Anthuenis: ‘Ekakia en Dindane hebben mij als trainer vaak over de streep getrokken’
Naar aanleiding van zijn 75ste verjaardag blikt Aimé Anthuenis terug op zijn lange carrière. Waar heeft hij het liefst gewerkt?
‘Onmogelijk te zeggen’, reageert Anthuenis – op 21 december wordt hij 75 jaar – aanvankelijk. ‘Toen ik in Genk arriveerde, kreeg ik van voorzitter Remi Fagard een dik boek met getuigenissen van bedrijfsleiders. “Dit moet je eens lezen.” Heel mooi. Ik hoorde geregeld dat Limburg een boerenprovincie was, maar uit de visie van die jonge commerciële gasten bleek net de rijkdom. Tien jaar vooruit!
‘Genk was ook anders, in die zin dat je als trainer nog meer inbreng had en de ploeg zelf kon vormen door spelers te halen of jongens die er al waren op een andere positie te zetten. Een rechterflankaanvaller omvormen tot rechtsback, voorbeelden genoeg, dat is een transfer binnen de ploeg die niets kost. Daar is in vier seizoenen toch iets neergezet. Promotie naar eerste klasse, twee jaar erna beker van België en in het laatste seizoen de titel, terwijl ik verwachtte dat het na die bekerwinst een moeilijk seizoen zou worden.
‘Bij Anderlecht moest je niet aan het seizoen beginnen om vierde te worden.’
Aimé Antheunis
‘En: we hadden een heel herkenbare stijl. Drie verdedigers, waar de laatste jaren zo veel spel van wordt gemaakt, al werd ik in de media een verdedigende trainer genoemd. Zever! De doelpuntensaldo’s bewijzen dat. Als ik nu kijk naar het voetbal dat Philippe Clement met Genk brengt, dan valt vooral op dat de zogenaamde vedetten in balverlies positioneel óók hun werk doen. Verdedigend voetbal… (zucht) Dat zijn zo van die clichés… In Genk werd ik door sommige spelers Papa genoemd, terwijl ik mezelf hoegenaamd géén vaderfiguur vond.’
Koller-Radzinski vs Oulare-Strupar
‘Ik probeerde spelers wel vertrouwen te geven, ook als het even niet liep. Er wordt in Genk nog altijd gesproken over het duo Souleymane Oulare-Branko Strupar, maar de eerste maanden vonden die twee elkaar totaal niet. Niet op en niet naast het veld. Tomasz Radzinski en Jan Koller wel, al had Jan het in de voorbereiding heel moeilijk. Een dure speler – drie miljoen euro – die in zijn eerste weken tijdens afwerkingsvormen de ballen tot op het dak van de sporthal schoot. En er stond geen keeper in de goal. (schatert) Maar: spectaculair verbeterd, hé. IJzersterk, nooit geblesseerd en na twee jaar voor een pak geld (10,5 miljoen euro, nvdr) aan Borussia Dortmund verkocht.’
‘Zulke spitsenduo’s liepen in de kijker, maar als trainers heb je ook spelers nodig die met één actie een wedstrijd kunnen beslissen. Bij Lokeren had ik Ferenc Mészáros, een Hongaar die je soms drie matchen niet zag maar in die periode (1988-1993, nvdr) de enige speler was die iets kon forceren. We speelden heel vaak met tien en ik kan me voorstellen dat de supporters zich soms afvroegen waarom ik er hem niet afhaalde, maar soms moet je durven te wachten. Ik werkte graag met gasten als Elos Elonga Ekakia of Aruna Dindane die de ploeg én de trainer, wanneer ik in de stront zat, over de streep trokken. Er zijn trainers die denken dat ze het voetbal hebben uitgevonden, maar ik durf toe te geven dat ik in sommige wedstrijden door zulke gasten ben geholpen.
‘Bij Anderlecht moest je niet aan het seizoen beginnen om vierde te worden. Kampioen of, in het slechtste geval, tweede. En, heel gevaarlijk voor een trainer: de Europese voorrondes waren de eerste grote test. Je was amper bezig en je moest al meteen presteren. Maar ik was meteen verwend. Op het middenveld kon ik kiezen tussen Baseggio, Soetaers, Scifo, Jatsjoek, Goor of Zetterberg… Als trainer móést je daar iets van maken.’
Lees het volledige interview met Aimé Anthuenis in onze +zone of in Sport/Voetbalmagazine van woensdag 19 december.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier