Jelle Schelstraete, assistent van Roberto Martínez: ‘Jonge spelers integreren is dé uitdaging van het Belgisch voetbal’
Hij is nu een jaar de assistent van technisch directeur Roberto Martínez. De Krant van West-Vlaanderen vond het dan ook hoog tijd om eens met Jelle Schelstraete te gaan praten. In het gesprek had hij het onder meer over jongeren in de Belgische competitie.
Je hebt zicht op de kwaliteit van de spelers in onze nationale jeugdselecties: hoe staan de Rode Duivels er op lange termijn voor?
Jelle Schelstraete: ‘De verdere ontwikkeling van jeugdspelers is moeilijk in te schatten, omdat een carrière van zoveel factoren afhankelijk is. Maar het is in elk geval positief dat ons nationaal U19-team vorige maand met 0-2 ging winnen bij een stevige tegenstander als Portugal. Heel belangrijk is ons project 2026: de voorbereiding van onze kern in functie van het WK 2026 met spelers die geboren zijn tussen 1997 en 2008.’
Welke impulsen kun je vanuit je functie geven om de opleiding en de doorstroming bij de profclubs te verbeteren?
Schelstraete: ‘Ik denk dat er in België op een goed niveau opgeleid wordt. Dat blijkt ook uit de resultaten van onze clubs in de Youth League en op internationale toernooien. Het probleem is de integratie van jonge spelers in het eerste elftal. Hopelijk kunnen er volgend seizoen belofteploegen in het volwassenenvoetbal meespelen zodat de kloof met 1A niet meer zo groot is en ook jongens die wat meer tijd nodig hebben dan De Ketelaere en Mbamba vlot de stap kunnen zetten.’
Bestaat het gevaar niet dat dan ook belofteploegen versterkt zullen worden met buitenlandse spelers?
Schelstraete: ‘Ik hoop dat de regels voldoende strikt zullen zijn om ook onze Belgische talenten een kans te geven. Want anders wordt er een nieuw probleem gecreëerd in plaats van een ander op te lossen. Je kunt de integratie van zelf opgeleide spelers bevorderen via quota, maar het belangrijkste is dat clubleiders ook echt beginnen te geloven in eigen talent.
‘De kloof tussen eigen opleiding en eerste elftal blijkt voor de meesten nog te groot te zijn. Dus vereist de integratie een specifieke aanpak met een individuele begeleiding om de overgang geleidelijker te laten verlopen. Een staflid van de A-kern, eventueel een bekwame jeugdcoach, kan jongeren daar helpen door te ontwikkelen.’
Heel weinig clubleiders maken daar een beleidspunt van en in een kortetermijncultuur zijn hoofdcoaches vooral bezig met te proberen zelf te overleven.
Schelstraete: ‘Inderdaad. Vorige week nog voerde ik dezelfde discussie met onze assistent-coach Shaun Maloney naar aanleiding van de opleiding technisch directeur. Hij vroeg mij: ‘Zou je nog willen terugkeren naar het clubniveau?’ Ik zeg: ‘Momenteel zegt mij dat weinig of niets, omdat je op bondsniveau niet anders kunt dan jonge spelers kansen geven.’ Transfers zoals bij de clubs kun je er niet doen, wat eigenlijk een fantastische situatie is. Hier kan ik bezig zijn met wat voor mij nog altijd het puurste van voetbal is: jonge talenten optimaal voorbereiden zodat de integratie vlot verloopt.
‘Op clubniveau is het belang van het directe resultaat zodanig groot dat zowel coaches als clubleiders minder aandacht hebben voor de lange termijn. Dat is dan ook de grote uitdaging van het Belgisch voetbal: op welke manier kun je toch een kader creëren om jonge spelers te integreren? Is dat via een andere verdeling van de financiële middelen, waardoor het geen ramp meer zou zijn als je een keer als zevende eindigt in plaats van als vierde?’
Anderlecht verkocht een jaar geleden Doku voor 26 miljoen euro en in juli Lokonga voor 17,5 miljoen euro en Club Brugge weet nu al dat De Ketelaere een fortuin zal opbrengen: waarom zien niet méér clubs jeugdopleiding als een businessmodel?
Schelstraete: ‘Jeugdopleiding kan een heel interessant businessmodel zijn. Alleen vraagt het aan de basis meer investeringen dan een goedkope buitenlandse kracht kost. Met 100.000 euro kan je in je academie niets doen, maar daarvoor kun je wel al – bijvoorbeeld – een Serviër halen. Dat is het verschil. Als je je opleiding goed wil runnen en er talent mee wil genereren, moet je al snel minstens 1 à 2 miljoen euro per jaar investeren. En: er is ook veel geduld nodig. Als je jeugdspelers meer tijd geeft, geef je ze ook meer kans om door te stromen. Ik zie bij clubs jongens van 18, 19 jaar vertrekken van wie ik denk: geef ze een paar jaar langer en ze kunnen zeker van waarde zijn in de A-kern. Sommigen zijn pas klaar wanneer ze 20, 21 of 22 jaar zijn.
‘Er kruipt dus veel energie in, zowel financieel qua mankracht als qua begeleiding, en bij ons gebeurt dat te weinig. Er zijn clubs die wel bewust de keuze maken om daarvoor te gaan en ik hoop dat jongens met een groot potentieel bij hen terechtkomen. Misschien is dat ook iets dat moet veranderen in ons jeugdvoetbal: de eisen van de jeugdlicentie nog verstrengen, zodat het duidelijk is welke clubs honderd procent inzetten op en investeren in opleiding en doorstroming.’
Lees het volledige interview met de rechterhand van bondscoach Martínez in de Krant van West-Vlaanderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier