Igor De Camargo: ‘In Brazilië zeggen ze dat een voetballer twee keer sterft’

© INGE KINNET
Pierre Danvoye
Pierre Danvoye Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Aan de vooravond van de clash tussen Mbaye Leye en John van den Brom vertelt Igor de Camargo uitgebreid over de coaches die hij kende bij Standard en Genk. En over andere dingen uit zijn lange voetbalcarrière, waaronder enkele kleedkamergeheimen.

Als je wilt voorbeschouwen op de bekerfinale Standard-Genk, ben je bij Igor de Camargo aan het juiste adres. Geen voetballer kent beide clubs beter dan hij. In totaal bracht De Camargo tien jaar door bij Genk en Standard. Met doelpunten, véél doelpunten, en respectievelijk bijna tachtig en driehonderd wedstrijden. Een titel met Genk, twee met Standard en een verloren bekerfinale met de Rouches. Champions Leaguewedstrijden met beide teams. Twintig jaar na zijn profdebuut in België is Igor de Camargo nog steeds even strijdvaardig. Volgende maand wordt hij 38. Klaar om te stoppen? Helemaal niet, vertelt hij: ‘Ik had tegen mijn vrouw nochtans gezegd dat ik zou stoppen op mijn 35e, maar ik voel me nog steeds zo goed… Ik heb een bloedhekel aan het weer hier, maar ik hou nog steeds evenveel van voetbal en het land in het algemeen.’

Ik denk niet aan het einde van mijn carrière. Het heeft geen zin om mezelf te pijnigen voor het zover is.’

Igor de Camargo

Je weet dat het moeilijk zal zijn als je eenmaal beslist om te stoppen.

Igor De Camargo: ‘Zeker weten. Ik probeer er niet aan te denken. Als ik zie hoe Steven Defour de laatste weken heeft beleefd, doet dat pijn. Hij ziet af omdat zijn lichaam hem in de steek laat en ook omdat een lang avontuur ten einde loopt. Als ik de kleedkamer binnen ga, flitst het wel eens door mijn hoofd: binnenkort is het gedaan. Maar dan concentreer ik me meteen op andere dingen. Het heeft geen zin om mezelf te pijnigen voor het zover is. In Brazilië zeggen ze dat een voetballer twee keer sterft: wanneer hij stopt met spelen en wanneer hij voor altijd sterft.’

Igor de Camargo met Standard tegen Genk: 'We hadden een groep met fameuze karakters erin.'
Igor de Camargo met Standard tegen Genk: ‘We hadden een groep met fameuze karakters erin.’© INGE KINNET

Het shirt van Roberto Carlos

Hoe was het om als tiener naar België te komen en meteen tegen een brulboei als Johan Boskamp aan te lopen?

De Camargo: ‘Laten we zeggen dat het … bijzonder was. Ik heb Aimé Anthuenis net gemist. Jammer, want ik had graag met hem samengewerkt. Met Boskamp was het niet gemakkelijk. Allereerst omdat er veel druk was. Genk had net de titel en de beker gewonnen, de status van de club was volledig veranderd en daarmee ook de verwachtingen. In vergelijking met hetgeen de spelers gewend waren bij een kalme man als Anthuenis, was de aanpak van Boskamp totaal anders. Ik verstond toen nog maar een paar woorden Nederlands, dus ik begreep niets van wat Boskamp met zijn zware accent stond te brullen.’

Na Boskamp kwam Sef Vergoossen, totaal het tegenovergestelde.

De Camargo: ‘Ja, echt waar. Vergoossen was kalm, rustig. Hij was totaal ongedwongen, door en door zen. Ik heb hem maar één keer zijn geduld zien verliezen, toen we tegen Real speelden in de Champions League. Tien minuten voor het einde van de match was ik aan het opwarmen en Vergoossen riep me om me in te brengen. Het stond al 6-0. Hij gaf me zijn instructies en op dat moment realiseer ik me dat hij trilt als een espenblad. Hij houdt mijn arm vast en hij trilt, trilt…

‘Ik zeg hem: “Maak je geen zorgen, coach, we hebben niets te verliezen, laat me maar lopen.” Die jongens van Real speelden de bal in alle windrichtingen rond, wij raakten geen bal, maar het blijft een van mijn beste ervaringen. Ik was negentien jaar en ik ruilde van shirt met Roberto Carlos, misschien wel de grootste linksback uit de geschiedenis. Op zulke momenten besef je dat je je droom aan het waarmaken bent.’

Igor de Camargo met Genk tegen Standard: 'Ik weet nog altijd niet waarom ik plots weg moest.'
Igor de Camargo met Genk tegen Standard: ‘Ik weet nog altijd niet waarom ik plots weg moest.’© INGE KINNET

René Vandereycken had weer een heel ander profiel.

De Camargo: ‘De mensen vonden hem gesloten, en dat was hij ook. Hij had zijn visie, heel precies, maar hij sprak ook met de spelers. Vandereycken was gesloten maar niet bekrompen. Hij ging in dialoog en hield soms rekening met onze mening wanneer hij zijn tactiek bepaalde, al leek dat van buitenaf niet zo. Hij apprecieerde mij en nam me op in de nationale ploeg.’

Met Peter Maes verging het je een pak minder goed toen je terugkeerde naar Genk na je jaren in Duitsland en je tweede periode bij Standard. Maes staat dichter bij het profiel van Boskamp, meer in your face.

De Camargo: ‘Ja, Maes heeft zijn eigen kijk op de dingen en dat zie je vandaag ook bij STVV, waar hij doet wat hij overal doet: zijn stempel drukken op het team. Ik weet niet wat er bij Genk achter de schermen gebeurd is dat ik na een jaar moest vertrekken. Tot december ging alles goed, ik speelde zo goed als altijd en maakte doelpunten. Plotseling vertelde Maes me dat hij me niet veel meer ging gebruiken. En zo ging het ook. Aan het eind van het seizoen trok ik mijn conclusies en vertrok ik naar Cyprus.’

Als ik je alles moet vertellen wat er bij Bölöni in de kleedkamer gebeurde, zit ik hier nog twee dagen.’

Igor de Camargo

Het beste Standard ooit?

Toen Genk kampioen werd, was je pas in België aangekomen en had je niet veel gespeeld. Bij de titel van Standard onder Michel Preud’homme was je echter een van de hoofdrolspelers. Hoe zou je je relatie met hem omschrijven?

De Camargo: ‘Een team laten groeien tijdens het seizoen, daar is hij heel sterk in. Hij weet hoe hij een groep naar de top moet brengen en daarbij gebruikt hij soms beelden uit andere domeinen. Preud’homme vergeleek ons parcours bijvoorbeeld met een wielerwedstrijd: “Vandaag vallen we de berg aan, het wordt een steile klim, daarna volgt de afdaling en moeten we onze energie bewaren voor de eindsprint.”

‘En dan was er nog zijn bijgeloof, waaronder zijn beroemde oranje trui. Eigenlijk waren we daar niet echt mee bezig, we zagen pas in de samenvattingen dat hij weer dezelfde trui had gedragen. We respecteerden zijn bijgeloof zonder ons er echt voor te interesseren.’

László Bölöni was opnieuw een radicale verandering, niet?

De Camargo: ‘Elke coach heeft zijn eigen manier van spelen, zeker als het een coach met veel ervaring is. Maar Bölöni was slim genoeg om niet te veel te veranderen aan hetgeen Preud’homme had neergezet. We gingen door op ons elan en als je het aan de supporters vraagt, zullen ze zeggen dat het een van de beste teams aller tijden was van Standard. Ik was verbaasd toen ik later het Antwerp van Bölöni zag, ik had de indruk dat het niet dezelfde coach was. Hetzelfde tijdens zijn korte periode in Gent. Het leek in niets op wat hij bij Standard deed.’

Igor de Camargo: 'Ik heb tegen mijn vrouw gezegd dat ik zou stoppen op mijn 35e, maar ik voel me nog steeds zo goed...'
Igor de Camargo: ‘Ik heb tegen mijn vrouw gezegd dat ik zou stoppen op mijn 35e, maar ik voel me nog steeds zo goed…’© INGE KINNET

Van al je coaches was Bölöni misschien wel de meest veeleisende.

De Camargo: ‘Hij zette in ieder geval alle middelen in om in het weekend het best mogelijke team aan de aftrap te brengen. Als hij vond dat het trainingsveld niet goed was, verzamelden we al het materiaal en verhuisden we naar een ander. Hij hechtte enorm veel belang aan de recuperatie van de spelers. Hij drong aan op het gebruik van de sauna en twee dagen voor de wedstrijd verplichtte hij ons tot een lange sessie bij de kinesist. Dat die mensen dan tot ’s avonds laat op de club zaten, was zijn probleem niet.’

De overgang van Bölöni naar Dominique D’Onofrio was abrupt.

De Camargo: ‘Wij zagen D’Onofrio meer als een vader dan als een coach. Het was de oude stijl, met zijn Latijnse bloed.’

Je laatste trainers bij Standard waren Ivan Vukomanovic en José Riga.

De Camargo: ‘ Riga was een Sef Vergoossen die Frans sprak: hij had dezelfde sereniteit. Vukomanovic was een heel ander type. Hij was pas kort voordien gestopt met spelen en dat voelde je. Hij zat er nog altijd in, stond nog op het veld. Er zat nog veel speler in hem, een slim, uitgekookt kantje.’

De trainer buitenwerken

Met coaches die zo veeleisend zijn als Preud’homme, Bölöni of Maes, lijkt het moeilijk om op lange termijn te werken. Je kunt die extreme methodes accepteren voor één of twee seizoenen, maar niet veel meer. Daarna stort je in en geef je het op.

De Camargo: ‘Veel hangt af van de resultaten. Als die goed zijn, kun je het langer volhouden.’

Heb je spelers zien kraken bij de methodes van een Bölöni, bijvoorbeeld?

De Camargo: ‘Als ik je alles moet vertellen wat er in de kleedkamer gebeurde, zit ik hier nog twee dagen…’

Hoe bedoel je?

De Camargo: ‘Soms waren er bijna gevechten. De coach of spelers zeiden dingen waar de anderen het niet mee eens waren en dan escaleerde het. Op zulke momenten kan de manier waarop je iets zegt een enorm verschil maken. De juiste toon, die moet je weten te vinden.

‘Aan de ene kant heb je een coach die zijn filosofie wil neerzetten, aan de andere kant een speler die wil tonen dat hij de beste is. Een coach kan een groep verliezen omdat hij geen goede manier vindt om een belangrijke speler aan te spreken. Andere jongens kiezen uit solidariteit de kant van die speler en op die manier slaagt een spelersgroep erin om een trainer buiten te werken. Ik heb daar al over gehoord, en ik denk dat ik het zelf één of twee keer heb meegemaakt.

‘Meer wil ik daar niet over zeggen. Een kleedkamer leiden is echt niet makkelijk en het is nog moeilijker wanneer de gemiddelde leeftijd wat hoger is. Veel ervaren spelers hebben meer karakter en laten zich niet doen. Ik heb dat in Cyprus meegemaakt. Je kunt positieve leiders hebben, maar ook negatieve leiders.’

Wat doen negatieve leiders dan?

De Camargo: ‘Ze wegen zwaar door in de groep, maar ze zijn altijd negatief. Omdat ze goed zijn op het veld, worden ze gevolgd door een meerderheid en dat is hoe een coach een groep verliest. Eén rotte appel kan de hele mand besmetten, dat is precies hoe het er in een kleedkamer aan toe gaat. Ik heb dat bij verschillende clubs meegemaakt. Je moet zo’n speler er op tijd uithalen, zodat je de anderen niet verliest, maar dat lukt niet altijd.

‘Als de speler in kwestie goed is, willen de anderen hem niet per se ontslaan. Ze zijn natuurlijk niet dom. En dus betaalt de coach uiteindelijk het gelag. Ik heb wel de indruk dat het risico nu minder groot is dan een aantal jaar geleden omdat er veel jongeren in de kernen zitten. De mentaliteit is anders. Voor trainers is dat makkelijker. Hoe kun je als coach je stempel drukken als je tegenover jongens staat die ervaring zat hebben, die titels hebben gewonnen en die door hun teamgenoten als leiders worden gezien? Hoe praat je met de anciens zonder te botsen? Geloof me, er zijn spelers met een slechter karakter dan de trainer.’

Hoe Luzon het verpestte met Standard

Onder Guy Luzon greep Standard in 2014 naast de titel, hoewel jullie door de competitie raasden.

Igor De Camargo: ‘Er zat wel een idee achter hetgeen hij ons liet doen, maar eerlijk gezegd denk ik dat zijn gebrek aan ervaring ons duur kwam te staan. Het werkte niet omdat hij er niet in slaagde om zijn team ten volle te benutten. In de play-offs van dat seizoen heeft Luzon niet gezien welk potentieel er in zijn kern zat. Hij begreep niet alles. Dat is jammer, want we hadden duidelijk de ploeg om het kampioenschap te winnen. We waren zeker van onze kansen tot enkele speeldagen voor het einde, toen we Anderlecht een ongelooflijke comeback zagen maken. We waren totaal kapot.’

Roland Duchâtelet herhaalde onlangs nog eens dat er iets niet pluis was in die play-offs, hij denkt dat Anderlecht bevoordeeld werd. Ben je het daarmee eens?

De Camargo: ‘Er zijn misschien wel enkele wedstrijden waar je vraagtekens bij kunt plaatsen, maar ik denk dat we die titel vooral zelf aan Anderlecht hebben weggegeven.’

Wat had Luzon nog meer kunnen doen?

De Camargo: ‘Misschien had hij het team beter kunnen leiden op de belangrijke momenten, anders spelen tegen bepaalde tegenstanders. Soms moet je je aanpassen. Dat hebben we niet gedaan.’

‘We verloren getalenteerde jongens door de patrons in de kleedkamer’

Bij Standard heb je fameuze karakters meegemaakt in de kleedkamer.

Igor De Camargo: ‘En wat voor karakters… (lacht). Ik zat er met Ricardo Sá Pinto, Sérgio Conceição, Frédéric Dupré, Milan Rapaic, Ivica Dragutinovic, Wamberto, Vedran Runje en vele anderen. Als je jong en nieuw bent, is het niet zo makkelijk om je tussen hen te handhaven.’

Had je daar last van?

De Camargo: ‘Ik beet in mijn kauwgom en zei elke dag tegen mezelf dat ik moest slagen. Het was niet gemakkelijk want ik had nog alles te bewijzen, ik kwam van FC Brussels. Ik heb naar hen geluisterd. Op het moment van de titels ging het beter omdat ik titularis was geworden. Later, toen ik terugkeerde bij Standard, hadden we opnieuw een groep met karakters erin. Je had William Vainqueur, Imoh Ezekiel, Michy Batshuayi, die nog erg jong was maar niet met zich liet sollen, en Tal Ben Haim, die ook een fameuze persoonlijkheid had. Heel mijn carrière lang ben ik spelers tegengekomen die er niet slaagden om door te breken wegens de sterke karakters om hen heen. Soms was dat echt zonde omdat die jongens een enorm potentieel hadden. Maar we hoorden ze niet, we zagen ze niet, en we raakten ze kwijt.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content