Eddie Rob, fysiektrainer bij Club Brugge: ‘Op basis van onze progressie is de titel een must’
Eddie Rob, afkomstig uit Houffalize, is bezig aan zijn derde seizoen als fysiektrainer bij Club Brugge. Een gesprek met de Waal van de landskampioen.
De werking van een atletenlichaam is voor Eddie Rob al sinds lang een echte passie. Niet lang nadat hij zijn diploma Lichamelijke Opvoeding behaalde aan de universiteit van Luik, in een tijd dat hij zelf nog in provinciale speelde, diepte hij zijn kennis al uit door het begeleiden van zwemster Fabienne Dufour en triatleet Axel Zeebroek. Vervolgens ging hij als beginnend trainer aan de slag bij verschillende clubs uit de streek: Houffalize, de club van zijn hart en van zijn vader, maar ook Martelange, Lorrain Arlon en Ettelbruck in het Groothertogdom Luxemburg, waar hij samenwerkte met Gauthier Remacle, ex-Standard.
Het is maar een begin. In 2009 behaalt hij zijn UEFA A-diploma van de KBVB en van het een komt het ander: hij volgt colloquia over fysieke voorbereiding en geeft cursussen aan de trainersschool, iets wat hij blijft doen tot 2018. Ondertussen helpt hij Thomas Meunier in 2011 bij diens grote stap van Virton naar Club Brugge.
Daarmee geraakt hij goed ingewerkt in het voetbalmilieu, maar tegelijkertijd is hij nog turnleraar. Zijn officiële carrière als fysiektrainer in het voetbal begint hij in het seizoen 2012/13 bij de toenmalige derdeklasser Bertrix. Het seizoen erop wordt het Ciney, waar Roch Gérard, ex-Charleroi, de coach is. Na dat erg succesvolle seizoen is er enige toenadering tot de Zebra’s, zonder vervolg evenwel. Maar op dat ogenblik raadt José Jeunechamps hem aan bij Roland Duchâtelet.
Zo komt Eddie Rob in 2015 in eerste klasse terecht, bij STVV, waar hij in de drieënhalf jaar die volgt, prof wordt en de steun en toeverlaat is van achtereenvolgens Chris O’Loughlin, Ivan Leko en Jonas De Roeck. In 2018 haalt Leko hem naar Brugge. Wanneer Philippe Clement daar in 2019 neerstrijkt, houdt hij Rob aan boord. Zo wordt die in mei 2020 de enige Waal die Belgisch kampioen is in het voetbal.
Wat is jouw rol in de staf van Clement, in vergelijking met de T2 en de anderen?
Eddie Rob: ‘Ik heb niet de indruk dat er een officiële T2 is, ook al heeft Johan Van Rumst al veel met Philippe Clement samengewerkt en is hij diens vertrouwensman. Maar ook Carl Hoefkens of de erg polyvelante Jonas Ivens wisselen permanent ideeën uit.
Soms geeft Clement me carte blanche aan het einde van een training als ik vind dat de werklast niet voldoende was.’
Eddie Rob
‘Wat mij betreft, ik spreek vooral één op één met de coach en het feit dat hij ontvankelijk is voor wat ik zeg, geeft mijn werk veel geloofwaardigheid. Hij wil het programma kennen, de globale en de individuele belasting en natuurlijk de statistieken. Hij spoort me aan om mijn gedacht te zeggen en om hem te vertellen wat ze volgens mij te veel of te weinig doen. Soms geeft hij me carte blanche aan het einde van een training als ik vind dat de werklast niet voldoende was, voor iedereen of voor sommigen.’
Het nut van stretchen
Over stretchen is tegenwoordig heel wat te doen: eergisteren onbestaande, gisteren onmisbaar en vandaag ‘ja, maar niet te veel’…
Rob: ‘Dat is een onderwerp met mode-effecten, waarin dingen voortdurend in vraag gesteld worden. Te lang stretchen kan de zuurstofsaturatie stoppen en meer schade toebrengen dan wat anders. Stretchen na een inspanning, dat is een vermoeide spier extra belasten, met het risico een voldoende gestrekte of samengetrokken spier uit te rafelen. In Brugge gebruiken we dynamische stretching bij de opwarming, maar geen na de inspanning. We werken eerder aan de souplesse op een ander moment, in een aparte sessie.’
Wat met de explosiviteit van spelers? Men heeft lange tijd beweerd dat je explosiviteit niet kunt verbeteren zoals uithouding.
Rob: ‘Jawel, jawel, je kunt daaraan werken, zelfs meer dan aan uithouding. Qua uithouding is iemand die van nul begint gelimiteerd tot ongeveer 30 procent progressie. Daarnaast heb je natuurlijk de genetica, de percentages van de vezels, die maken dat een marathonloper met rode vezels nooit zal transformeren tot een spurtbom met witte vezels, of omgekeerd.’
Explosiviteit, lopen met hoge intensiteit, sprinten… Hoe geraak je daar allemaal wijs uit?
Rob: ‘We kijken niet meer in de eerste plaats naar het aantal gelopen kilometers per wedstrijd – gemiddeld elf of twaalf, voor sommigen zelfs veertien. Vorig seizoen was Anderlecht een van de ploegen die de meeste kilometers afmaalden, maar de statistieken gaven aan dat er eigenlijk een tekort was aan intensiteit, aan sprints, aan versnellingen. Het is dus belangrijker om in die pakweg twaalf kilometer te weten hoeveel er gelopen werd met hoge intensiteit, dus met meer dan 18 kilometer per uur. Om het een sprint te noemen, over 25 of 30 meter, moet de snelheid minstens 25 kilometer per uur bedragen. Sommigen gaan daar vlotjes boven: Emmanuel Dennis, Odilon Kossounou en Loïs Openda ( die momenteel bij … Vitesse speelt, nvdr) leggen 30 meter af in vier seconden.’
Aan de hand van de statistieken kun je dus zien wie zijn truitje niet nat heeft gemaakt?
Rob: ‘Ja, maar niet alleen dat. Als je minder dan negen kilometer hebt gelopen, en minder dan twintig keer met hoge intensiteit, dan wil dat nog niet noodzakelijk zeggen dat je lui geweest bent. De intensiteit van de inspanningen hangt namelijk ook af van de context. Over het algemeen zal de ploeg die balbezit heeft, minder inspanningen leveren dan de ploeg die de bal niet heeft, want die laatste zal vaker moeten versnellen-vertragen-versnellen om tegengewicht te bieden.
‘Een grote voldoening vorig seizoen bij Club Brugge was dat we veel balbezit hadden en toch superieur waren qua versnellingen. Dat betekent dat wanneer we tegen een muur voetbalden, een verdediging die er niet uitkwam, we de tactische middelen vonden om uit de vlotte balcirculatie te komen en explosief te zijn met de bal aan de voet.’
Meer erkenning
Heb je onlangs niet gezegd dat het maar normaal zou zijn als Club Brugge zijn titel zou verlengen?
Rob: ‘Dat was niet arrogant bedoeld en de realiteit is dat je nog altijd hard moet werken om dat te verwezenlijken, maar op basis van onze progressie is de titel een must. Evengoed doen in België en beter in Europa, dat is het doel.’
Fysiektrainers komen zelden in de media, minder dan videoanalisten, die tegenwoordig in de mode zijn. Men kiest wel een trainer van het jaar, een speler, een doelman, een belofte…
Rob: ‘Misschien is dat zo, maar in de schaduw werken vind ik ook niet erg. Het belangrijkste is dat ze in het milieu weten wie we zijn en hoe we werken. Maar natuurlijk zou wat erkenning altijd wel deugd doen. Een beetje zoals de beste veldverzorger van het jaar, ik geloof dat die verkiezing wél bestaat.’
Bernard Jeunejean
Een goede raad voor de amateurtrainers?
Heb je een goeie raad voor al die amateurtrainers die op dinsdag- en donderdagavond training geven als voorbereiding op de wedstrijd van het weekend? Donderdag wat rustig aan, zeker als er zaterdag wordt gespeeld?
Eddie Rob: ‘Neen, niet rustiger op donderdag. Met wat ik geleerd heb, kan ik zeggen: mocht ik ooit terugkeren in het amateurvoetbal, zou ik vooral fysiek veeleisend zijn. Ik zou geen schrik hebben dat de spelers door twee trainingen per week in het rood zouden gaan of overbelast raken. Natuurlijk mag je ook niet vergeten dat sommigen een fysiek zware job hebben, maar het menselijk lichaam is in staat om zich aan te passen – op voorwaarde dat de adaptors aangesproken worden, dat is het principe van overcompensatie.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier