De jacht op de beker met de grote oren: hoe win je de Champions League?
Van de Champions League wordt gezegd dat ze beheerst wordt door onuitgesproken wetten, dat ze grillig is en in staat is om je binnen enkele seconden uit handen te glippen. Toch zijn sommigen erin geslaagd om er grip op te krijgen en hun heerschappij te installeren. Hoe ze dat deden is moeilijk onder woorden te brengen. We moeten het doen met enkele ingrediënten die samen een succesrecept zouden kunnen vormen.
Juventus leek zijn zaakjes goed voor mekaar te hebben. Sinds haar terugkeer aan de top van het Italiaanse voetbal stippelde de Oude Dame zorgvuldig haar weg naar de Europese top uit. Maar de bianconeri struikelden twee keer over de laatste horde: het Barça van Lionel Messi in 2015 en het Real van Cristiano Ronaldo in 2017. Toen de Madrilenen dan hun Portugese sterspeler van de hand deden, enkele weken na zijn twee goals in de kwartfinales aarzelde Juve niet. Het legde tijdens de onderhandelingen een bedrag van negen cijfers op tafel om de koning van de Champions League binnen te halen. De foutenmarge leek vrijwel onbestaande en die theorie leek bevestigd te worden na de winter, toen Ronaldo met drie goals in de achtste finales Atlético Madrid uitschakelde. Maar het zou de enige overwinning in een duel met rechtstreekse uitschakeling worden voor CR7 in het shirt van Juventus. Ajax en in de jaren nadien Lyon en Porto zorgden voor verrassend vroege en pijnlijke eliminaties. Telkens bewees de Champions League hoe grillig ze is, sarcastisch bijna. Werd bijvoorbeeld Bayern niet gelauwerd, in 2013 en 2020, net voor er een tactisch genie op de bank plaatsnam (Pep Guardiola en daarna Julian Nagelsmann), terwijl die beloftevolle opvolgers het kampioenenbal niet konden winnen?
In de lente van 2014, toen het Real van Carlo Ancelotti het Bayern van Pep Guardiola uitschakelde op zijn weg naar La Décima, probeerde het bestuur van de Duitsers helder te blijven nadenken. In het boek Herr Pep, dat over het eerste seizoen van Guardiola bij Bayern gaat, komt Karl-Hein Rummenigge met een analyse voor de dag die ondertussen redelijk achterhaald is: ‘Laten we niet vergeten dat er in het voetbal een wet bestaat die zegt dat de winnaar van de Champions League zijn titel nooit verlengt.’ Sindsdien realiseerden de Madrilenen van Zinédine Zidane een onwaarschijnlijke hattrick (2016, 2017, 2018). Dat zet PSG of Manchester City, die de voorbije jaren meer dan een miljard euro uitgaven aan transfers om over Europa te heersen, natuurlijk aan het dromen, maar voorlopig nog tevergeefs.
Blunders worden extra zwaar betaald en momenten van genade zijn veel belangrijker dan de correctheid van tactische plannen.
Het spreekt dus voor zich dat het recept voor Europees succes gezocht moet worden in de Madrileense wijk Chamartín, waar het mythische Bernabéustadion staat. Op 28 mei van dit jaar mocht Real, dankzij een doelpunt van Vinícius Junior, een veertiende beker met de grote oren in de prijzenkast bijzetten, de vijfde al in de laatste negen edities. ‘Deze club heeft iets in haar ingewanden…’, zo probeerde Mauricio Pochettino dat te verklaren net voor hij de bende van Karim Benzema partij moest geven in de achtste finales dit jaar. ‘Je wint niet door toeval zoveel Europabekers.’ In een interview met het Spaanse voetbalmagazine Panenka toonde Casemiro zich al even mysterieus over de lokale specialiteit: ‘Deze club leeft voor de Champions League. Ze zal die altijd blijven winnen. Wanneer er een wedstrijd voor de Champions League op het programma staat, gedraagt de stad zich op een andere manier. De dag ervoor is de sfeer in Madrid … anders.’
De wet van de sterkste?
Zelfs Carlo Ancelotti moet naar de juiste woorden zoeken. De Italiaanse coach geldt nochtans als een specialist. Dat de Qatarese bazen van PSG hem in 2011 als trainer aanstelden, had hij met name te danken aan de twee Champions Leagues die hij had gewonnen met het grote AC Milan. Sindsdien leidde hij ook twee keer een club in de finale – telkens met winst. ‘Ik herinner me al mijn finales heel goed’, vertelde de coach van Real op de vooravond van de recente finale tegen Liverpool. ‘Het is wat vreemd om te moeten vaststellen dat we de finale waarin we het beste speelden, verloren hebben.’ Dat was een lenteavond in 2005 in Istanbul. De rossoneri stonden halfweg 3-0 voor tegen de Reds van Steven Gerrard. De eerste goal kwam van Paolo Maldini, die naderhand emotioneel reageerde: ‘Als je de hele wedstrijd bekijkt, dan hebben wij 110 van de 120 minuten gedomineerd, maar ze hadden aan tien minuten genoeg om er ons drie om de oren te slaan.’ Wanneer Milan twee jaar later revanche neemt, blijft de legendarische verdediger van San Siro bij zijn standpunt: ‘Onze ploeg van 2005 was veel sterker dan die van 2007. ’
‘Het is een bekercompetitie waarin de beste ploeg niet altijd aan het langste eind trekt’, aldus Lionel Messi toen ze hem vroegen naar het duel van Real in februari en maart van dit jaar. In de laatste rechte lijn, wanneer alles in één of twee wedstrijden beslist wordt, kunnen details een buitensporig grote rol gaan spelen. Blunders worden extra zwaar betaald en momenten van genade zijn veel belangrijker dan de correctheid van tactische plannen. ‘Je moet maart en april kunnen aanvatten met je beste spelers in vorm’, vertelde Arsène Wenger in een boek dat John Cross over hem schreef, een journalist die Arsenal volgde gedurende het hele tijdperk van de Fransman. ‘Het verschil tussen slagen en falen is miniem’, bevestigt Karl-Heinz Rummenigge. ‘Het kan afhangen van een penalty, een kleine fout, een blessure bij een belangrijke speler… In de Champions League is één slechte dag genoeg om eruit te liggen.’
Het is vaak een kwestie van vertrouwen te midden van veel onzekerheid. De capaciteit om flinke tegenslagen te incasseren en gunstige momenten zo goed mogelijk te benutten. Een ecosysteem waarin een speler als Cristiano Ronaldo onvermijdelijk moet uitblinken. Sir Alex Ferguson vertelde in zijn autobiografie trouwens over de Portugees dat die ‘zelfs als hij een draak van een wedstrijd speelde, nog altijd drie kansen creëerde’. Ronaldo was lange tijd de incarnatie van het onverzettelijke Real Madrid, dat er overigens met glans in slaagde om dat gevoel in stand te houden na het vertrek van zijn beste speler ooit. ‘Als je de laatste tien minuten van hun match bekijkt, dan kun je maar tot één conclusie komen: Real is onoverwinnelijk’, glimlachte Jürgen Klopp enkele uren voor de recentste finale in Parijs.
De laatste Europese sprint van de Madrilenen is een verhaal apart. Drie keer wisten de ploegmakkers van Luka Modric zich uit een zeer hachelijke situatie te redden met enkele goddelijke acties, waarmee ze achtereenvolgens PSG, Chelsea en Manchester City uitschakelden om die laatste horde te bereiken waarover ze nooit struikelen. Het zelfvertrouwen van Real Madrid is bovennatuurlijk. Zelfs in 2014, toen de club na een droogte van twaalf jaar op zoek ging naar haar tiende beker met de grote oren en de score bij het ingaan van de toegevoegde tijd in het voordeel van stadsgenoot Atlético was, bleven de socios zingen: ‘Sí, se puede. ’ Ja, het kan! Met een rake kopbal die verlengingen afdwong, bewees Sergio Ramos dat hij er zelf net zo erg in geloofde als de fans. In die finale, die tegelijk een derby was, waren er in de eerste negentig minuten nochtans weinig momenten geweest dat Real de indruk gaf het laken naar zich toe te kunnen trekken. Maar één moment volstond om geschiedenis te schrijven.
Als trainer is Guardiola met tien landstitels in dertien seizoenen een specialist van marathons. Hij is evenwel minder outstanding wanneer zeldzame uitschuivers niet meer kunnen worden goedgemaakt.
Een paradijs voor spelers
De goal van de Realverdediger is symbolisch: het bewijs dat de Champions League toebehoort aan de spelers, ook al zou je daar na de zeges van het Liverpool van Jürgen Klopp in 2019 en van het Chelsea van Thomas Tuchel twee jaar later anders over kunnen denken – de beste trainers ter wereld hebben immers hun stempel gedrukt op de nationale competities. In Engeland, waar de meest gerenommeerde coaches aan de slag zijn, spreken ze over het City van Guardiola, het Liverpool van Klopp of het Chelsea van Tuchel.
Bij Real daarentegen blijft Carlo Ancelotti, ondanks zijn enorme Europese palmares, wat in de schaduw. Wanneer managementspecialisten een boek wijden aan de Italiaanse coach, noemen ze dat De man die in de oren van de sterren fluisterde. Je kunt er onder meer de woorden van Ronaldo in lezen, die vertelt dat Carletto tegen zijn spelers bij Real dikwijls zei: ‘Met deze ploeg hoef ik geen tactische richtlijnen te geven.’ Talent versus systeem. Zoals Marcelo, die onder druk gezet werd door de Colchoneros van Diego Simeone toen hij een moeilijk bespeelbare hoge bal kreeg bij de zijlijn. Hij verlegde het spel en omzeilde het plannetje van de tegenstander door met een volley een pass te trappen die over de rood-witte vloedgolf heen in de voeten van Daniel Carvajal belandde.
Om uiteindelijk Europa te kunnen overheersen gaf Manchester City zijn tactiekbord aan Pep Guardiola. Maar een finale, een halve finale en drie kwartfinales later is de Catalaan er nog altijd niet in geslaagd om de ambitie van zijn bazen waar te maken. Vaak domineren zijn elftallen het grootste stuk van de dubbele confrontatie maar kraken ze genadeloos op de beslissende momenten. Toen City in de vorige jaargang door Real Madrid werd uitgeschakeld in de laatste seconden van de halve finale, onthulde Thomas Delaney, journalist bij The Independent, op Twitter dat Pep Guardiola elf keer werd uitgeschakeld op de Europese scene en dat het in acht van de elf gevallen gebeurde in periodes dat de tegenstander erg goed was of de eigen ploeg heel slecht. Telkens ging het om hooguit een twintigtal minuten, waarin twee of drie tegentreffers beslissend waren om het pijnlijke verdict te vellen.
Het zijn evenzovele momenten waarop de spelers zelf de touwtjes (weer) in handen nemen in wedstrijden die vaak uitgestippeld en gestuurd worden vanop de trainersbank. Met tien landstitels in dertien seizoenen aan het hoofd van een club is Pep Guardiola een specialist van marathons. Hij is evenwel minder outstanding wanneer zeldzame uitschuivers niet meer kunnen goedgemaakt worden in een reeks volgende wedstrijden maar meteen cash betaald worden in 90 of 180 minuten.
Op zijn (terug)weg naar de Europese top kwam Real tot het besef dat het de spelers zijn die de sleutel in handen hebben en dat finales veeleer op het veld worden gewonnen dan in de kleedkamer. De ervaring maakt daar zeker een groot verschil. ‘Spelers zijn soms meer bezig met de omstandigheden dan met de wedstrijd’, zei Alex Ferguson toen hij het had over spelers die verlamd lijken in de belangrijkste wedstrijden. Maar dat geldt duidelijk niet wanneer je Toni Kroos of Luka Modric heet en ondertussen nog amper genoeg vingers hebt om je Europabekers op te tellen. Logisch dat die superhelden in het wit ongevoelig lijken voor tegenslagen en hun waarde vooral bewijzen op de momenten die er echt toe doen.
Een sterkte die door Jürgen Klopp op de persconferentie voor de Champions Leaguefinale als volgt werd omschreven: ‘Deze spelers hebben drie of vier keer de Champions League gewonnen. Zij weten perfect hoe je zulke wedstrijden moet aanpakken. Wanneer je hen ziet, stralen ze veel zelfvertrouwen uit. En als je hen laat doen, kunnen ze je met twee of drie aanvallen verslaan. Je moet altijd goed voor ogen houden dat zij in staat zijn om speciale dingen te doen.’
Ongezonde obsessie
Sinds het Bosmanarrest hebben de grootste Europese clubs voor een competitie gezorgd die meer gesloten is dan toen alleen de verschillende landskampioenen deelnamen. De jacht op de beker met de grote oren blijft dan ook het domein van een select groepje van een tiental clubs. Allemaal beginnen die aan het seizoen met als doel die Europese beker binnen te halen, maar aan het eind slaagt er daar telkens maar één in.
Sinds de Europabeker voor Landskampioenen dertig jaar geleden ontvelde tot Champions League, zijn er zeven clubs die haar meermaals wonnen en die zeven clubs pakten samen 24 trofeeën: acht voor Real Madrid, vier voor FC Barcelona, drie voor AC Milan en Bayern München en twee voor de Engelse clubs Manchester United, Chelsea en Liverpool. Het is een strijd tussen slechts enkele clubs en die kan dan ook niet als referentie dienen om het succes van een seizoen aan af te meten, vindt Arsène Wenger: ‘Je staat tegenover Barça, Bayern, Chelsea… Elke jaar starten die met een goede kans om de beker te winnen. Je denkt altijd dat het dit jaar aan jou zal zijn, maar deze competitie is lastiger dan ooit.’
Het lastigste is allicht nog dat de geschiedenis alleen de winnaar onthoudt. Wenger is goed geplaatst om dat te beseffen: in 2006, toen ze het in de Engelse competitie niet zo goed deden, zetten ze een uitzonderlijke reeks neer in Europa. Arsenal elimineerde achtereenvolgens Real Madrid, Juventus en Villarreal zonder een enkel tegendoelpunt in zes wedstrijden, maar moest na een vroegtijdige rode kaart in de finale plooien tegen het Barça van Ronaldinho. ‘Daar spreekt vandaag niemand meer over’, bekende de Fransman mistroostig aan John Cross. Daarmee schetste hij het meedogenloze karakter van de jacht op de beker met de grote oren.
De Champions League is zodoende een maatstaf geworden. Een wapen om de nationale prestaties van Pep Guardiola te kleineren, omdat die sinds 2011 geen eindzege meer behaalde, ondanks indrukwekkende spelerskernen. Een goede reden voor Kylian Mbappé om bij PSG te blijven, in een wat mindere competitie maar met de nodige financiële middelen om een gooi te kunnen doen naar de Europese titel. Een obsessie voor Kevin De Bruyne, die bij een bedrijf gespecialiseerd in data een statistische analyse bestelde om te weten met welke club hij het meeste kans maakte om de Champions League te winnen – uiteindelijk verlengde hij zo zijn contract bij de Citizens.
En ten slotte ook een onvermijdelijke toetssteen voor vele clubs om het succes van hun seizoen aan af te meten. Zo beoordeelt men dat bij Bayern soms als onvoldoende wanneer de club ‘alleen maar’ landskampioen wordt, zonder minimaal de laatste vier van de Champions League te bereiken. Slechts drie keer in deze eeuw werd het hele podium van de Ballon d’Or bezet door drie spelers die niet de Champions League wonnen. Twee van die drie keer was dat dan nog in een WK-jaar (2006 en 2010) toen de strijd om de wereldtitel nog enigszins de Europese midweekwedstrijden overschaduwde.
In dit tijdperk waarin er zoveel druk gepaard gaat met die koningin aller clubcompetities, lijkt het dragen van een wit shirt blijkbaar voldoende om aan elke vorm van stress te ontsnappen. Sommigen noemen dat het DNA van Real, andere steken het op de ervaring. Iedereen zoekt naar woorden, die vaak meer mythische dan tactische dimensies hebben, om die eigenheid van het Casa Blanca te beschrijven. Zijn het misschien de eerste vijf edities van de Europa- beker voor Landskampioenen, allen gewonnen door Real, die van de Madrilenen bevoorrechte jagers maken in de quasi onmogelijke jacht op de eindzege? Een getuige van die ongeziene heerschappij, de legendarische Paco Gento, had er zo zijn eigen idee over, dat hij vertelde aan het magazine FourFourTwo: ‘Wij hebben nooit geen tactiek aan het bord gehad. In 1962, voor de finale tegen Benfica, hadden we eens drie spionnen uitgestuurd om te kijken hoe de Portugezen zouden spelen, en die finale verloren we met 5-3… In de tijd van Alfredo Di Stéfano kwamen we aan in het stadion, trokken ons shirt aan en begonnen we te voetballen.’
Zo samengevat lijkt de Champions League een simpele aangelegenheid. Je moet gewoon de beste zijn, dat weten en dat tonen. Bij voorkeur in een wit shirt.
De telling van Rummenigge
In Herr Pep, het boek van Marti Perarnau over het eerste Duitse seizoen van Pep Guardiola, vertelt bestuurslid Karl-Heinz Rummenigge van Bayern over de grillen van een Europese campagne en de onzekerheid over de eindzege. In zijn ogen is de beste manier om het Europese succes van een club te meten het aantal Champions Leaguewedstrijden te tellen die de club de voorbije jaren heeft afgewerkt. Als we de laatste twaalf seizoenen in beschouwing nemen, dus sinds het seizoen 2010/11 met de eerste deelname van huidige grootmachten PSG en Manchester City, dan ziet de hiërarchie tussen de Europese topclubs er als volgt uit: