De teloorgang van het rugnummer
Vroeger volstond een blik op het wedstrijdblad om te weten hoe een ploeg zich zou presenteren. De man met rugnummer 6 ging stofzuigen en het publiek hield de adem in wanneer de 10 aan de bal kwam. Nu kiezen profvoetballers vaker voor hogere nummers. Zelfs het meest heilige der huisjes, het nummer 1, ligt tegen de grond.
Zoals voor elke thuismatch volgt de stadionomroeper van Club Brugge op 22 januari voor het bekerduel met Zulte Waregem zijn vaste routine. Met veel geestdrift leest hij de namen van het wedstrijdblad. ‘Voor Club Brugge spelen: met het nummer 88 Simon…’ Waarop Jan Breydel repliceert: ‘ Mignolet!’ Een voor een passeren alle rugnummers en namen van de basiself de revue. 14 Okereke, 17 Deli, 19 Vlietinck, 20 Vanaken, 25 Vormer, 26 Rits, 44 Mechele, 77 Mata, 80 Openda. In de tweede helft vallen nummers 16, 34 en 90 nog in. De enige Clubspeler die met rugnummer 11 of minder aantreedt, is Edoeard Sobol, de linksachter die met 2 op zijn rug speelt, traditioneel voorbehouden voor de rechtsachter. Nummer 5 prijkt op het shirt van Odilon Kossounou, de centrale verdediger die dit seizoen vooral op… rechts voetbalt.
De reden voor de introductie is simpel: dankzij de nummers kunnen de toeschouwers hun idolen makkelijker uit elkaar houden.
Club Brugge is niet de enige ploeg met minachting voor de ongeschreven regels van het rugnummer. Bij Anderlecht stappen op 8 december 2019 nummers 22, 30, 32, 39, 40, 48, 49, 54, 55, 56 en 93 in de wei tegen Charleroi. Een ontluisterend elftal, zelfs met de zoveelste blessure van Vincent Kompany (4) als verzachtende omstandigheid. Pas wanneer Michel Vlap (10) in de 89e minuut Francis Amuzu (40) vervangt, komt er een sprankel orde in de numerieke chaos. Een regendroppel op verzengend hete grond, want ook bij Charleroi staan met Penneteau (1), Busi (4) en Rezaei (10) slechts drie spelers uit de ‘eerste elf’ aan de aftrap.
Van 2-3-5 naar WM
Voor het eerste gebruik van rugnummers in Europa moeten we een dikke 90 jaar terug in de tijd. Op 25 augustus 1928 geeft tweedeklasser Chelsea Swansea Town partij op Stamford Bridge. Een reeks hoger speelt Arsenal tegen Sheffield Wednesday. Beide Londense clubs introduceren nummers op enorme witte vierkante vlakken op de rug van de spelers. In die tijd staat Chelsea even bekend als Los Numerados, de genummerden, nadat het tijdens een tournee door Zuid-Amerika met de nieuwigheid aantreedt. De reden voor de introductie is simpel: dankzij de nummers kunnen de toeschouwers hun idolen makkelijker uit elkaar houden. Dat kadert in een bredere evolutie: die van voetbal als louter beoefende sport naar een die dient als kijkstuk. In dat opzicht zijn teams zich al eerder gaan onderscheiden, eerst met petjes, daarna met truitjes. Niet iedereen verheugt zich daarop. Sommige clubs vinden dat het de amateurgeest van het voetbal aantast. Maar zoals zo vaak is de trend niet te stuiten. In 1933 spelen Everton en Manchester City de eerste finale van de FA Cup met nummers op de rug. De spelers van Everton dragen nummers 1 tot 11, die van Manchester City 12 tot 22. De aanvallers van City tooien zich in truitjes met de laagste nummers, hun doelman krijgt 22.
Vanaf het begin corresponderen nummers met een positie op het veld. De keeper krijgt nummer 1. Dan gaat het van rechts naar links en van achteren naar voren richting 11. In de in zwang zijnde 2-3-5-opstelling geeft dat voor verdedigers 2 en 3, middenvelders 4, 5 en 6 en aanvallers 7, 8, 9, 10 en 11. In de loop der jaren sleutelen revolutionaire trainers aan die formatie. Herbert Chapman, de coach die in de jaren 20 en 30 successen behaalt met Arsenal, schuift een van de drie middenvelders een rij naar achteren en posteert hem tussen de twee verdedigers. Zo belandt nummer 5, de middelste middenvelder, in de verdediging. Ook twee van de vijf aanvallers, de rechts- (8) en linksbinnen (10), zakken in Chapmans systeem een rij. Wat verklaart waarom die nummers nu doorgaans als middenvelders spelen, terwijl een lager nummer als 7 voorin loopt. Evenzeer is het de uitleg achter de status van de 9 als goaltjesdief: als middelste speerpunt van een vijfmansvoorhoede is hij daar nimmer weggehaald. In Engeland speelt een linksback nog altijd met 3, terwijl 5 er voorbehouden is voor een centrale verdediger. In andere landen en continenten, waar tactiek anders evolueert, volgt de nummering soms een andere logica.
Met zijn ingenieus geschuif met pionnen creëert Chapman de befaamde WM-formatie. De ongeziene aanpak brengt conservatieve ploegen in de problemen. In België maakt KV Mechelen in de jaren 40 brokken met dat systeem. Als adept van het Engelse voetbal had voorzitter Francis Dessain, een kanunnik, de formatie geïntroduceerd. Malinwa kroont zich er drie keer mee tot landskampioen, met Bert De Cleyn als centrumaanvaller. Weliswaar zonder 9 op de rug. Belgische clubs beginnen pas in de jaren 50 rugnummers toe te kennen, met Union als pionier in 1953 en Antwerp als hekkensluiter vier jaar later.
CR28
Ook de Rode Duivels gaan sinds 1953 genummerd door het leven. Drie jaar eerder heeft de FIFA het gebruik van rugnummers voor het eerst opgelegd tijdens een WK. In die periode krijgt de 10, het meest mythische rugnummer van allemaal, voor het eerst een gezicht: dat van Ferenc Puskás, die met zijn Magische Magyaren Engeland op een hoopje speelt en Hongarije net geen wereldkampioen maakt in 1954. Waar de basisopstelling in 1950 telkens met de nummers 1 tot 11 het veld op stapt, dragen spelers vanaf 1954 het hele toernooi hetzelfde nummer. De federaties sturen die nummers samen op met de selectielijst. In 1958 vergeet Brazilië de nummers toe te voegen en wijst Lorenzo Villizzio, een Uruguayaanse kantoorklerk van de FIFA, de nummers met de natte vinger toe. Doelman Gilmar krijgt 3 en ene Pelé, een knulletje van zeventien jaar van wie nog niemand gehoord heeft, de 10. Of hoe een bureaucraat aan de basis ligt van het meest poëtische aller rugnummers. Later dansen Platini, Maradona, Zidane en Messi met dat nummer over een voetbalveld.
Over toeval gesproken: ook de 14 van Johan Cruijff is het product van een samenloop van omstandigheden. Begin jaren 70 speelt Cruijff bij Ajax vaak met nummer 9. Voor een match op PSV treft zijn ploegmaat Gerrie Mühren diens gebruikelijke shirt met nummer 7 niet aan in de wasmand. Cruijff keert net terug uit een blessure en zegt dat Mühren dan maar met 9 moet spelen. Zelf plukt hij een reservetruitje uit de mand. De 14, jawel. Omdat het tegen PSV ‘zo lekker ging’, blijft Cruijff het nummer dragen waarmee hij nu vereenzelvigd wordt. Velen zijn vergeten dat hij bij Barcelona nooit met 14 speelde, wel met 9. Een gevolg van de striktere Spaanse regels die hogere nummers niet toestaan voor basisspelers. Wanneer Ajax in 2007 beslist het nummer 14 niet meer uit te reiken, reageert Cruijff op zijn typische manier: ‘Dat is toch geen eerbetoon? Je moet juist altijd je beste speler met 14 laten spelen.’
Ook andere sterren die onlosmakelijk verbonden zijn met een nummer, speelden er minder vaak mee dan de overlevering voorschrijft. Bij Manchester United voetbalt George Best vaker met 11 dan met 7. Wel schittert hij als 7 in de finale van de Europabeker I van 1968. De mythe van de 7 komt bij Man U pas echt tot leven ten tijde van Eric Cantona. Later volgen David Beckham en Cristiano Ronaldo. George Best is, net als Bryan Robson, met terugwerkende kracht in die traditie ingeschreven. Het scheelt trouwens geen haar of Ronaldo had niet in dat lijstje gestaan. De Portugees wilde na zijn transfer naar Engeland 28 dragen, zijn rugnummer bij Sporting. Maar dat was buiten Alex Ferguson gerekend…
Een 8 in doel
Maar we hadden het over Cruijff. Ook bij de Nederlandse nationale ploeg draagt hij het nummer 14 meestal niet, omdat de starters nummers 1 tot en met 11 aantrekken. Op het WK 1974 kan het wel, ondanks de alfabetische volgorde die de rest van de nummers bepaalt. Zo speelt Cruijff met 14 en niet met nummer 1, dat naar Club Bruggespits Ruud Geels gaat. Jan Jongbloed staat met 8 in doel. Dat doet hij vier jaar later opnieuw, al opteert de KNVB niet langer voor het alfabet. Cruijff is dan al met pensioen. Zijn rugnummer is overgenomen door een éénvoudige international van RWDM, die op het WK’78 zijn tweede en laatste cap behaalt: Johan Boskamp.
Vanuit de tribune ziet Boskamp hoe Rob Rensenbrink de bal in de laatste minuut niet in het doel van Ubaldo Fillol kan werken. De Argentijnse keeper draagt, ook omwille van het alfabet, nummer 5. Bondscoach César Luis Menotti laat liever niet in zijn kaarten kijken wat betreft zijn basiself. Denk ook aan het meest herhaalde moment uit de vaderlandse voetbalhistorie: Erwin Vandenbergh die in de openingsmatch van het WK’82 de bal langs Fillol, met rugnummer 7, knalt. Het nummer 1, Osvaldo Ardiles, loopt op het middenveld. Uitzonderingen op de regel zijn Maradona (10 in 1982) en Mario Kempes (10 in 1978, 11 in 1982).
Ook Raymond Goethals beseft in 1973 dat rugnummers verwarring kunnen zaaien. Tijdens de laatste openbare training voor de ultieme WK-kwalificatiematch tegen Nederland laat den tuveneir volgens de overlevering alle Rode Duivels opdraven met nummer 16. De Hollandse spionnen keren verward huiswaarts, maar het mag niet baten: Nederland gaat naar het WK ten koste van België.
Geboortejaar 1969
Ook in de jaren 70 en 80 zijn er dus onnatuurlijk rugnummers bij de vleet, maar die liggen nooit hoger dan 22, het toegestane aantal kernspelers op een WK. Pas vanaf de jaren 90 verandert dat. In 1993 beslist de Engelse FA dat ploegen voortaan vaste rugnummers mogen uitdelen aan hun kern. Op 18 april spelen Arsenal en Sheffield Wednesday voor het eerst onder het nieuwe systeem, toevallig dezelfde ploegen uit de eerste match met rugnummers van 65 jaar eerder. België volgt in 1997. Voortaan dragen spelers een nummer en (soms) een naam op de rug. In het begin kennen clubs de rugnummers nog min of meer plichtbewust toe aan hun vaste elf. Laten we bij het voorbeeld van Club Brugge uit de openingsparagraaf blijven. De eerste elf van Club zien er dat seizoen zo uit: 1. Verlinden, 2. Deflandre, 3. Ilic, 4. Renier, 5. Borkelmans, 6. Van der Elst, 7. Verheyen, 8. Staelens, 9. Fadiga, 10. Anic en 11. Claessens. Vermant speelt met 14. Op Renier na, die moet wijken voor de jonge Eric Addo, is dat min of meer de basisopstelling. Toegegeven, het zijn ook tijden waarin kernen veel minder gestoffeerd zijn dan nu.
Met de komst van een vaste ordening voor het seizoen lopen de rugnummers alsmaar hoger op. Sommige liga’s, zoals de Spaanse en Franse, verbieden excessen door enkel nummers tot 25 of 30 toe te staan, maar elders kan het niet gek genoeg. Net zoals ze hun haar in coupes scheren waarvan geen enkele schoonmama blij wordt, of schoenen in lila, lichtkoraal of gifgroen aantrekken, zo gaan profvoetballers ook creatiever om met hun nummer. Sommigen beschouwen het als een onderdeel van hun persoonlijke branding. Ze reageren soms fel als hun favoriete nummer niet voorhanden is, als kinderen die zien hoe hun broertje de lolly grijpt waarop zij hun zinnen hadden gezet. Sommige spelers kiezen voor een combinatie van hun vaste nummer (70 of 77 in plaats van 7), een geluksnummer of hun geboortejaar. Zoals Bixente Lizarazu, die zich voor de keuze van 69 niet enkel achter zijn bouwjaar verschuilt, maar ook achter zijn lengte (1m69) en zijn gewicht. Dat excuus heeft de Kroaat Dino Drpic niet wanneer hij in 2009 bij Karlsruhe 69 aanvraagt. Temeer omdat hij de schijn tegen heeft: Drpic moet oprotten bij Dinamo Zagreb nadat hij met zijn vrouw, een Playboy-model, in de middencirkel van het stadion gestalte gaf aan het beest met de twee ruggen. Finaal verbiedt de Duitse bond het nummer vanwege ’te erotisch beladen’.
Ook 88 beroert geregeld de gemoederen. Sommigen zien er de afkorting van Heil Hitler in: HH, waarbij de letter H de achtste van het alfabet is. Gianluigi Buffon kiest het nummer in 2000. ‘Ik heb 88 gekozen omdat het me doet denken aan vier ballen’, pareert hij de kritiek. ‘In Italië weten we allemaal wat het betekent om ballen te hebben: kracht en doorzettingsvermogen.’ Had misschien geloofwaardig geklonken als hij niet eerder dat jaar een T-shirt had gedragen met een fascistische leuze… Dan heeft Mignolet, geboren in 1988, een betere reden. Maar hij is niet de eerste die in ons land kritiek uitlokt met die keuze. Eerder opteert Genkmiddenvelder Dániel Tözsér voor 88, omdat het volgens zijn moeder een geluksgetal is: ‘Zij is bezig met Feng Shui en dat soort dingen.’
Ten slotte zijn er de opportunisten en de egotrippers. De Fin Mika Lehkosuo en de Argentijn Sergio Vargas spelen met 96,2 en 188, vanwege sponsorovereenkomsten met een radiostation en een telecombedrijf. Bij Inter loopt Ivan Zamorano met 1+8 rond, omdat zijn favoriete 9 Ronaldo toebehoort. En in zijn tweede seizoen als speler-trainer bij Barnet FC spelt Edgar Davids het nummer 1 op, met het oog op ‘het starten van een trend’. Of om duidelijk te maken wie de haan op het erf is, dat kan ook. In zijn eerste acht matchen als nummer 1 pakte Davids drie rode kaarten. Wat ons betreft meer dan terecht, alleen al wegens dat rugnummer.
In tussentijd zijn de jongste profspelers al geboren in de nillies. Wie weet krijgen we dra weer een elftal van 1 tot 11.
Rugnummers met een verhaal
Doelman Guillermo Ochoa speelde bij Standard met nummer 8 omdat zijn familienaam lijkt op het Spaanse woord voor acht, ocho.
Waarom dragen of droegen zowel Philippe Sandler (Anderlecht), Justin Kluivert (AS Roma), Amin Younes (Napels) en Kevin Dicks (ex-Fiorentina) allen 34? Als eerbetoon aan ex-ploeggenoot Abdelhak Nouri, de jonge Ajaxspeler die met dat rugnummer speelde en hersenschade overhield aan een hartaanval.
Als middenvelder draagt Cesc Fàbregas vaak nummer 4 omdat hij fan was van Pep Guardiola, die hem een shirt cadeau gaf toen Fàbregas’ ouders gingen scheiden.
John Terry opteerde als 18-jarige jeugdspeler voor nummer 26 omdat hij dan naast Gianfranco Zola, nummer 25, mocht zitten in de kleedkamer. Hij zou nooit meer afstand doen van het nummer.
Tegenwoordig speelt Gabriel Jésus bij Man City met nummer 9, maar voordien prijkte 33 op zijn rug. Als diep religieus man koos de spits voor de leeftijd waarop zijn naamgenoot, de Messias, stierf.
Na de dood van Antonio Puerta in 2007 wilde Sevilla zijn nummer 16 uit de omloop halen. De bond schrijft evenwel voor dat de 25 geregistreerde spelers van een club nummers 1 tot 25 krijgen. In het Spaanse voetbal is geen plaats voor sentiment. Sevilla besloot dan om het nummer enkel nog toe te kennen aan jeugdproducten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier