KRC Genk: in twintig jaar tijd van provincieploeg naar topclub
In goed twintig jaar groeide KRC Genk uit van een sympathieke provincieclub naar een topclub. Het wil dat familiegevoel van de vroegere jaren blijven koesteren, maar dat betekent niet dat er geen topsportklimaat heerst.
Sommige dingen bij Genk veranderen niet. Wanneer zondagavond even voor tien, net als op het einde van de rust van elke thuiswedstrijd van KRC Genk, de eerste noten van ‘Marina’ weerklinken, weet iedere reguliere bezoeker: de tweede helft begint zo. Het is de enige wereldhit ooit in Genk gemaakt, door Rocco Granata, zelf voormalig jeugdspeler van Thor Waterschei.
Andere zaken veranderen wél. De naam van het stadion bijvoorbeeld, die gecommercialiseerd werd en sinds kort in plaats van Luminus Arena de naam draagt van het Limburgse IT-bedrijf Cegeka dat voor tien jaar de naamrechten kocht. Het is een van de manieren waarop KRC Genk anno 2021 zijn grenzen verlegt. Eerder sloot het ook een overeenkomst af met het Genkse transportbedrijf Essers. ‘Essers en Cegeka zijn Limburgse bedrijven, maar ook wereldspelers’, zegt algemeen directeur Erik Gerits fier. ‘Dat toont dat we weliswaar ons DNA willen behouden maar ook verder kijken dan Limburg en zelfs België.’
In een vorig leven deed Gerits bij KRC Genk op het sportieve en het financiële na zowat alles: presentator, stadionomroeper, persverantwoordelijke en directeur organisatie. Als er een feestje gebouwd werd, was hij zelfs al eens dj. ‘Toen ik hier businessseats verkocht, kende ik bijna iedereen in het stadion bij naam en voornaam.’ Nog steeds gaat hij naar eetfestijnen van de supportersclubs. ‘Ik probeer aanspreekbaar te zijn. Niemand hier moet met mij een afspraak maken. Mijn deur staat letterlijk voor iedereen open.’
In 1994/95 arriveerde hij op KRC Genk voor een vakantiejob. ‘Men zocht mensen om mee te denken over een betere animatie. Administratief had je toen enkel secretaris Leopold Baeten en manager Paul Heylen. Vandaag zijn we, het sportieve en de jeugd niet inbegrepen, met 49 in plaats van 3 werknemers.’ Dat zijn er 19 bij de commerciële en communicatieafdeling, 17 voor de organisatie in en rond het stadion, 7 op de financiële en juridische dienst en 6 in een directiefunctie. ‘Als je er de jeugd en het sportieve bij rekent, zijn we hier met 175 voltijdsen en deeltijdsen.’
Voorbij is de tijd dat op het secretariaat een groot blad lag met daarop een doorsnede van de hoofdtribune, toen de enige tribune met zitplaatsen. ‘Daar stonden nummers op en telkens als we een abonnement verkochten, trokken we daar een streepje door.’ Na een periode in de politiek keerde Gerits in 2018 terug naar Genk waar hij nu CEO is van een club die in 33 jaar al zijn zeventiende Europese campagne beleeft.
Het meest fier is hij ‘dat deze club een aantal keer gevallen is maar telkens weer rechtop stond en stappen vooruit bleef zetten.’ Over zijn eigen verwezenlijkingen wil hij het niet hebben: ‘Toen we de eerste bekerfinale haalden, leerde Aimé Anthuenis ons voor de aftrap tegen Club Brugge een belangrijke les. Alle medewerkers moesten mee op de ploegfoto. Dat ben ik nooit vergeten. Dat is KRC Genk altijd gebleven. Mijn motto is: omring u met mensen die de kennis hebben die jij niet hebt. Ons succes is niet de verdienste van één, twee of drie namen. Elke voorzitter, elke manager, elke trainer heeft deze club iets bijgebracht.’
Genk was altijd een voorloper qua comfort, met de eerste buitenseats in België, waar het ook als eerste in ons land verwarming aanbracht. Het was tevens een van de eerste clubs die met gastgezinnen voor jeugdspelers werkte, maar Gerits wil niet bij het verleden stilstaan. ‘De lat is hier met de jaren steeds hoger komen te liggen, hoger dan pakweg tien jaar geleden. Die lat leg ik in de eerste plaats bij mezelf heel hoog. Wij willen het beste in alle mensen naar boven halen, al het potentieel ontginnen. Hier heerst een topsportklimaat. Als je topprestaties eist van je spelers, moeten de mensen buiten het veld die ook leveren.’ Hij trekt dat zelfs door naar de jeugd. Genk investeert daarin zo’n 4 miljoen per jaar. ‘Dat is veel geld, maar ook daar vragen we, net als in de andere geledingen van de club, kwaliteit voor terug.’
Brandende auto
Ook Roberto Destino (64) zag de club groeien. Zijn vader arriveerde vanuit Sicilië om in de mijn te werken, een job die hij zelf ook zeventien jaar deed, tot de mijn van Waterschei in 1988 sloot, een paar maanden voor de fusie. Als speler van Waterschei stopte hij op zijn negentiende. In het jaar van de fusie vroeg men hem om afgevaardigde te worden van de duiveltjes waar zijn zoon toen speelde. Later was hij, nog tot vorig seizoen, twintig jaar afgevaardigde van de beloften. Voor die ploeg regelde hij alles naast het veld, tot aan de Champions Leagueverplaatsingen naar Napels of Liverpool.
Sinds de sportieve en financiële jojo-jaren legde KRC Genk een buffer aan van 20 miljoen waarmee het twee moeilijke jaren kan overbruggen.
Ook Kevin De Bruyne belandde op een dag in zijn beloftengroep. ‘Men zei: ‘Roberto, daar gaat ge problemen mee krijgen.’ Ik antwoordde: ‘De eerste met wie ik problemen krijg, moet nog geboren worden.’ Ik zette hem op stage op de kamer bij twee Italianen en reed bij de conditietrainingen op de fiets achter hem aan om hem te motiveren. De eerste weken zat hij op de bank. Ik dacht: dat wordt niets. Tot hij tegen Zulte Waregem bij de rust inviel en vijf keer scoorde. Toen was hij vertrokken.’
Op zijn 42e mocht hij als ex-mijnwerker met pensioen. Bij KRC Genk helpt hij nog bij de boekhouding en op wedstrijddagen. Eerder gaf hij ook rondleidingen in het stadion en hielp hij met de verkoop van tickets en abonnementen. Ooit haalde hij ook alle buitenlandse spelers die bij KRC Genk arriveerden op. Op de luchthaven van Zaventem stond hij met een bord met hun naam erop om ze vervolgens met zijn auto naar de club te voeren. ‘Tot mijn auto eens in brand vloog toen ik onderweg was met Wamfor. Toen kreeg ik een wagen van de club.’
Stap voor stap zag hij de professionalisering ontstaan, te beginnen met trainer Enver Alisic. ‘In die tijd droegen onze jeugdspelers nog allerlei uitrustingen. De één een trui van Juve, de ander van Real en dan nog één van Anderlecht. Alisic vond dat niet kunnen. Vanaf dan moest iedereen bij de jeugd hetzelfde tenue dragen. Op een dag vroeg hij me een Italiaanse jeugdspeler te zeggen dat hij voor de training geen risotto meer moest eten.’ ( lacht)
50 telefoontjes
Het eerste wat je ziet wanneer je via de hoofdingang van het stadion de spelerstunnel instapt, is een grote foto met gewezen KRC-vedetten. Pierre Denier wijst ze aan. ‘Dat zijn de mannen die hier de laatste tien jaar verkocht zijn aan grote clubs. Een indrukwekkend lijstje, al dat Genkse goud.’
Denier gaat na dit seizoen met pensioen, na 48 jaar waarin hij eerst speler was van FC Winterslag, daarna van KRC Genk, vervolgens 24 jaar hulptrainer, een paar keer interim-hoofdtrainer en na het overlijden van Tony Greco de laatste zes jaar teammanager. ‘Als teammanager moet je voor iedereen denken. In mijn geval is dat dit jaar voor 28 spelers. Dus is mijn kantoor de zoete inval. Een dag met 50 telefoontjes noem ik een rustige dag.’
Onlangs trok hij er een weekend op uit met zijn vrouw en een paar vrienden, maanden van tevoren gepland. Amper zat hij op de fiets of de telefoon rinkelde al. En die bleef die middag rinkelen. ‘Onze vrienden keken raar op. Ik had toch vrij?’ Vandaag heeft hij een assistent aan wie hij alles wat betreft verblijfsvergunningen, auto’s van de spelers en paspoorten delegeert. De meeste stress bezorgt hem de toegenomen drukte in het verkeer. ‘Probeer maar eens op tijd te komen.’
Vandaag is KRC Genk een totaal andere wereld dan toen hij assistent was onder Aimé Anthuenis, onder wie dik twintig jaar geleden de eerste prijzen behaald werden: eerst de beker en het jaar daarop de titel. ‘Toen had je naast de spelers een technische staf bestaande uit Aimé, mij en keepertrainer Guy Martens. Wanneer we een conditietraining deden, hingen we in het bos aan een boom een klok. Na het lopen moesten de spelers zelf hun hartslag meten door te tellen, één minuut lang, volgend op de klok. Dan even rusten en daarna nog eens een minuut tellen. Aimé deed alles. Hij was altijd aan het bellen. Kende alle spelers in België, scoutte nog veel zelf en liet ons dat ook doen. Nu is scouting in deze club een op en top professionele cel.’
Naarmate het niveau van de eerste ploeg stijgt, moet ook het niveau stijgen van de jongeren die we doorsturen.’
Roland Breugelmans
Vandaag stapt de selectie op het trainingsveld begeleid door zeven trainers, een conditietrainer, een dokter, drie kine’s en een revalidatietrainer. Een paar keer per week komt de osteopaat langs, één keer per week de voedingsdeskundige en dan is er ook nog de mental coach. Tel maar op.
”s Middags gingen de spelers naar huis om te eten. Soms kochten we broodjes en op een dag bracht Vincenzo, die het restaurant La Botte stichtte, ons spaghetti’, zegt Denier. Later werden gezamenlijke maaltijden en ontbijten ingevoerd op basis van een plan dat de voedingsdeskundige met iedere speler maakt, beu als men het was om spelers ’s ochtends nog gauw een croissant te zien binnenwerken wanneer ze uit de auto stapten.
Wat Denier in die paar decennia bij KRC Genk het meest verbaasde, is ‘dat we al die tijd zijn blijven groeien. Maar de honger moet groot blijven. Dit KRC Genk mag nooit buiten de top vier vallen. De lat is met de jaren een stuk hoger gelegd bij iedereen. Dat begint van bovenaf. De gemoedelijke Erik Gerits is er nog, maar hij is wel veeleisender geworden. Onze voorzitter, Peter Croonen, probeert spelers hier nog altijd een jaar langer te houden dan men vroeger zou gedaan hebben, opdat ze ons sportief beter maken.’
Buffer
Het verschil tussen het KRC Genk waarvoor hij in 1995 de boekhouding mee nakeek en de huidige club omschrijft financieel directeur Filip Aerden in één woord: ‘Grensverleggend. Toen ik hier in het seizoen 1995/96 begon te helpen, speelde Genk het laatste seizoen in tweede klasse. Officieel was het een profclub maar in feite nog een semiprofclub. Ik werkte toen voor Deloitte & Touche en hielp ’s avonds én op wedstrijddagen met de boekhouding. Soms zaten we nog over de cijfers gebogen wanneer we de scheidsrechter hoorden fluiten voor het begin van de match. Vandaag zijn we met zeven voor de boekhouding en het juridische departement.’
KRC Genk maakte onderweg wel een paar moeilijke momenten mee op financieel vlak. Het moeilijkste was toen in 1999 de beslissing moest worden genomen of het stadion moest worden verbouwd. ‘Als we dat seizoen Champions League speelden, konden we de geplande afbetaling aan. Gelukkig wonnen we die kwalificatiewedstrijden tegen Sparta Praag. Op eigen kracht zou het dan moeilijk zijn geworden om aan onze verplichtingen te kunnen voldoen.’
Altijd komt dan de naam van Jos Vaessen weer boven. Terecht, vindt Aerden: ‘Die heeft die moeilijke financiële jaren overbrugd met een lening die we ook netjes hebben terugbetaald.’ Toen Aerden begon, draaide KRC Genk een omzet van 2,5 miljoen. Vandaag is dat om en bij de 30 miljoen euro, enkel op basis van de Belgische competitie, transfers en nog zonder Europees voetbal meegerekend.
Het scharniermoment op financieel vlak was 2011. Tot dan waren de Belgische inkomsten voldoende om de competitie uit te spelen, maar daarna stegen de lonen en de uitgaven sneller dan de inkomsten. Op dat moment had de club zonder Europees voetbal en uitgaande transfers een jaarlijks tekort tussen zeven en acht miljoen euro. Dat is nu zo’n tien miljoen, maar voor slapeloze nachten zorgt dat niet. De jojojaren die Genk sportief en financieel meemaakte, maakten dat de club er voortaan voor zorgt over een buffer te beschikken van zo’n twintig miljoen euro. Daarmee kan men in tijden van nood twee mindere jaren overbruggen, zonder snel een goeie speler te moeten verkopen.
Een ander verschil dat Aerden de afgelopen vijf jaar heeft meegemaakt, is ‘dat het sportieve nu leading is op het financiële’. Dat was voor een man die op de cijfers let wel even wennen. ‘Als wij samen naar een huis gaan kijken, kunnen we de waarde ongeveer inschatten, maar van een speler kan ik dat zomaar niet. Dan kijken we naar Dimitri de Condé. Die heeft samen met zijn team zijn waarde op dat vlak al bewezen, dus heeft hij een belangrijke stem. Maar ook dan blijven we ons bewust van onze grenzen. In de recent gepubliceerde top 10 van bestbetaalde voetballers in België staat niemand van Genk. Wij betalen geen twee of drie miljoen per jaar. Maar dankzij de financiële successen van de laatste jaren zijn de salarissen bij ons ook wel gestegen.’
Iedereen welkom
Aan de overkant zit aan de Jos Vaessen Academy nog iemand die er vanaf het eerste jaar bij was. Roland Breugelmans, toen onderwijzer, kreeg van toenmalig jeugdcoördinator Paul Heylen de vraag of hij zich wilde bezighouden met de provinciale scholieren. ‘Paul zei: iedereen is welkom, hetzij van Waterschei of van Winterslag. Zo zijn we begonnen op twee accommodaties, eerst nog met heel veel jeugdploegen: gewestelijk, provinciaal en nationaal. De laatste twintig jaar werken we enkel nog nationaal vanaf de leeftijd van twaalf jaar.’
Vroeger moesten Limburgse jonge talenten vroeg de provincie uit. Niet alleen richting Club Brugge ( René Vandereycken) of Standard ( Eric Gerets) maar zelfs naar Waregem ( Manu Karagiannis, Vital Borkelmans, Patrick Teppers).
De afgelopen decennia hield KRC niet alleen de beste talenten in de eigen regio maar rekruteerde het ook buiten de provincie, met Gentenaar Kevin De Bruyne als beste voorbeeld. De verdienste van Jos Vaessen, benadrukt de algemeen directeur jeugd. ‘Jos kon het niet meer aanzien op welke velden onze jeugdspelers verspreid over twee accommodaties moesten aantreden. Dus trok hij in eerste instantie zo’n anderhalf miljoen euro uit voor betere velden.’
De investeringen en de lening van Vaessen bleken cruciaal voor de ontwikkeling van de ganse club, die voordien overwoog om steun te vragen aan Nol Hendriks, de Nederlandse zakenman die in Genk woonde en vooral met Roda JC bezig was, maar ook KRC Genk af en toe steunde.
Dankzij de vroegere voorzitter en zijn academie werd KRC Genk samen met Anderlecht de eerste Belgische topclub die zwaar inzette op jeugd. ‘Hier hoor je nooit: dat kost te veel geld. Alleen wordt er ook kwaliteit terug verwacht. Ook hier is de lat steeds hoger komen te liggen. Naarmate het niveau van de eerste ploeg stijgt, moet ook het niveau stijgen van de jongeren die we doorsturen. Dé vraag is nu hoeveel geduld die hebben, en vooral: hoeveel geduld hebben hun ouders en entourage? Weinigen zijn klaar voor de top op hun achttiende. Het blijft een moeilijk huwelijk, sportief succes halen én eigen jongeren opstellen.’
Wat Breugelmans het meest verbaasde, is hoe de filosofie sinds de oprichting van de academie in 20 jaar niet veranderd is: ‘Ongedacht wie hier trainer, manager of voorzitter was. Van Jos Vaessen tot Peter Croonen is het streefdoel hetzelfde gebleven. We willen graag gemiddeld tien eigen spelers in de kern. Het ene jaar zal dat wel meer zijn dan het andere, maar de filosofie is nooit in vraag gesteld. De verankering van de jeugd in de club is stevig, ook bestuursmatig.’
De jeugdacademie bevindt zich nu tussen het stadion en het toekomstige centrum voor het eerste elftal. Straks wordt heel de site een KRC Genkdorp op twee hectare. Alles zo dicht samen, dat is uniek in het Belgische topvoetbal.
Of daar nog een nieuw stadion bij komt, daar is men bij KRC Genk nog niet uit. Ooit, onder Sef Vergoossen, zat de club qua toeschouwers aan zijn top met 21.500 abonnementen. Vandaag zijn dat er 16.500. Een nieuw stadion bouwen voor 30.000 man heeft dus op dit moment geen zin. Maar het afgelopen jaar werden wel de hele businessarea op de drie verdiepingen grondig vernieuwd.
Slapen doen ze daar niet, in Genk.
Vzw of nv?
Ondanks de enorme uitbreidingen de laatste decennia is KRC Genk als enige eersteklasser nog steeds een vzw. Voor algemeen directeur Erik Gerits is er ook geen reden om dat te veranderen: ‘Omdat wij aan alle voorwaarden voor een vzw voldoen. Als vzw moet je iets teruggeven aan de gemeenschap, en dat doen wij ook.’
Is KRC Genk over vijf jaar nog een vzw? ‘We hebben de intentie om dat te blijven, we willen de club van en voor het volk blijven. Dat is ons DNA’, benadrukt Gerits. ‘Onze leden van de raad van beheer, net als de leden van de algemene vergadering, betalen nog jaarlijks lidgeld. Niemand heeft aandelen in deze club. Dus moeten we ook onze spelers niet verkopen om winst uit te keren aan de aandeelhouders.’
Financieel directeur Filip Aerden bevestigt dat: ‘KRC Genk bestaat uit zo’n vijftig leden die een raad van bestuur kiezen die dan weer een management aanstelt voor het dagelijkse werk. Als er een tekort is, moet de raad van bestuur bijpassen. Wij hebben geen rijke eigenaar die dat zelf doet. Dat dwingt ons om een gezond financieel beleid te voeren. Niemand is hier de eigenaar. Toen het moeilijk ging, bij de verbouwing van het stadion, had Jos Vaessen kunnen zeggen: geef de club maar aan mij. Maar dat heeft hij toen niet gedaan, en nu is dat niet nodig. Een vzw sluit het best aan bij het DNA van deze club.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier