Hendrik Van Crombrugge is terug na lange blessure: ‘Ik heb een tijdje gedacht aan stoppen’
De 28-jarige aanvoerder van Sporting Anderlecht heeft maandenlang afgezien, maar nu staat hij er weer. ‘Ik tel het aantal operaties dat ik heb ondergaan niet meer, maar ze hebben me niet klein gekregen.’
Hendrik Van Crombrugge heeft een en ander achter de rug. Zo’n rugprobleem waar een operatie voor nodig is, kan voor een sportman het einde van zijn carrière betekenen. Voor een doelman, die meer schokken moet ondergaan dan een veldspeler, is dat nog erger. Toch staat hij weer tussen de palen bij Anderlecht. Gesprek met een man die met kerstavond 2020 op de operatietafel lag.
Een revalidatie van zeven à acht maanden, met pijn, twijfels, hervallen en bovendien een ploeg die niet draait: hoe geraak je daardoor?
Hendrik Van Crombrugge: ‘Dat was echt de lastigste periode van mijn carrière. Er kwam ook nog eens covid bovenop. Mijn revalidatie verliep goed, ik zat in een positieve spiraal, en plots kreeg ik dan een terugval. Iets biologisch waar je niks kunt aan veranderen. Elk lichaam is anders. Het mijne vertelde me dat alles te snel ging. Dat was een heel moeilijk moment. Ik twijfelde aan mijn toekomst, ik vroeg me af of ik zou moeten stoppen met voetballen. Mentaal zat ik heel diep. Nu, na ruim zes maanden herstel en drie maanden training begin ik stilaan mijn beste conditie terug te vinden. Toch voel ik dat ik nog een weg heb af te leggen om het niveau van mijn eerste seizoen hier te halen.’
Voelde je dat je in het begin van dit seizoen nog niet top was?
Van Crombrugge: ‘Ja. Dat is ook normaal na zoveel maanden zonder voetbal, zonder trainingen of wedstrijden. Een operatie aan de rug is altijd delicaat en zeker als je keeper bent. Je rug moet voortdurend incasseren. In het begin was dat ook een mentale kwestie. Ook al voel je je goed, je speelt toch met de handrem op en je probeert zoveel mogelijk de controle te behouden en in je comfortzone te blijven. Gewoon omdat je bang bent. Daar moet je vroeg of laat uit. Bij mij heeft dat een hele poos geduurd. Het eerste moment dat ik me bevrijd voelde, was onze eerste voorbereidingswedstrijd. Ik maakte een fout bij het uitverdedigen, zo’n beetje als tegen Club Brugge, maar nadien deed ik twee knappe reddingen. Dat stelde me gerust. Sinds twee, drie weken begin ik nu te voelen dat mijn lichaam helemaal oké is. Alsof het de nieuwe realiteit heeft geaccepteerd. Maar het zal hoe dan ook nooit hetzelfde zijn als voordien.’
Je hebt geleerd om je rug te ontzien, om dagelijkse handelingen op een andere manier uit te voeren. Heb je ook geleerd om anders te vallen en te duiken, zonder je pijn te doen?
Van Crombrugge: ‘Na mijn operatie hebben ze me direct al die handelingen aangeleerd. Je leert dat snel en dan vergeet je ze niet meer. Maar ook al heb je die gewoontes aangenomen, er komt een moment dat je niet kunt nadenken, dat je je moet laten gaan. Dat proces vraagt tijd. Ik heb niet anders moeten leren duiken, maar er zijn bepaalde bewegingen die ik niet spontaan kan doen. Onbewust probeer ik mijn lichaam niet te forceren. Na een tijd leer je door veel te oefenen hoe je die handrem beetje bij beetje kunt loslaten.’
Het beroep van doelman blijft het meest ondankbare als je het fysieke en psychologische aspect optelt.’
Hendrik Van Crombrugge
Hard labeur
Hoe was het mentaal op het moment dat je niet vooruitging in je revalidatie en je begon te denken over het einde van je carrière?
Van Crombrugge: ‘Ik ben van nature een optimist, maar toen voelde ik me neerslachtig en pessimistisch. Ik werd heen en weer geslingerd tussen twee gevoelens. Aan de ene kant wilde ik mijn beroep weer uitoefenen – daar verlangde ik erg naar – maar aan de andere kant zeiden ze me dat ik geduld moest hebben. Dat was heel lastig. Ik ben daar eerlijk over: in die periode was ik niet de aangenaamste mens voor mijn omgeving.’
Het is ook een krankzinnig beroep. Hoeveel keren in een week gooit een doelman zich op de grond?
Van Crombrugge: ‘Het is wel niet meer zoals vroeger. De voorbereidingsmethodes zijn geëvolueerd. Indertijd bestonden de trainingen voor keepers uit reeksen, herhalingen, voortdurend vallen en opstaan. Acht ballen rechts, acht ballen links, opnieuw rechts… Toen ik in Eupen met Javier Ruiz begon te werken, begreep ik dat het ook anders kan. Jelle ten Rouwelaar bevestigt dat nu bij Anderlecht. We proberen zoveel mogelijk wedstrijdsituaties na te bootsen in plaats van de ene duik na de andere te doen. We trainen vaker samen met de groep, dus zijn er minder individuele sessies. Alles hangt af van het thema van de training. Als dat balbezit en opbouw is, heeft het geen zin om vooraf tien keer te gaan duiken. De fysieke impact is minder groot, we werken meer op mentaal en psychologisch vlak. Vroeger was het alle dagen labeur, nu gebeurt dat meer doordacht. Maar goed, het beroep van doelman blijf het meest ondankbare als je het fysieke en psychologische aspect optelt.’
Om je wat moed te geven: heb je ook gedacht aan al die doelmannen die goed hersteld zijn van een rugoperatie? Pepe Reina, Gianluigi Buffon, Thomas Didillon…
Van Crombrugge: ‘Precies. Wanneer je twijfelt, ga je op zoek naar houvast, naar positieve voorbeelden die helpen wanneer je het mentaal moeilijk hebt. Dat gaat snel, je typt op Google ‘operatie rug doelmannen’ en je vindt voorbeelden. De chirurg die mij geopereerd heeft en die als de beste in België wordt beschouwd, stelde me gerust. Hij zei: ‘Het is een ernstig rugletsel, maar de rest van je lichaam moet in staat zijn om dat op te vangen.’ Daar heb ik me aan vastgeklampt. Hoewel ik ook wist dat het voor sommige doelmannen het einde van hun carrière betekend heeft. Frank Boeckx bijvoorbeeld. Dat kreeg ik niet zomaar uit mijn hoofd. Ik heb links en rechts om raad gevraagd en veel gepraat met de medische staf van Anderlecht. De conclusie was dat het in orde zou komen maar dat ik geduldig moest zijn. En net daar had ik het moeilijk mee.’
Je hebt ook een kapotte vinger door je beroep.
Van Crombrugge: ‘Ja, kijk maar naar mijn pink, die staat helemaal krom. Dat is gebeurd toen ik bij de jeugd van Standard speelde. Door een hard schot is hij uit de kom geraakt. Ik heb hem meteen teruggezet, maar niet goed. Waarschijnlijk zijn daarbij ligamenten gescheurd, dat hebben we op dat moment zelf niet gemerkt. Nadien werd ik eraan geopereerd, maar het was onmogelijk om hem weer recht te zetten. Ik heb nog andere blessures met operaties erbij gehad. Bij Eupen heb ik het scaphoïd ( scheepsvormig handwortelbeentje, nvdr) in mijn pols gebroken, dat was een complexe operatie. En net als veel voetballers ben ik meermaals aan de meniscus geopereerd. Maar ik sta nog recht.’
Kapitein
Tijdens je afwezigheid hebben je vervangers het moeilijk gehad, met name Timon Wellenreuther. Ondertussen heeft die in Nederland zijn beste niveau teruggevonden. Hoe verklaar jij dat? Had hij hier een gebrek aan zelfvertrouwen?
Van Crombrugge: ‘Over een ploegmaat oordelen is niks voor mij, laat ik dat eerst zeggen… Uiteraard is zelfvertrouwen alles voor een doelman. Ik zie dat Timon Wellenreuther weer goed speelt bij de club waar hij het al goed deed voor hij naar Anderlecht kwam. Ik ga er dus van uit dat Willem II een betere biotoop is voor hem. Het valt moeilijk te verklaren maar je hebt spelers die zich goed voelen en presteren in een bepaalde omgeving en daar niet meer in slagen als hun levensomstandigheden veranderen. Omdat ze er niet in slagen om de connectie te maken met hun nieuwe club, met het publiek.’
Jij hebt duidelijk geen probleem gehad om van het kleine Eupen naar het grote Brussel te verkassen.
Van Crombrugge: ‘Ik ben ook niet verhuisd, ik ben in Vlaams-Brabant blijven wonen, en dat is op zich al handig. Ik heb me nooit ontheemd gevoeld. Ik had in het begin wel wat aanpassingsproblemen, maar dat kwam niet door de omgeving, maar door de verhoogde mediabelangstelling. In Eupen is die bijna onbestaande, maar hier is die enorm. Ze hadden me verwittigd: als je één match slecht speelt, ga je direct van alles over je heen krijgen. Dat klopt. Maar het omgekeerde is ook waar. Na een goede prestatie krijg je veel meer lof. Een groter probleem was echter de slechte teamspirit. Vincent Kompany was net gearriveerd en de kern was veel te groot. Er trainden spelers met ons mee die eigenlijk niet meer gewenst waren en enkelen verziekten de sfeer. Bovendien vielen de resultaten tegen.’
Doelman is een ondankbare positie. We krijgen soms te weinig respect.’
Hendrik Van Crombrugge
Waarom werd jij gekozen als kapitein?
Van Crombrugge: ‘Daar heb ik eerlijk gezegd geen idee van.’
Het is toch iets belangrijks?
Van Crombrugge: ‘Het is een eer, maar ik heb die armband niet nodig om mijn rol te spelen. Tijdens die zes jaar in Eupen was ik een leider in de kleedkamer en op het veld, maar was ik zelden kapitein. Ik viel wel eens in wanneer Luis García en Siebe Blondelle er niet bij waren, maar ik was zeker geen vragende partij. Ik vind dat een kapitein kort op de actie moet zitten en als doelman is dat niet mogelijk. Je gaat niet elke keer het veld oversteken wanneer er iets moet gezegd worden tegen de arbiter. Als ik trainer word, zal ik nooit een keeper kiezen als aanvoerder. Maar goed, ik zal nooit trainer worden…’
Vorig seizoen zei men dat het de ploeg ontbrak aan leiders. Vandaag, met Lior Refaelov vooraan en jij achteraan, mag dat geen probleem meer zijn.
Van Crombrugge: ‘Wanneer ik geblesseerd was, probeerde ik nog meer een leider te zijn. Ik wilde een voorbeeld zijn. Het is ook door daden dat je een patron wordt, een ijkpunt. Maar de leiders zijn niet altijd degenen van wie men het verwacht. Wesley Hoedt bijvoorbeeld is uitstekend in die rol. Ik heb zelden een ploegmaat met zoveel werkethos gehad. Hij werkt hard, verzorgt zijn lichaam, vertrekt nooit meteen na de training en brengt veel tijd door in de zaal. Lior Refaelov heeft als leider een andere stijl: hij is nooit gehaast, altijd zen. Hij heeft altijd een rationele kijk op het leven en het vak.’
Bij jou kookt het inwendig wel eens, niet?
Van Crombrugge: ‘Neen, ik ben vrij rustig. Veel rustiger dan in het begin van mijn carrière. Het feit dat ik al op jonge leeftijd kinderen kreeg, heeft me geholpen. Dan relativeer je veel gemakkelijker. Neem nu mijn flater tegen Brugge die ons een goal kost. Met de ervaring die ik heb zeg ik dan sneller: kan gebeuren… En dan kan ik me meteen weer concentreren.’
Uitvoetballen
Wat wilde je bij die fase doen?
Van Crombrugge: ‘Ik wou Kristoffer Olsson aanspelen. In mijn hoofd heb ik een schema van uitvoetballen, afhankelijk van de positie van verschillende spelers. Dat zijn bewegingen die vaak herhaald worden op training, die erin gedrild zitten. Maar ik heb de verkeerde beslissing genomen, want er waren ook andere opties.’
Meteen hoorde je weer zeggen dat Anderlecht zich nogmaals in de voet geschoten had door te veel van achteren uit te willen opbouwen.
Van Crombrugge: ‘Je moet het positieve en het negatieve afwegen. Als ik de balans opmaak tussen de tegengoals die het gevolg zijn van te willen uitvoetballen vanaf onze rechthoek en de goals die we maken door op die manier te spelen, dan valt die ruimschoots positief uit. Zo lig ik ook mee aan de basis van het doelpunt van Benito Raman, dat ook achterin begint. Dat maakt het dus 1-1 voor die match. De goals die je met zo’n opbouw maakt, moet je meetellen in je analyse.’
Maar als je zo’n goal binnenkrijgt, zeggen ze: weeral Van Crombrugge…
Van Crombrugge: ‘Doelman is een ondankbare positie. We krijgen soms te weinig respect. We zijn een gemakkelijk doelwit en de mensen geven graag kritiek. Ik laat er mijn slaap niet voor, maar soms stoort het me.’
Na je flater pakte je twee moeilijke ballen. Omdat je opnieuw geconcentreerd was?
Van Crombrugge: ‘Dat is een tweede natuur geworden. Weer iets dat ik te danken heb aan Javier Ruiz. Hij vertelde me dat veel keepers uit de wedstrijd zijn na een gemiste tussenkomst, dat ze alleen daar nog aan denken. Als je begint te twijfelen, speel je minder goed. De reactie van het publiek speelt ook een rol. Tegen Brugge werd ik niet uitgefloten na mijn blunder. Wat later was er een terugspeelbal en een speler van Brugge zette veel druk op mij. Ik kapte hem uit en gaf een korte pass. De mensen applaudisseerden. Als de supporters bij zo’n terugspeelbal al kreten van paniek laten horen, dan durf je zoiets niet.’
Je praat in elk interview over Ruiz. Wat heeft hij je nog meer bijgebracht?
Van Crombrugge: ‘Alles. Dankzij hem ben ik de doelman die ik nu ben. Als je het aan hem vraagt, zal hij zeggen dat dit het resultaat is van mijn talent en werkkracht, maar dat is niet het enige. Zijn rol ging veel verder dan die van keeperstrainer. Hij heeft een diploma in fysiektraining en in psychologie. Het is een zegen voor Eupen dat hij daar teruggekeerd is.’
Eupen draait boven in het klassement mee. Had je dat ooit gedacht?
Van Crombrugge: ‘Het verbaast me niet. Ik was er vorig jaar al van overtuigd dat ze een sterk seizoen konden spelen. Ze hebben echt goeie spelers: Stef Peeters, Smail Prevljak, Jens Cools, Jordi Amat… Maar onder Beñat San José heeft de mayonaise niet gepakt. Toen ik deze zomer hoorde dat ze een Duitse trainer hadden gehaald, dacht ik dat het wel zou lukken. Dat was het ontbrekende stukje van de puzzel.’
Oorlogszone Eupen
Hendrik Van Crombrugge is nog terug geweest in Eupen na de overstromingen van juli. Het is er verschrikkelijk, zegt hij: ‘Je kunt het je niet voorstellen als je er niet geweest bent. De plek waar mijn kinderen hebben leren lopen heeft volledig onder water gestaan. Er liggen geen keien meer, die zijn weggespoeld. Er was een brugje waar mijn kinderen een bootje te water lieten om het aan de andere kant van het brugje te zien uitkomen. Dat brugje is weg. En zo zijn er veel dingen. Je ziet gordijnen en plastic twee meter hoog in de bomen hangen, dat wil zeggen dat het water tot daar gestaan heeft.
‘De eerste keer dat ik er terug was, per trein, leek het op een oorlogszone. We zagen mensen die blootsvoets door het water ploeterden en soldaten die veldkeukens geïnstalleerd hadden om de bewoners die alles verloren waren eten te geven. Maar met hun mentaliteit en sterke karakters gaan de Eupenaars dat weer te boven komen.’
Doctor Van Crombrugge
Hans Van Crombrugge, de vader van Hendrik, is een topwetenschapper in Brussel, in Vlaanderen en in Nederland. Hij is doctor in de pedagogische wetenschappen, geeft les aan de universiteit, publiceert gespecialiseerde werken over zijn vakgebied, geeft geregeld lezingen in België en het buitenland en wordt af en toe geïnterviewd op radio en tv. Is het niet vreemd om voetballer te worden als je in zo’n gezin opgroeit?
‘Mijn vader heeft me altijd gezegd dat ik moest doen wat ik graag deed. Hij heeft me nooit afgeremd in het voetbal. Als ik dokter was geworden, zou hij ook tevreden zijn, als ik vuilnisophaler was geworden ook. Zo praat ik ook met mijn kinderen. Ze zullen later wel leren wat ze willen doen in het leven, ik zal hen begeleiden in hun keuzes. Ik ga hen de weg niet tonen, dat zullen ze zelf moeten ontdekken. Ik zal hen alleen vertrouwen schenken en mijn waarden meegeven.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier