetballer werd Tissoudali zowel meer verwend als in de gaten gehouden. Naast Mohamed ontfermde ook Omar zich over hem; waar de oudste van het gezin meer de paterfamilias is, begeleidde zijn zes jaar oudere broer Tarik in het voetbal. ‘Ik was de jongste dus ik kreeg van mijn broers wel eens voetbalschoenen als ik daar om vroeg, maar ik werd ook gewezen op mijn eigen verantwoordelijkheid.’ Al op zijn twaalfde begon hij met werken. ‘Reclamefolders bezorgen, een krantenwijk, vakkenvullen bij de Albert Heijn, koerieren, bij de McDonald’s… De McDonald’s was te zwaar, in het centrum van Amsterdam en de hele tijd hamburgers bakken. Echt zwaar… Daarna heb ik lang bij een Turks restaurant gewerkt.’

Eigenlijk hadden zijn broers niet veel werk om hem in het gareel te houden. ‘Ik ben altijd tranqie, rustig. Dat is mijn karakter, en in een nieuwe omgeving uit zich dat vaak in verlegenheid. Als ik eenmaal mezelf kan zijn, zit ik goed, maar daar heb ik tijd voor nodig.’

Zowel Mohamed als Omar gingen met hem mee naar rapportavonden en hielden hem een spiegel voor: als je iets van je leven wilt maken dan moet je er zelf alles aan doen. Tarik: ‘Ik kijk altijd in de spiegel. Bij alles wat ik meemaak, reflecteer ik: wat kan ik anders doen, hoe word ik uit deze situatie een beter mens?’ Er is maar één moment waarvan hij denkt: daar was ik overgeleverd aan de omstandigheden. ‘Bij VVV-Venlo onder Maurice Steijn. Hij kwam met een verhaal over aanvallend voetbal waar ik echt iets in zag; ik had twee keuzes en denk als altijd heel goed na over welk spel bij me past, waar ik echt kan groeien. Dat gevoel had ik bij VVV, maar de competitie begon en het was extreem antivoetbal. Maar écht antivoetbal. Werken, lopen en gokken op standaardsituaties. De coach heeft alleen maar voor zichzelf gezorgd; hij heeft spelers die talent hadden nooit laten opbloeien.’

Hij vertelt het zonder enige rancune. Want ook dan blijft Tissoudali erbij: ‘Had ik maar niet voor die club moeten kiezen. Dat is mijn eigen fout geweest.’ Die extreem kritische blik naar zichzelf kreeg hij van zijn broers mee. ‘Na een wedstrijd hoor ik altijd alleen maar wat beter moet.’ Of ze ook wel eens hun trots laten blijken. Hij is even stil. ‘Dat is moeilijker’, zegt hij met een lach.

Hoop opgegeven

Die instelling bracht hem uiteindelijk waar hij nu is. Want veel geluk had hij niet in zijn weg naar de top. In alle jeugdteams hoorde Tarik Tissoudali tot de beste spelers, regionaal, landelijk en op zijn achttiende werd hij op het hoogste amateurniveau – waar naast drie amateur- clubs alleen profclubs in uitkwamen – tweede op de topscorerslijst. ‘Ik dacht: als er nu niks komt, dan gebeurt het nooit meer. Maar er kwam niets. Geen stage, geen oefentraining, niks. Ik dacht, oké, dat is het dan. Ik had de hoop op een profcarrière al opgegeven.’

Tissoudali ging in op het voorstel van zijn (amateur)club Sparta Nijkerk, dat hem bij aanvang van zijn derde jaar een contract én een baan aanbood. ‘Het was goedbetaald en je hoefde weinig te doen. Heel simpel werk ook, aangeboden door de hoofdsponsor: ik moest Polen van hun woon- naar hun werkplaats vervoeren. Daarnaast had ik het voetbal; ik had dus twee lonen.’

Waardering, vertrouwen… dat is zo bepalend voor mij. Dat aspect miste ik heel lang waardoor ik nooit écht doorgebroken ben.’

TARIK TISSOUDALI

Nog in de voorbereiding gebeurde het dan eindelijk, na al die jaren: een scout van Telstar kwam voor een ander, maar zag Tissoudali. ‘Hij belde me: ik hoefde geen stage te doen, ik was meteen aangenomen. Ik dacht dat ik voor de gek werd gehouden; geen scout had me ooit zien staan en nu was het ineens geregeld? Maar aan de e-mail die hij me stuurde, zag ik dat het een officieel e-mailadres van de club was. Ik dacht: oh, het is écht! Telstar bood me een amateurcontract aan; ik zou dus alleen een reisvergoeding krijgen. Zet daar die twee lonen tegenover… Ik moest véél inleveren om daar te spelen. Maar ik had vanaf mijn twaalfde gewerkt en goed gespaard dus ik dacht: ik ga ervoor. Na drie weken kwam NEC, een grotere club én een contract. Als ik wilde kon ik zo weg; een amateurcontract kun je ieder moment inruilen voor een profcontract. Dat zei ik ook tegen Telstar: het liefst blijf ik bij jullie. Daarna boden ze me alsnog een contract aan.’

Na twee jaar in de Nederlandse Eerste Divisie bood Le Havre hem goed geld. ‘Ik dacht: dit is dus profvoetballer zijn. Ik verdiende daar echt goed vergeleken met wat ik tot die tijd kreeg. Maar verder was het een ramp.’ Hij was net getrouwd met Tiffany en de twee gingen voor het eerst uit huis. ‘Het was heel moeilijk. Ik had mijn moeder vaak aan de lijn. Ze huilde veel. Ikzelf had het ook zwaar om uit mijn omgeving te gaan, maar ik had de meeste moeite met de taal. Niemand sprak Engels en ik was voor het eerst in mijn carrière geen basisspeler. Op de club was ik heel stil, ik trok me terug.’

Dankbare speler

Het leven van een voetballer is maar tot een bepaalde hoogte maakbaar. Geluk speelt minstens zo’n grote rol, ondervond Tissoudali. ‘De juiste trainer, op het juiste moment, iemand die je mag, die je ligt en die het in je ziet zitten. Veel spelers beseffen dat niet maar het is héél veel waard als een trainer je laat spelen. Ik ben daardoor een dankbare speler geworden. Dat besef ik heel erg. Ik had dat bij Telstar, bij Beerschot onder Hernán Losada en bij Gent onder Hein Vanhaezebrouck. Waardering, vertrouwen… dat is zo bepalend voor mij. Ik ben heel blij dat ik die hier voel. Dat aspect miste ik heel lang waardoor ik nooit écht doorgebroken ben. Ik moet wel gekoesterd worden. Dan is het alsof ik op een pleintje speel. Dan ben ik vrij en valt alle druk van me af.’

Het bracht hem zelfs tot de nationale ploeg van Marokko, een van zijn grote dromen. Zijn broers vertelden dat Nederland evengoed een optie was geweest als het ooit zover zou komen, maar Tissoudali zelf is er duidelijk over: ‘Ik had altijd voor Marokko willen uitkomen.’ Hij probeert het gevoel wat hij daarbij heeft onder woorden te brengen; een paar keer begint hij aan een zin, om die dan toch weer te staken. ‘Ik kan dat niet uitleggen. Dat zit vanbinnen. Een gevoel… Ik voel me zowel Nederlander als Marokkaan, maar als jij de keuze zou hebben en je wéét hoe het gevoel is om voor Marokko te spelen, dan zou jij daar ook voor kiezen. De waardering die ze je daar geven, is niet te vergelijken met hier. Het is een emotioneel gebeuren, een trots die ze enorm uitdragen. Je mag overal de vipruimte in, ze laten je voor en wanneer een agent je aan de kant zet omdat je iets te snel reed, wil hij een selfie met je maken en laat je gaan. Mensen stoppen gewoon in een eenrichtingsweg en veroorzaken files omdat ze jou zien. Als Marokkaans international ben je een beroemdheid. Die dingen maken het speciaal, menselijker ook. Hier denken we veel meer in regeltjes, daar heb je nog echt contact met mensen.’

Troostbabbeltje

En toen was daar die zware blessure. Tissoudali had altijd al een zwakkere rechterknie. ‘Twaalf jaar geleden blesseerde ik me op vakantie in Marokko en vond ik via internet een chirurg. Die heeft een stukje meniscus weggehaald, maar omdat dat niet helemaal goed gebeurde, kon ik bij de krachttraining bepaalde oefeningen niet doen; buigen, op één been staan… dan zakte ik er zo doorheen. Met het voetballen merkte ik er nooit wat van, maar daardoor miste ik wel een bepaalde kracht in mijn bovenbeen.’

Bij alles wat ik meemaak, reflecteer ik: wat kan ik anders doen, hoe word ik uit deze situatie een beter mens?’

TARIK TISSOUDALI

Dat er ooit een blessure van moest komen, was dus niet zo gek. Maar dat het een afgescheurde kruisband bleek te zijn, was wél een hele dikke streep door de rekening. ‘Toen dacht ik pas: shit! Het WK! En dan die contractverlenging bij Gent… Alles viel ineens stil. Ik was teleurgesteld, maar een dag later draaide ik de knop om. Dat heb ik aan mijn geloof te danken. Dat hield mij rustig. Je kunt het altijd erger treffen.’

Zelfs erger dan het WK missen. ‘Natuurlijk! Kijk naar Abdelhak Nouri (die na een hartstilstand blijvende hersenschade opliep, nvdr). Na mijn operatie zag ik ook ineens mensen in een rolstoel of iemand met één been. Ineens begin je erop te letten en dan zie je zoveel leed om je heen. Wat klaag ik dan?’

Ook de weg die hij tot nu toe als profvoetballer aflegde, hielp hem bij die mindset. ‘Door mijn geloof ben ik altijd optimistisch geweest, maar ik heb het in mijn carrière mentaal ook nooit echt zwaar gehad omdat ik mijn hoop op een profbestaan al had opgegeven. Alles wat ik nu nog meemaak, voelt als een extraatje. Dat is diezelfde dankbaarheid. Het is allemaal alsnog gekomen, op een onverwacht moment.’

Hij zit in Antwerpen bij Lieven Maesschalck – waar hij naast zijn revalidatie op de club ook herstelt van zijn blessure – andere jongens eenzelfde traject afleggen die veel meer moeite hebben om de knop om te draaien. ‘Sommigen zijn er echt lang kapot van. Dan geef ik ze een troostbabbeltje: ‘Komt goed, heb een positieve mindset.’ Iedereen die deze blessure heeft gehad, is mentaal en fysiek veranderd. Ik merk het nu al. Voor een blessure van één of twee maanden zou ik niet eens meer stressen en bovendien heeft de arts die me opereerde ook dat stukje kraakbeen hersteld. Daardoor lukken de oefe- ningen die ik nooit kon nu wél. Dit gebeurde niet zomaar. Naar mijn idee gebeurt alles met een reden. Deze blessure heeft me waarschijnlijk iets ergers bespaard. Als ik een paar jaar ouder was geweest, was het misschien wel einde carrière. Nu haal ik hier iets uit voor de lange termijn. Dat is een grote troost en die voel ik dagelijks. Als ik naar de club rijd overzie ik het allemaal en dat houdt me rustig. Ik kom hier veel sterker uit.’

Een Nederlandse topclub

In België is Tarik Tissoudali inmiddels een grote naam en natuurlijk kennen ze hem in Nederland wel, maar op straat wordt hij niet gauw herkend. ‘Dat maakt me niet uit. Ik heb ook niet meer de hoop op een Nederlandse topclub. Ten eerste ben ik realistisch: Ajax, bijvoorbeeld, haalt jonge spelers en verkoopt ze door. En PSV of Feyenoord… Nee, ik zit hier bij een topclub in België. Ik heb niet de drang om me in Nederland nog te bewijzen of manifesteren.’

De ontbrekende pijn van het misgelopen WK

Tarik Tissoudali droomde altijd al van Marokko. Toch kijkt hij heel nuchter naar het feit dat hij een streep door het WK in Qatar moet zetten, mede dankzij zijn geloof. ‘De enige manier waarop ik naar het WK kijk, is dat ik dan in mijn revalidatie op 3,5 maanden zit’, zegt hij. ‘Dan is er geen competitievoetbal en daar kan ik zes weken mee terugwinnen. Na het WK ben ik er bijna.’ En het toernooi zelf? ‘Dat kan ik loslaten. Ik heb gewoon naar de afgelopen interlands gekeken en de nieuwe bondscoach heeft me ook twee keer gebeld. Hij gaf me een goed gevoel; als ik mijn hoofd wilde legen, was ik van harte welkom voor een paar dagen.’ Of hij dat gaat doen? Hij schudt van nee. ‘Ik zit in mijn revalidatie in een mooi traject waarin ik een duidelijke opwaartse lijn voel. Ik wil die niet belemmeren door een uitstapje te maken. Dat zou een pas op de plaats zijn.’

Natúúrlijk had hij graag tegen België gespeeld. Er verschijnt een jongensachtige glimlach om zijn mond. ‘Ik was blij met de loting. Ik woon en voetbal hier, mijn jongste dochter is hier geboren… En ik hou ervan om speciale wedstrijden te spelen waarin je jezelf echt op de kaart kunt zetten. Iederéén kijkt ernaar uit om tegen België te spelen.’

Thuis in Amsterdam-West zien ze hun oogappel nu niet langer over het scherm flitsen; hij zal tijdens het WK zoveel mogelijk naast hen op de bank aan het Van Beuningenplein plaatsnemen. ‘Vooral mijn vader was er kapot van, maar ik heb mijn familie gerustgesteld. Het WK is jammer maar er is er over vier jaar weer een.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content