Julien de Sart (KAA Gent): ‘Standard is een litteken, maar ik heb geen spijt’
Zijn tien kilo extra spiermassa, zijn haarfijne passes, zijn hart dat op hol sloeg aan de poorten van de Premier League, zijn depressie op Sclessin, zijn hechte relatie met Hein Vanhaezebrouck: de oudste zoon van Jean-François de Sart gaat er eens rustig voor zitten.
Afgelopen zomer verhuisde Julien de Sart (26) van Kortrijk naar Gent. Eerste vaststelling: hij viel niet naast het team, maar werd meteen een steunpilaar voor een veeleisende coach die al een tijdje onder de indruk was. In dit lange interview legt De Sart uit hoe hij te werk gaat en blikt hij terug op grote momenten en donkere periodes uit zijn carrière.
Hein Vanhaezebrouck spreekt zich maar zelden uit over een individuele speler. Over jou wel. Jij kreeg positieve commentaar en vormt daarmee een uitzondering.
Julien de Sart: ‘Inderdaad, ik heb zijn opmerkingen gehoord. Vanhaezebrouck heeft me naar Gent gehaald. We hadden al lang contact. Dat is begonnen toen ik in het begin van mijn carrière bij Standard speelde. Hij feliciteerde me dikwijls en als we elkaar tegenkwamen, praatten we een beetje. Toen hij afgelopen seizoen wist dat ik vrij zou komen, belde hij me. In januari nodigde hij me uit voor een goed gesprek op het trainingscomplex. Hij wilde graag dat ik kwam en ik was op zoek naar een nieuwe uitdaging, alles viel op zijn plaats.’
Hoe verliep dat gesprek?
De Sart: ‘Ik had nog nooit zo’n gepassioneerde coach ontmoet. Hij heeft heel precieze doelen voor ogen, weet wat hij wil en heeft een manier van spelen die bij mij past. Elke speler weet wat hem te wachten staat, het is duidelijk voor iedereen. Hij is niet bang van extra videosessies om uit te leggen wat je moet doen. Soms is het erg theoretisch, en soms zegt hij: ‘Als je dit doet, winnen we.’ Dat klinkt gek, maar uiteindelijk heeft hij vaak gelijk. Wij zijn altijd op alles voorbereid, op alle mogelijke opties. Als de bal van links komt, weet je wat je kunt doen. Idem als hij van rechts komt. Je weet waar de mogelijkheden liggen, in alle gevallen. De speler die mijn pass gaat ontvangen, weet hoe ik denk. Dat heb ik in mijn carrière nog niet vaak meegemaakt. Nu, je bent ook altijd afhankelijk van de tegenstander, van wat die wil doen. Ons systeem werkt beter bij ploegen die proberen te voetballen dan bij ploegen die alles blokkeren. Tegen Club Brugge en Genk ging het beter dan tegen Cercle, dat is geen toeval.’
Vijftigmeterpass
Waarom ligt het spel van Vanhaezebrouck je zo?
De Sart: ‘Ik voel me goed in een systeem met twee verdedigende middenvelders en ik heb de mogelijkheid om diagonaal te spelen. In de pressing is het heel fysiek, maar ik heb altijd graag gelopen, dat vind ik niet erg.’
Wat is het geheim van je passing met chirurgische perfectie? Het is al van het begin van je carrière je handelsmerk.
De Sart: ‘Ik weet niet of je van een geheim kunt spreken. Het is een kwaliteit die ik in het begin had en waar ik altijd veel aan gewerkt heb. Zelfs nu doe ik dat nog elke week. Ik ben in staat om iemand op vijftig meter afstand aan te spelen. Dat kan niet iedereen in de Belgische competitie, dus moet ik er gebruik van maken.’
Ik vraag me soms af hoe mijn carrière eruit had gezien als ik bij Standard was blijven spelen.’
Julien De Sart
Hoe oefen je dat?
De Sart: ‘Ik doe veel oefeningen met Danijel Millicevic, die nu in de staf zit. Soms sta ik in het midden en zoek ik hem op de lijn. Toen ik bij Standard zat met Guy Luzon, stond ik in de middencirkel en zetten we een klein doel op veertig of vijftig meter, met een dummy drie meter ervoor, en dan moest ik de bal in dat doel krijgen. Ik oefende ook met de muren van de hal, waar we een synthetisch veld hadden. De hele tijd tijdens de trainingen. Als er al een geheim is, is het dat.’
Het is verrassend dat Kortrijk je hield tot je einde contract was, waardoor je gratis weg kon.
De Sart: ‘Ze hebben me een verlenging aangeboden, met een loonsverhoging. Dat wilde ik niet. Na drie volle seizoenen waarin ik veel gespeeld had, vond ik het tijd om te veranderen. Ik dacht: als ik nu niet hoger probeer te komen, zal ik misschien mijn hele carrière op dit niveau blijven. Bovendien heb ik altijd graag risico’s genomen.’
Door die verlenging bij Kortrijk te weigeren, nam je inderdaad het risico om zonder club te zitten.
De Sart: ‘Zeker. Al in oktober of november heb ik het bestuur verteld dat ik iets anders wilde. Het was niet echt een kwestie van geld. Ik wilde gewoon mijn geluk beproeven op een hoger niveau. Ze begrepen dat. Vanaf januari was er belangstelling, in België en ook in het buitenland. Ik heb de tijd genomen om erover na te denken. En het aanbod van Gent leek ideaal.’
Je vond dat er niet genoeg ambitie was in Kortrijk, klopt dat?
De Sart: ‘Dat is waar. Als je daar verliest van een grote club, vinden de mensen dat jammer, en daarna gaan ze over tot de orde van de dag. Je verliest tegen Standard? Dan hoor je: oké, goed, maar het was Standard. Dat is spijtig, want Kortrijk moet beter kunnen. Er zijn goede spelers, met een fijne groep supporters. Ik had de indruk dat Kortrijk met een beetje meer ambitie in de top acht zou kunnen meespelen. Maar dat lukte niet en dat frustreerde me.’
Recuperatiebroek
Bij je aankomst noemde je Gent ‘een bedachtzame club met een universitaire inslag’. Kun je dat uitleggen?
De Sart: ‘Alles wordt hier uitgedacht en van A tot Z geanalyseerd. Voeding, herstel, slaap. Als we ’s morgens aankomen, wordt ons gevraagd hoe we geslapen hebben en moeten we een cijfer geven tussen één en tien. Ze vragen ons hoe we ons voelen. Na de wedstrijden trekken we een recuperatiebroek aan, die lijkt op de compressiekousen die je in het ziekenhuis krijgt na een operatie. Ze zijn ontworpen om de bloedcirculatie te verbeteren. We moeten ook koude baden nemen. Ik heb in Engeland gespeeld en het is hier nóg geavanceerder. Bij elke training dragen we een gps en staat er een man langs het veld die al onze verplaatsingen in real time volgt. We moeten een bepaald aantal kilometers met hoge intensiteit doen en andere specifieke dingen. Onze werklast wordt voortdurend gecontroleerd. Het resultaat is dat je je na sommige wedstrijden realiseert dat je je geweldig voelt. In de voorbereiding voel je je natuurlijk uitgeput, maar ook dan heb je het gevoel dat je nog iets extra kunt. Je hebt nog energie, ondanks de vermoeidheid. Door de Conference League spelen we nu de ene wedstrijd na de andere, maar we voelen ons goed. Op het einde van de match zitten we dikwijls nog frisser dan onze tegenstanders.’
Vanhaezebrouck heeft je graag, Yves Vanderhaeghe ook. Hij zegt dat je van een slechte gewoonte af bent: je verloor soms je spel door je negatieve emoties. Wat betekent dat?
De Sart: ‘We hebben het erover gehad toen we samen in Kortrijk zaten. Ik weet niet of ik beïnvloed werd door mijn emoties, maar het is waar dat ik de neiging had om snel kwaad te worden, over de scheidsrechters bijvoorbeeld. Ik zeg niet dat ik helemaal uit de match geraakte, maar ik had dan de indruk dat hij tegen mij was.
Dat is volkomen normaal: je komt uit Luik, het land van Calimero…
De Sart: ‘Euh… ( lacht) Ik denk niet dat ik een bijzonder irrationeel persoon ben in het veld. Mettertijd, door mijn ervaring en maturiteit, reageer ik niet meer zo snel. Ik besteed minder aandacht aan anderen en blijf beter in mijn spel. Ik ben voorbereid op alle scenario’s.
Palmares
In Kortrijk leek het alsof je de zaak van alle kanten kon bekijken. Dat was anders toen je Standard verliet, waar je ook drie jaar in de A-ploeg zat.
De Sart: ‘Het was helemaal niet hetzelfde, neen. In Kortrijk besloot ik zelf om te vertrekken. Bij Standard moest ik weg. Binnen de club zelf was de situatie complex, met een nieuwe voorzitter, Bruno Venanzi, die Roland Duchâtelet verving, en trainers die elkaar afwisselden. In anderhalf jaar tijd had ik vijf trainers: Guy Luzon, Ivan Vukomanovic, José Riga, Slavo Muslin en Yannick Ferrera. ‘
Je zette daar wel de beker van België op je palmares. Een troost?
De Sart: ‘Neen, want ik vind niet dat ik die gewonnen heb. Ik vertrok in januari naar Engeland, Standard won de finale in maart. Ik heb alleen in de eerste ronde tegen Koksijde gespeeld, voor mij is dat niet genoeg om te zeggen dat het op mijn palmares staat. Ook al staat het er officieel wel op.’
Op de lange termijn kon je je stempel niet drukken bij Standard. Blijft dat een litteken voor iemand uit Luik?
De Sart: ( denkt na) ‘Ja. Ik vraag me soms af hoe mijn carrière eruit had gezien als ik bij Standard was blijven spelen. Ik heb daar tien jaar doorgebracht, ik wilde daar blijven. Toen Standard twee keer op rij kampioen werd, was ik op de Académie. Ik zat in de tribune tijdens die wedstrijden, ik beleefde die avonden als jonge gast. Ik droomde ervan om zoiets op het veld te beleven. Axel Witsel was mijn idool, ik had zijn vader als coach. Hij was een icoon, een voorbeeld voor veel jongeren bij Standard. Een echte Luikenaar ook, opgeleid aan de Académie, die de sterkhouder werd van de beste ploeg van België. Ik identificeerde me met hem en ik was lang niet de enige. Dus natuurlijk deed het me pijn om te moeten vertrekken na slechts drie jaar als profspeler.
Toen ik in het stadion van Arsenal op de bank zat, vroeg ik me af of ik daar wel thuis hoorde.’
Julien De Sart
‘Aan de andere kant: ik heb me enorm geamuseerd in Engeland! Ik veranderde van omgeving, van cultuur, van voetbal. Er is een litteken, maar ik heb geen spijt. Ik heb gewoon het gevoel dat ik niet de kans heb gekregen om af te maken wat ik bij Standard ben begonnen. Het was de periode dat mijn hele familie moest vertrekken: mijn vader, mijn broer Alexis, ik. Uiteindelijk heeft niemand er spijt van. Alexis is goed terecht gekomen, en ik ook. We hebben allebei naam gemaakt, we hebben het ongelijk kunnen bewijzen van de mensen die zeiden dat we bij Standard in eerste klasse speelden omdat we de kinderen van de sportief directeur waren. Voor ons was dat moeilijk om te horen. Mijn vader is opgelucht dat hij uit het profvoetbal is. Op het einde had hij de supporters in zijn nek, en spandoeken in het stadion. Dat blijft absurd als je erover nadenkt. We werden vicekampioen, maar de fans waren woedend, voor hen was het niet genoeg. Als ik zie hoe Standard er vandaag sportief voorstaat en hoe kalm het publiek daarbij blijft, vind ik dat moeilijk te begrijpen.’
Welke lessen heb je in Engeland geleerd?
De Sart: ‘Ik heb daar vooral geleerd om mijn lichaam te beheersen, om vóór de training al te werken, en om achteraf extra oefeningen te doen. Dingen die niet in £me opkwamen voor ik erheen ging. De dag dat ik in Middlesbrough aankwam, gaven ze me een fles en ingrediënten om shakes te maken. Ze zeiden: ga naar de gymzaal, er wacht daar een man op je, hij zal je alles uitleggen, je zult elke ochtend met hem werken. Ik was zó frêle! ( steekt zijn pink op) Die vent liet me als een gek gewichten duwen. In een half seizoen kwam ik drie, vier kilo bij. Ongelooflijk, want aankomen was me voordien nog nooit gelukt. Toen ik begon als profspeler bij Standard, woog ik 66 kilo. Nu zit ik op 76, en ik zie er nog steeds even mager uit. Mijn lichaam is niet zoveel veranderd, er zitten alleen veel meer spieren in.’
Duchâtelet en de geruchten
Je zit nu bij een echte grote club, waar je elke wedstrijd moet winnen. Verandert dat veel?
De Sart: ‘Ja, maar het is goed om druk te hebben. Of je nu tegen Brugge of Genk speelt, je moet er staan. Mentaal voel ik me zoals aan het begin van mijn carrière bij Standard. Elk weekend werd je duidelijk gemaakt dat je niet het recht had om fouten te maken.’
In je eerste seizoen daar werd je bijna kampioen. Denk je daar nog steeds aan? Denk je ook, zoals Roland Duchâtelet, dat het kampioenschap van 2014 misschien gemanipuleerd was?
De Sart: ‘Je stelt je vragen, nu. Ik herinner me dat we het hele seizoen aan de leiding stonden, tot twee wedstrijden voor het einde van de play-offs.’
Hoe ga je om met zo’n schok als je jezelf zolang als kampioen ziet?
De Sart: ‘Eigenlijk besefte ik dat toen niet. Ik realiseerde me niet dat ik het kampioenschap kon winnen toen ik net aan mijn carrière begon. Ik leefde een beetje in een droom, in een luchtbel, een andere wereld. Totaal in de emotie. Ik was negentien jaar, zat in het eerste elftal, speelde met Jelle Van Damme, Mehdi Carcela, Igor de Camargo: allemaal jongens die ik bewonderde toen ik in de tribune naar de wedstrijden ging kijken. Pas nu heb ik door dat ik bijna iets ongelooflijks deed. Kampioen worden met Standard, dat is buitengewoon voor een Luikenaar, voor een speler die het voetbal leerde aan de Académie.
Was je verrast door wat Duchâtelet zei?
De Sart: ‘Hij had er tijdens de play-offs al eens met ons over gesproken. Hij zei niet dat er vals gespeeld werd, maar hij was ervan overtuigd dat er scheidsrechterlijke fouten waren gemaakt die in ons nadeel werkten. Ik herinner me dat we een vergadering hadden om erover te praten, hij liet ons wat statistieken zien en hij vond het erg vreemd.’
Dachten de spelers dat er misschien geknoeid was?
De Sart: ‘Nee, dat konden we niet geloven.’
En achteraf gezien?
De Sart: ‘Ik hoor dingen, maar ik wil het niet geloven. Het is gewoon ondenkbaar.’
Op een zucht van de Premier League
Je hebt drie keer op de bank gezeten in de Premier League, maar nooit gespeeld. Zou het je leven veranderd hebben als je ook maar één minuut gespeeld had?
JULIEN DE SART: ‘Ja, dat was duidelijk een droom. Ik kwam er dichtbij, maar ik heb het niet gehaald. Als ik niet meer terugkeer naar Engeland, zal dat altijd een beetje een gemis blijven. Ik kwam er heel dicht bij… We speelden met Middlesbrough de derby op Sunderland. We stonden 0-1 voor, een middenvelder vraagt om vervanging. De coach stuurt me weg om op te warmen. Ik warm me op, tien minuten, vijftien minuten, twintig minuten, die kerel komt niet van het veld. Tijdens de rust gaan we naar de kleedkamer, de coach vraagt hem hoe het gaat. Hij antwoordt: niet goed! Dus de coach stuurt me terug naar de warming-up. Ik warm op tot het einde van de match, bijna 75 minuten in totaal, maar ik kom er niet in. Die minuten zal ik nooit vergeten. Ik was super nerveus, compleet gestresseerd, ik voelde me er niet klaar voor. De gedachte dat ik in de annalen van de Premier League zou komen, ook al speelde ik maar één minuut, blokkeerde me. Toen ik aan het opwarmen was, dacht ik: ik speel simpel, als iemand mij de bal geeft, pass ik hem direct terug aan dezelfde speler, zonder risico.
‘Bij een wedstrijd op Arsenal zat ik nog eens op de bank. Naast me zat Arsène Wenger. In hun team hadden ze Mesut Özil en Alexis Sánchez. Ik kon me niet aan de gedachte onttrekken dat ik dit stadion met mijn ouders had bezocht tijdens een citytrip naar Londen. Plots vroeg ik me af of ik daar wel thuis hoorde. Ik was soms erg gestresseerd in Engeland, maar die ervaring heeft me ook vertrouwen gegeven en me overtuigd dat ik het niveau had om daar op een dag te spelen. Ik kon zien dat ik het niveau had op training en jongens als Victor Valdés en Alvaro Negredo gaven me ook veel vertrouwen. Ik zeg niet dat ik mik op een terugkeer naar de Premier League, maar ik leg mezelf geen enkele beperking op. Als het gebeurt, zal het verdiend zijn.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier