Thomas Didillon (Cercle Brugge): ‘Soms voel je je als voetballer kanonnenvoer’
Misschien is Thomas Didillon wel een van de sterkste persoonlijkheden van eerste klasse. Een uitgebreid gesprek met de doelman van Cercle Brugge.
Tegen Anderlecht in de beker. Tegen Genk in de competitie. Binnen enkele dagen keert Thomas Didillon (25) met Cercle terug naar de grote Belgische clubs waar hij passeerde. Het achtervolgt hem geenszins, zo ontdekken we al snel. De doelman heeft de draad weer opgepikt, zonder revanchegevoelens. Toch is er een vleugje bitterheid. Het is de smaak van te weinig, het gevoel van het onvoltooide. Anderlecht, Genk: Didillon zal ze regelmatig – en soms onwillekeurig – aanhalen in dit lange interview waarin elk woord wordt gewogen. De 25-jarige Fransman dacht ooit serieus na over een universitaire toekomst en leest filosofische boeken. En dat merk je.
Je bent nu twee en een half jaar in België en toe aan je tiende coach. Is dat gebrek aan stabiliteit één van de problemen van het Belgische voetbal?
Thomas Didillon: ‘Dat was vooral in Anderlecht het geval. Daar was het probleem evenzeer structureel als sportief. Daarmee zeg ik niets nieuws, zelfs een ongeoefend oog kan dat zien. Hein Vanhaezebrouck heeft niet veel krediet gekregen, hij werd snel opzijgezet en toen volgden de trainers elkaar in rap tempo op: Fred Rutten, Karim Belhocine.
‘Toen Vincent Kompany arriveerde, kreeg de club een andere dimensie, een nieuwe richting. Omdat Kompany zijn trainersdiploma’s niet had, kregen we Simon Davis, en daarna Frank Vercauteren. Deze structurele crisis duurt vandaag nog steeds voort, ook op directieniveau zijn er C4’s en veranderingen geweest. Het mag niet verbazen dat zoiets gevolgen heeft op het terrein.’
Bij Anderlecht was het probleem evenzeer structureel als sportief. Zelfs een ongeoefend oog kan dat zien.’
Thomas Didillon
Denk je dat de club op middellange of lange termijn zijn plaats terug zal innemen?
Didillon: ‘Ik hoop het voor hen. Maar het moderne voetbal is niet meer het voetbal van dertig jaar geleden, ik denk dat ze daar wel achter zijn. Enkel wie slim is en zich kan aanpassen, slaagt.’
De realiteit van het klassement
Vind je het oneerlijk als je coach ontslagen wordt? Hoe voel je je als je weet dat hij zijn kastje aan het leegmaken is?
Didillon: ‘In het voetbal zijn we wel eens geneigd om het te vergeten, maar eigenlijk zou dat niet mogen: iemand die ontslagen wordt, is iemand die zijn job verliest terwijl hij iedere ochtend opstaat en probeert het beste van zichzelf te geven.
‘Als ik hoor dat Paul Clement buiten ligt, vind ik dat niet prettig. We praatten veel met elkaar, we hadden bepaalde ideeën over het spel gemeen. Maar goed, gezien de spiraal waarin we zaten, was zijn ontslag een noodzakelijk kwaad. We moesten met iets anders komen. De directie heeft de juiste beslissing genomen, iedereen hier begreep dat er iets moest veranderen.
‘Nu, de zaken die ons in deze spiraal brachten, waren volgens mij niet de schuld van Clement. Er zijn verschillende verklaringen, waaronder het coronavirus, dat ons niet spaarde. Verschillende spelers in vorm werden ziek, maar aangezien we nooit het quotum van besmette spelers haalden om bepaalde wedstrijden uit te stellen, moesten we met een gehavend team verder. We moeten eerlijk zijn: we staan voor een realiteit in het klassement die niet mooi is om zien, maar ze is wat ze is.’
Spelen voor het behoud leidt tot negatieve stress. Dat heb je al meegemaakt in Metz.
Didillon: ‘Ik zie het liever als positieve druk, als een uitdaging. Het kan moeilijk zijn om negatieve spanning om te zetten in iets positiefs, om er een motor van te maken in plaats van een rem. Als je naar de kalender en het klassement van anderen gaat kijken, kan dat een ongezonde sfeer creëren. Met mijn weinige ervaring weet ik dat je mentale instelling het meeste werk doet. Je gemoedstoestand doet je op sleutelmomenten beslissen om je voet op de bal te zetten om te scoren of om niet toe te geven. Door dat soort details zijn we in de winter weggedeemsterd.’
Je lijkt altijd perfect zen terwijl je op een positie speelt waar dat niet vanzelfsprekend is.
Didillon: ‘Het ligt niet in mijn aard om me druk te maken over niets. Ik ben geen hond die blaft. Maar bijten kan ik wel. Sommige kerels blaffen maar bijten niet, anderen bijten zonder te blaffen. Als ik zen lijk, is dat gewoon concentratie. Wat er ook gebeurt in de wedstrijd, of het nu een beslissing van de scheidsrechter is of het geschreeuw van het publiek, ik wil gefocust blijven op mijn spel. Ik blijf in de zone waar ik dingen kan beïnvloeden door mijn optreden.’
Je blijft ook heel kalm tegenover je teamgenoten, terwijl er keepers zijn die voortdurend staan te brullen.
Didillon: ‘Als ik een stel keikoppen voor me had staan, zou ik zeker in de clinch gaan om mijn boodschap over te brengen, maar met de ploegmaats die ik bij Cercle heb, is dat niet de beste methode. We hebben een jonge, ontvankelijke, luisterende groep.’
Gezien de spiraal waarin we zaten, was het ontslag van Paul Clement een noodzakelijk kwaad. We moesten met iets anders komen.’
Thomas Didillon
Je keert terug naar Anderlecht voor de beker en daarna naar Genk in de Jupiler Pro League. Dat betekent dat er veel herinneringen door je hoofd zullen spoken. Is er ook nostalgie?
Didillon: ‘Ach, ik word al een jaar overstelpt met vragen over Anderlecht, en ik ben het een beetje beu om ze te beantwoorden. Ik keerde er al terug aan het begin van het seizoen, en ik speelde hier tegen Genk op mijn 25e verjaardag. Uiteraard zijn dat leuke verplaatsingen, want ik heb me bij beide clubs geamuseerd en ik heb er vrienden gemaakt. Maar het blijft voetbal. Het is ieder voor zich. Er is geen ruimte voor gevoelens. Aan het eind van de wedstrijd kunnen we elkaar een knuffel geven, maar een match is een match. Op het veld heb je geen vrienden.’
Slaag je er tijdens die wedstrijden in om helemaal niet aan het verleden te denken?
Didillon: ‘Je moet al aan zoveel denken om goed te presteren! Dat is dus wel het laatste waar ik mee bezig ben. In professioneel voetbal is daar geen plaats voor.’
Wil je je toch niet een klein beetje wreken? Aan de mensen van Anderlecht en Genk bewijzen dat je het niveau hebt?
Didillon: ‘Verlangen naar revanche zou negatieve energie zijn. Als ik tegen mezelf zeg dat ik een bal absoluut moet pakken bij wijze van wraak, zou dat niet de beste beslissing zijn. Ik hou niet van het woord ‘wraak’, dat is niet productief. Zich willen wreken, dat betekent voor mij dat je gaat overdrijven, en wanneer je overdrijft, word je zelden beloond. Omdat je dan niet meer helemaal helder denkt over bepaalde situaties. In mijn visie op de wereld kan dat niet omdat het alles verstoort wat ik door de week opzet om te presteren. Mezelf forceren om iemand iets te bewijzen, dat ligt niet in mijn aard.’
Het voelt nog steeds alsof je in Anderlecht bent veroordeeld op twee voorbereidingswedstrijden en je voetenwerk, dat zogezegd onvoldoende was. Zie jij het ook zo?
Didillon: ‘Ja. Ik heb de waarheid niet in pacht en zij hebben een beslissing genomen, ik denk alleen dat ik bepaalde kwaliteiten heb… Ik had in ieder geval liever gehad dat ze naar me toe waren gekomen en gewoon hadden gezegd: we rekenen niet op je. Op dat moment waren er clubs geïnteresseerd, we hadden een oplossing kunnen vinden. Die zomer heeft me een beetje geblokkeerd.’
Persoonlijke coach
Meer in het algemeen wil je toch aan iedereen laten zien dat je het niveau hebt voor een Belgische topclub?
Didillon: ‘Ja, maar moet ik daarvoor tegen Anderlecht presteren? Die wedstrijd heeft een speciale emotionele betekenis vergeleken met andere wedstrijden, dat is zeker, maar ik laat dat niet toe in mijn voorbereiding.’
Ben je bijgelovig in je voorbereiding?
Didillon: ‘Ik werk met positieve overtuigingen, ik doe bepaalde dingen waarvan ik denk dat ze me helpen. Bijgeloof vind ik nogal negatief. Bijvoorbeeld: ik heb mijn schoenen niet goed gestrikt, of ik heb niet met mijn noppen tegen de doelpaal getikt, dus ik ga mijn uittrap verprutsen. De positieve overtuiging is: als ik mijn bal goed neerleg, en een goede aanloop neem, dan zal mijn uittrap ook goed zijn. Dat is het verschil. Wat maakt het uit of dit soort zaken bewezen is? De impact die ze in je hoofd hebben, dat is het belangrijkste.
‘Het is makkelijk te zien of een speler vertrouwen heeft of niet. Zelfs als je niet op het veld staat, is het overduidelijk. Ik ben ervan overtuigd dat dit mentale aspect een echte impact heeft. Het is minder kwantificeerbaar dan andere zaken, maar daarom niet minder belangrijk.’
Laat je je op dat vlak bijstaan?
Didillon: ‘Ja, ik heb hier de laatste vijf of zes jaar aan gewerkt met een persoonlijke coach. Dat ging makkelijker toen ik in Metz speelde, omdat hij naar sommige wedstrijden kon komen kijken. Hij is ook een paar keer in Anderlecht geweest, maar vandaag gaat het noodgedwongen per telefoon. We spreken tijdens de week, voor de match en na de match. Hij heeft ook mijn login en paswoord zodat hij close-up beelden van mij kan bekijken tijdens de wedstrijden – hij kan naar het platform gaan waar deze beelden beschikbaar zijn.
Soms heb ik het gevoel dat een interview geven hetzelfde is als een stok uitdelen om in elkaar geslagen te worden.’
Thomas Didillon
‘Hij analyseert mijn emoties, hij ziet hoe ik reageer op bepaalde situaties. Hij is geen voetbalspecialist en dat is beter zo. Al wat hem interesseert, is mijn houding, mijn lichaamstaal, de manier waarop ik reageer op bepaalde feiten van het spel. Hij observeert bijvoorbeeld hoe ik reageer als ik een strafschop veroorzaakt heb, hoe ik me herpak, hoe ik me gedraag als ik net een tegengoal heb gekregen.
‘Het werkt vrij goed. Het is gewoon mijn manier van kijken naar dingen, maar ik denk dat het heel nuttig kan zijn voor keepers. Als doelman krijg je in een wedstrijd niet enorm veel fases te verwerken, dus je hebt veel tijd om na te denken. Wij zijn geen veldspelers die de hele tijd lopen, die voortdurend een man in het oog moeten houden.
‘Deze persoonlijke coach heeft me enorm geholpen om te kalmeren. Je zou eens beelden moeten zien van mij toen ik met Metz in de Ligue 2 speelde. Al we scoorden, werd ik gek, ik rende alle kanten op, gleed op mijn knieën. Ik wilde mijn vreugde delen met de fans. Ik moet zeggen dat ik een zeer speciale relatie met hen had. Metz is de club die me gevormd heeft. In Metz was ik thuis. Ik ben gestopt met zo te reageren toen ik besefte dat het me niets opleverde. Angst en woede kunnen je de dieperik in sturen, maar euforie kan je ook behoorlijk domme dingen laten doen. Als je euforisch bent, ben je een beetje van slag en kan je je misschien niet concentreren op de volgende fase.’
Beschadiging imago
In je eerste seizoen bij Anderlecht speelde je dik veertig matchen, vorig seizoen nog tien. Hoe heb je de overgang van licht naar schaduw aangepakt?
Didillon: ‘Het is nog moeilijker te verteren als het zo abrupt is. Het ging niet progressief, het was een echte breuk. Dat komt hard aan, zeker als je nooit het fijne ervan te weten komt. Ik ben op een zijspoor gezet en ze schepten er een kwaadaardig genoegen in om mijn imago te beschadigen in de pers. Een Vlaamse journalist beschuldigde me ervan jonge Anderlechtspelers mee te nemen naar bars. Ik heb meteen contact opgenomen met die gast om uit te zoeken wat er aan de hand was. Waar haalde hij zo’n gerucht vandaan? Ten eerste zat ik thuis opgesloten omdat ik niet meer speelde. Ik voelde me niet goed en ik woonde op een half uur van Brussel. Een half uur rijden om met een paar jonge gasten pinten te gaan drinken, was wel het laatste wat in me opkwam.
‘De journalist vertelde me dat het van een bron binnen Anderlecht kwam. Toen ik in Genk aankwam, werd ik geconfronteerd met dat artikel. Ik zei tegen hen: “Zie ik er echt uit als iemand die de carrière van andere spelers gaat saboteren uit haat voor een club?” Dat is iets wat mij persoonlijk heeft geraakt.
‘Ik las ook dat ik een slechte sfeer in de kleedkamer bracht. Natuurlijk was ik niet blij, maar ik ben altijd professioneel gebleven. Ik werd betaald door Anderlecht, dat was het minimum dat ik hen verschuldigd was. Het raakte me des te meer omdat ik altijd enorm mijn best heb gedaan om het imago te cultiveren van een correcte en professionele sportman die geen driftbuien heeft. Ik heb altijd een ander beeld van een voetballer willen laten zien dan iemand die belachelijk gemaakt wordt om zijn spelfouten en zijn mooie vrouw.’
Omdat dat beeld je stoort?
Didillon: ‘Ja, echt waar. Idioten zijn er volgens mij overal, die verhouding hoeft bij voetballers niet groter te zijn. Maar men concentreert zich maar al te graag op de kleine foutjes van overgemediatiseerde jongens die veel hebben opgeofferd om te komen waar ze nu zijn. De geringste stommiteit wordt benadrukt. Zo vroeg de Franse pers zich af of Hugo Lloris nog wel bij Les Bleus mocht spelen nadat hij net boven de limiet had geblazen na een restaurantbezoek in Londen. Dat was een ongelooflijk schandaal. Die man is al vijftien jaar professioneel onberispelijk, hij begaat één kleine misstap en we halen de bazooka tevoorschijn. Dat is waarom ik geen fan ben van interviews. Soms heb ik het gevoel dat een interview geven hetzelfde is als een stok uitdelen om in elkaar geslagen te worden.
‘Kijk naar Franck Ribéry. Heel zijn carrière is hij uitgelachen. Hij werd opnieuw met de grond gelijk gemaakt toen hij een met goud bedekte entrecote kreeg in Dubai. Sommige beroemdheden in Frankrijk zeiden dat hij dat geld beter aan een goed doel kon besteden. Ten eerste, het is zijn geld, hij is vrij om ermee te doen wat hij wil, ik denk dat hij genoeg heeft geïncasseerd in zijn leven. Ten tweede, en dit werd snel naar voren gebracht op sociale netwerken, zijn er beelden van hem waarop hij grote cheques uitschrijft voor verenigingen. Bedragen van 500.000 euro, ongelooflijk. Dat is typisch zo’n zinloze, gratuite aanval. Er is helemaal niets constructiefs aan en de voetballer trekt altijd aan het kortste eind. Vermoeiend is dat, soms voel je je kanonnenvoer.’
‘Petje af voor Genk
‘
Heb je ooit geloofd dat Genk eind vorig seizoen de koopoptie zou lichten?
Thomas Didillon: ‘Natuurlijk had ik dat graag gewild. Omdat het daar echt fijn was. Het is een regio waar het naar voetbal ruikt. Maar ik heb bij Genk nooit aan de langere termijn gedacht, ik trainde elke dag alsof ik een contract van zes maanden had. Ik waardeerde het dat ze de eerlijkheid hadden om me op het einde van het seizoen mee naar een kantoor te nemen, me recht in de ogen te kijken en me uit te leggen waarom ze me niet kochten van Anderlecht. Dimitri de Condé was daar, samen met Hannes Wolf en de keeperstrainer. Uiteindelijk was het vrij helder: Danny Vukovic was terug na zijn blessure, ze wilden Maarten Vandevoordt verder ontwikkelen, Gaëtan Coucke en Nordin Jackers waren er nog. Dat waren veel keepers. Ze draaiden er niet omheen. Petje af, respect. Dat is vandaag de dag helaas zeldzaam geworden. We hebben elkaar de hand geschud en zijn als vrienden uit elkaar gegaan. Ik vertrok met een voldaan gevoel en ik denk dat de mensen van Genk ook tevreden waren over mij. Ik was ook een betere keeper toen ik Genk verliet dan toen ik aankwam, omdat de keeperstrainer, Guy Martens, voor een proactieve benadering staat en me veel bijgeleerd heeft.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier