Vincent Mannaert: ‘Ik was wat atypisch’
Sinds 2011 is hij algemeen manager bij Club Brugge. Een functie in het oog van de storm, waar de basis van zijn geboorteplaats voor rust zorgt. Een rondje met Vincent Mannaert door zijn geliefde Opwijk. ‘Deze plek roept een gevoel van onbekommerd plezier op.’
Lang blijft het stil, maar dan klinkt er geschuifel achter de voordeur. In de opening verschijnt een vrouw. Ze steunt met haar handen op een rollator en licht gebogen blikt ze naar het bezoek dat voor haar deur staat. ‘Dag meter’, zegt Vincent Mannaert, een glimlach om zijn mond. De blik van zijn grootmoeder is er een tussen ongeloof en intense blijdschap.
‘Oooh, ben jíj het!’, antwoordt ze, de verwondering in haar stem. Na een stevige knuffel met haar kleinzoon schuifelt mevrouw Mannaert-Jacobs (96) nog verrassend fit haar woonkamer in. ‘Een interview? Oei, oei, en de verpleegster is nog niet geweest voor mijn toilet.’ Ze laat zich zakken in haar stoel bij het raam. ‘Zet u bij mij. Dan hoor ik wat je zegt.’ Dat doet Mannaert. ‘En ge moogtd’n afwas ook doen, se.’
Anderlecht belde naar mijn vader om me over te halen voor het voetbal te kiezen. Die druk van de club… die was er. En die was groot. Maar ik ging studeren.
Mevrouw Mannaert lacht breed, en dat zal niet voor het laatst zijn deze ochtend. Net als dat ze blijft herhalen hoe blij ze is om haar kleinzoon te zien.
Dat beeld daar, aan het venster van de woning in het zorgcentrum, is er een om in te lijsten: de vrouw op leeftijd kijkt als een meisje zo blij naar de man in het strakke pak naast haar, die zich liefdevol naar haar buigt om de woorden te herhalen die ze niet goed had verstaan. De eenvoud van een bestaan in de nadagen van het leven, naast het vluchtige van een carrière in de voetbalwereld, gevangen in één beeld. ‘Na mijn eerste kampioenschap met Club Brugge nam ik de beker mee naar huis’, zegt Mannaert. ‘De volgende ochtend kwam ik er mee naar hier, naar grootmoeder.’
Pannenkoekenfestijn
Mevrouw Mannaert woont alleen, haar man Jan is alweer een tijd geleden overleden. Samen runden ze een zuivelwinkel in het centrum van Opwijk, het dorp waar haar kinderen bleven en waar ook Vincent Mannaert nog altijd woont. ‘Jan de Melkman werd hij genoemd’, zegt hij. ‘En recht tegenover de winkel stond de brouwerij van OP-ALE, waar vandaag Affligem wordt gebrouwen. Daar deed ik vakantiewerk: vaten leveren in de cafés, of aan de band de onafgewerkte flesjes eruit halen. Tussen de middag at ik mijn boterham bij mijn grootouders op. Toen mijn grootvader al met pensioen was, kwamen we met de hele familie op Allerheiligen samen voor het pannenkoekenfestijn. Ik tegen mijn neven: wie het meeste pannenkoeken kon eten. Ik won.’
‘Weet je nog hoeveel je er gegeten hebt?’
‘Dertien, denk ik.’
‘Neen… Ik weet het nog goed. Zeventien!’ Een stilte. Dan: ‘ Allez, da ge nu toch hier zijt… Ik ben écht content. Als ik dat had geweten, dan had ik mijn toilet gedaan. Nu zit ik hier… Gereed om naar een fuif te gaan.’ Weer die lach.
Maar het is alweer tijd om verder te gaan. Mannaert wil zijn grootmoeder helpen recht te komen. ‘Ben ik geen oude vrouw, se.’ En ze sluit af met die bekende lach terwijl ze naar haar rollator reikt. ‘Mijn ridder.’
Potteke stamp
De deur valt dicht tussen zijn grootmoeder en Mannaert, die terug in de wagen stapt. De weg leidt naar zijn ouderlijk huis, een paar honderd meter verderop.
Daar kijken we uit over een doodlopend straatje dat uitmondt in een onverharde weg tussen de weilanden en akkers. ‘Ik zat hier midden op straat en speelde met mijn autootjes en de wielrennertjes over het asfalt, met vrij zicht op de weides met paarden. Of met de vrienden de fiets op, het onverharde pad over, salamanders zoeken in het stukje natuur, potteke stamp en tennissen. In de winter voetbalden we en in de zomervakantie wachtten we uren op de tennisclub tot er een terrein vrij kwam. Sporten, sporten, sporten, ’s middags vlug eten en hup: terug weg.’
Hij kijkt de verte in. Een paar bomen verderop zijn vervangen door huizen. Voor de rest is het beeld hetzelfde gebleven. ‘Deze plek roept een gevoel van onbekommerd plezier op.’
Zelf woont Mannaert meer in het centrum van Opwijk, in het huis van de grootouders van zijn vrouw. In hun geboortedorp zullen ze ook blijven, maar dan in het buitengebied. ‘We zijn aan het bouwen in het groen, met zicht op de natuur. Ik houd van de ruimte, de rust. Die heb ik nodig.’
Zijn vrouw Kristien is zijn jeugdliefde met wie hij vanaf zijn zeventiende samen is, zijn jeugdvrienden zijn nog altijd de mensen die het dichtst bij hem staan. ‘Dat is belangrijk; het relativeert het leven in het voetbal wat. Wat we doen, is niet zo ongelooflijk belangrijk als we weleens durven denken.’
De droom was niettemin voetballer worden. ‘Voor mij en mijn vrienden. Het besef dat het weleens zou kunnen lukken, kwam rond mijn veertiende, in de periode dat ik naar Anderlecht ging. Er waren al eerder aanvragen geweest van andere clubs, zo’n één, twee per jaar. Maar mijn ouders vonden het telkens te vroeg. Natuurlijk was dat teleurstellend, wanneer je de naam van een grote club ziet staan, denk je wel: ‘Potverdorie.’ Op mijn veertiende zei ik: ‘Nu wil ik ervoor gaan.’ En mijn ouders begrepen dat.’
Zijn vader bracht hem elke dag naar Brussel. ‘Hij was leraar Duits en Nederlands op onze school in Opwijk en kon zich zodoende organiseren om na de lessen met me mee te rijden. Ik vond het bij Anderlecht direct wel meevallen. Tussen spelers van een dusdanig niveau word je meteen uitgedaagd; als je je niveau niet opkrikt val je af. Maar in Anderlecht had je destijds een Chinese wall tussen het profgedeelte en de jeugd. De filosofie was toen nog totaal anders dan nu: ze gingen er vanuit dat niemand uit de jeugd zou doorstromen. ‘Ze moeten het maar zien te redden. Wie er doorkomt, is mooi meegenomen’, was de tendens. En dat is sommigen van mijn lichting ook gelukt: Frédéric Herpoel, Johan Walem, Frédéric Peiremans.’
Vincent Mannaert
Atypisch
Voor Mannaert is dan echter één zaak minstens zo belangrijk als het voetbal: zijn studie. ‘Ik was wat atypisch. Op toernooien of stages met de ploeg nam ik boeken mee. Ik las romans of non-fictie over zaken die mij interesseerden. Ik keek en kijk nog altijd graag naar documentaires over de natuur, maar ook over jazzmuzikant Quincy Jones, Keith Richards van The Rolling Stones of politiek. Ik heb de behoefte aan veel absorptie. Kennis hebben, zaken begrijpen. Wanneer ik iets lees, word ik direct getriggerd en rijzen allerlei vragen op: hoe zit dat juist, hoe werkt dat, waar gaat het over, waar komt dat vandaan? Dat maakte me bij Anderlecht een beetje anders.
‘Ik wilde sowieso verder studeren, universiteit doen. Dat was voor mij al jaren duidelijk. Maar dat vonden ze bij Anderlecht eerder vreemd. Ik was zeventien, speelde regelmatig mee met het tweede, stond in het nationale jeugdelftal… en dan universiteit gaan doen. ‘Wíl je wel echt profvoetballer worden dan?’, was de vraag. Natuurlijk wilde ik dat, maar ik wilde ook een andere kant van mezelf ontwikkelen. Anderlecht was daar niet zo blij mee; voetbal en studie was destijds nog niet goed mogelijk als combinatie. Ze hebben verschillende keren naar mijn vader gebeld om me over te halen voor het voetbal te kiezen. Die druk van de club… die was er. En die was groot. Maar ik ging studeren. Dat stond vast.’
Controle
Na drie jaar bij Eendracht Aalst en enkele passages in 3e en 4e nationale keerde Mannaert uiteindelijk terug bij de club waar hij begon: KSK Opwijk. Zijn studie rechten zat er toen al op, Mannaert was als advocaat verbonden aan makelaarskantoor SEM en adviseerde zodoende spelers en trainers over hun contracten. ‘Ik vond dat nogal eenzijdig. Je focust je op één facet van één dossier, dat zich enkel richt op een negotiatie.’
Via Zulte Waregem kwam Mannaert in 2011 bij Club Brugge terecht. Direct werd hij ook daar gedreven door die innerlijke drang om te weten hoe de zaken precies in elkaar zitten. ‘Hoe liggen de lijnen, hoe zijn de structuren, wat zijn de processen? Ik ben er eigenlijk als een gek ingevlogen. Elke dag. Van ’s morgens tot ’s avonds. Oók uit het verantwoordelijkheidsgevoel dat ik heb. Wanneer ik de sleutel krijg, wil ik het goed doen. Controle? Dat heb ik nog gehoord…
‘Ik houd elk jaar een evaluatiegesprek met medewerkers waarin zij zelf ook feedback kunnen geven over mij en de organisatie. Dan hoor ik weleens dat ik nogal de neiging heb om de controle te hebben, zaken te controleren. Ik denk dat ik daar gedurende de jaren in ben geëvolueerd. Ik kan beter loslaten. Enerzijds omdat we goede mensen om ons heen hebben verzameld aan wie ik zaken durf over te dragen, anderzijds door de resultaten die behaald zijn op het veld. De langverwachte titel, nog eentje, de beker; die successen geven rust. Want die titel was op een bepaald moment wel een… goed, ik zal het geen obsessie noemen, maar toch zeker een must. Dat kampioenschap mocht niet lang meer duren.’
Ik hoor wel vaker dat ik nogal de neiging heb om controle te hebben, zaken te controleren.
Frontale en reptielenbrein
Het moeilijkste en tegelijkertijd meest interessante aan zijn baan vindt Mannaert het werken met mensen. ‘Ik vind de psychologie van de mens heel boeiend. Ik ben momenteel het boek Traumasporen van Bessel van der Kolk aan het lezen. De schrijver heeft baanbrekend werk verricht op het analyseren van trauma’s, waarbij de fel onderschatte lichamelijke kant aan bod komt. Het lichaam verandert; een trauma brengt bijna chemische processen op gang, wat invloed heeft op hoe je je voelt. De analyse van de hersenen is ook heel interessant, het frontale en het reptielenbrein; het vluchtige tegenover het handelen vanuit de rust. Daar weten we in de huidige wetenschap nog maar heel weinig van af.’
Hij trekt een parallel met de huidige maatschappij. ‘Gisteren op weg naar Brugge hoorde ik op de radio een item over de verschillen tussen Vlamingen en Walen. De Walen zouden wat vriendelijker en hartelijker zijn en een van de verklaringen was dat daar meer ruimte is: meer groen, de mensen lopen niet óp elkaar. Ik geloof wel in die theorie. Ik denk dat de mens een sociaal dier is, maar hij heeft ook ruimte en introspectie nodig. We leven meer en meer met heel veel mensen op dezelfde plaats, waar non-stop boodschappen, fysiek of audiovisueel en meer ongevraagd dan gevraagd, op ons worden afgevuurd. Die prikkels zorgen automatisch voor afleiding, voor een focus naar buiten. Steeds meer mensen hebben het moeilijk om daarmee om te gaan: het gebrek aan ruimte voor een bepaalde manier van introspectie leidt tot druk en stress, wat negativisme in de hand werkt en je je nog meer blijft focussen op anderen.’ Een vicieuze cirkel. ‘Dat zie ik meer en meer gebeuren, en dat is geen positieve tendens.’
Vincent Mannaert
Puurheid
Zelf merkt hij wat dat met hem doet nu hij manager bij Club Brugge is. ‘Ik werk voor een organisatie waar dagelijks tienduizenden, soms zelfs honderdduizenden mensen, emotioneel bij betrokken zijn. Ik ben een van de gezichten van de club en daar wordt veel emotie op losgelaten. Dat kan heftig zijn. Ik heb dan wel een rit van een uur om die antennes even af te zetten, maar het lukt me niet altijd om bepaalde dingen niet mee naar huis te nemen. Ik ben daarin wel wat geëvolueerd; om me niet meer alles aan te trekken, alles tot me te nemen en alles vast te houden.’
De keuze om geen sociale media te gebruiken, is dan ook een bewuste. ‘Ik wist bij mijn aanstelling dat Club Brugge actiever moest worden op sociale media. De mensen van onze communicatie-afdeling zeiden over Twitter: ‘Jíj bent de ideale persoon om dat te doen.’ Ik voelde instinctief: niet doen. Dat is een van mijn betere beslissingen geweest. Het geeft rust om daar niet mee bezig te hoeven zijn en ook: de berichten schieten alle kanten op, van de ene emotie in de andere. Ik ben meer de man van de nuance. Ik probeer iets langer na te denken vanuit analyse, in mijn spraak zit veel denken. Dus het gebruik van sociale media zou in mijn geval geforceerd zijn.’
Rationeel is hij altijd geweest. ‘Ik kan best emotioneel zijn, thuis. Ik kan ook héél goed plezier maken, intens genieten van feestjes met vrienden en familie en ook bij sport voel ik dat emotionele van het spel. Ik kan moeilijk negentig minuten stilzitten. Ik ga op in de wedstrijd, zal al eens rechtstaan, kan enorm genieten van acties, de spanning, de ontlading. Maar ook heel kleine dingen raken me. Zoals wanneer ik Cyril Ngongé en Loïs Openda voor de aftrap van de Champions Leaguewedstrijd tegen Atlético Madrid bezig zie en hun ogen zie blinken: straks staan we tegenover AntoineGriezmann, wauw. Dat is de puurheid van het spelletje. En als voetbal puur is, is het op zijn mooist. Daar kunnen de verzakelijking en het voetbalschandaal geen afbreuk aan doen. Natuurlijk is er wat verloren gegaan, maar de romantiek van het spelletje zal nooit verdwijnen.’
Mayke Wijnen
‘Er zijn een hoop karaktermoorden gepleegd’
‘Ik stond daar’, wijst Mannaert, ‘in de keuken, toen ik werd gebeld door de assistent-trainer Rudi Cossey. Ivan Leko was niet op de club aangekomen en hij had naar diens vrouw gebeld. Die vertelde wat er die ochtend was gebeurd.’
Leko was in alle vroegte van zijn bed gelicht en meegenomen voor verhoor in het dossier Propere Handen. ‘Het was acht uur ’s morgens en rush hour hier: de kinderen klaarmaken voor hun school, ontbijten… Op zo’n moment lopen werk en privé door elkaar en is het belangrijk daar goed over te communiceren. Onze kinderen Margot (15), Mathis (12) en Arno (5) zouden er hoe dan ook mee geconfronteerd worden op school en ik wilde de zaak dan ook meteen heel duidelijk kaderen zodat ze een bepaalde weerbaarheid hadden. En ik moet zeggen: de kinderen gaan daar heel goed mee om. In algemene zin, maar ook in zo’n specifieke situatie. Soms vraag ik dat ook aan de leerkracht, maar ook zij zeggen dat de kinderen er rustig onder zijn. Ze zullen niet opscheppen met de prestaties en in mindere tijden blijven ze net zo goed kalm.’
Het voetbalschandaal heeft Mannaert aangegrepen, zegt hij. ‘Mijn drang om alles te willen begrijpen ( zie hoofdtekst, nvdr), is ook weleens frustrerend; niet alles is te begrijpen. De eerste dagen en weken had ik het moeilijk met het schandaal. Wat is er juist gebeurd? Wat is het algemene verhaal? Wat is er waar in de berichten van de media? Waar zijn de smoking guns? En toon dat dan zwart op wit aan. Ik geloof nog altijd sterk in de algemene rechtsbeginselen. In een vermoeden van onschuld, geen vermoeden van schuld. Nu is het andersom: we zitten in een sector die in algemene staat van beschuldiging is. Het is niet fijn om dan aan de top van een topclub te staan.
‘Ik vergelijk het met de bankencrisis. De publieke opinie deed ook toen de hele sector af als crimineel. Nu is er een vermoeden van schuld over het hele voetbal, iedereen wordt over een kam geschoren… Daar heb ik het moeilijk mee. Ik ben een echte voetbalman. Dat doet pijn.
‘Die trend zie je sinds de doorbraak van sociale media. Zij zijn een serieuze speler in het medialandschap geworden, een kracht ook, die zaken in een bepaalde richting duwen waar de klassieke media het overnemen. Dan kom je in, zeker in gemediatiseerde sectoren, in een orkaan terecht.
‘Natuurlijk: mensen van wie zwart op wit kan worden aangetoond dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan ongeoorloofde zelfverrijking of matchfixing moeten eruit. Tegelijkertijd probeer ik dit hele gebeuren ook wat te nuanceren en te kaderen. Want de nuance is niet een kwaliteit van deze tijd. Dat maakt dat iedereen plots schuldig is en iedereen schade ondervindt in het voetbal. Het voetbal ís beschadigd. Er zijn een hoop karaktermoorden gepleegd. Het gaat zo ver dat wanneer je in beschuldiging gesteld wordt, je ook niet meer mag functioneren in je huidige baan. Maar zo werkt het niet, hè? Een inbeschuldigingstelling is maar een deel van het verhaal. Dat is een stem. Zoals de verdediging ook een stem heeft. En het is finaal aan de rechter om te oordelen. En dat oordeel is er nog niet geweest.’
Of neem de situatie van Leko. ‘Over heel de wereld is hij het gezicht geweest van die actie. Zijn gezicht stond op CNN, op de sites van de grootste kranten over heel de wereld. Maar Ivan heeft een oorlog meegemaakt, hij was twaalf toen die uitbrak. Dat merk je. Zoiets hardt een mens. Het diepste van zichzelf houdt hij voor zichzelf en zijn familie, dat geeft hij niet prijs aan anderen. En dat begrijp ik. Hij probeert gewoon overeind te blijven. Zijn overlevingsinstinct is erg sterk, maar om dan de day after om 8.30 uur op het veld te staan, in het oog van de storm… Dat is een teken van sterkte en maar weinigen gegeven.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier