Gert Verheyen: ‘Ik ben een heel tevreden trainer. Mét zorgen’
Goed zes maanden nadat hij voor het eerst op het trainingsveld van De Schorre stond, kijkt Gert Verheyen achteruit. ‘Ik ben gewoon een beginnende trainer die keihard zijn best doet.’
G ert Verheyen is ontspannen wanneer hij door de schuifdeur van het Brussels Media Center stapt. Hij heeft al een training en een rit van Oostende naar Evere – over de wispelturige Brusselse Ring – achter de rug, maar hij zal meer dan drie uur praten. Over zijn werk bij de voetbalbond en voor tv (‘een gemakkelijk leven’) en over zijn nieuwe job in Oostende (‘heel zwaar’) die hem helemaal opslorpt. Hij zal af en toe de armen in de lucht gooien en zich opwinden, bijna de tegenpool van de trainer die voor het seizoen beloofde om niet als een gek langs de zijlijn tekeer te gaan. En die belofte ook hield.
Voor het plezier moet je dit niet doen, voor de voldoening des te meer.’
Gert Verheyen
‘Ik ben heel blij dat ik de keuze gemaakt heb, wat nog niet betekent dat het gemakkelijk is of dat ik fluitend door het leven stap. Integendeel. Mijn leven ziet er totaal anders uit, maar dat wist ik. Je kunt de knop nooit uitzetten. Hoe gaan we spelen? Wie zal er spelen? Wat doen we op training? Wat kan beter? Wat kunnen we veranderen? En, de realiteit van het clubleven: er is bijna elke dag iets. Een zware job, zeker als je er iets van wilt maken. Ik doe niets anders meer, mijn privéleven is nul.’
Niet goed, Gert.
Gert Verheyen: ‘Ik ben bereid om op die opoffering voor een tiental jaar te maken, omdat ik zie dat andere mensen dat ook doen. Mijn vrouw werkt in de farmaceutische sector, bij GlaxoSmithKline, van zeven uur ’s morgens tot zeven uur ’s avonds, waarna ze nog een paar uur achter haar computer kruipt. En mijn overbuur is een veeboer, die al op zijn tractor zit als ik ’s morgens wakker word en ’s avonds nog altijd bezig is met zijn beesten. Als hij vraagt hoe het in Oostende is, dan zeg ik ‘moeilijk’, maar ik krijg hetzelfde antwoord als ik naar zijn job vraag.
‘We spelen veel op zaterdag, waardoor we de zondag samen vrij zijn. We gaan niet weg en zitten de hele dag met zijn tweeën – eventueel met de kinderen – thuis. Dan kijk ik ’s morgens naar onze match ( lacht) en na de middag naar de andere drie wedstrijden op Play Sports. Werken, ja, maar ik ben wel thuis. Samen in de zetel hangen, met een glas wijn.’
Waarom maakte je die keuze? Om, zoals je het zelf na de eerste match tegen Mouscron verwoordde, iets te voelen dat je twaalf jaar niet had gevoeld?
Verheyen: ‘Voor het plezier moet je dit niet doen, voor de voldoening des te meer. Dat gevoel gaat vooral gepaard met winnen. Als speler had ik dat ook. En de tristesse die in de bus hing na een nederlaag had óók iets. Samen in de put zitten en je machteloos voelen, maar twee dagen later denken: zo gaan we het oplossen. Die sterke emoties – gelukkig of triest zijn – heb je nodig om te presteren.
‘Toen ik na mijn carrière de beloften van Club begon te trainen, was ik geestelijk nog te moe. Ik had een gemakkelijk leven als analist en jeugdtrainer bij de bond, ja, maar ik ben niet gestopt omdat ik het niet meer graag deed. Als analist hoorde ik mezelf in herhaling vallen, al heb ik er heel veel van geleerd. Ik was content, maar wilde meer. Die vijf jaar bij de U19 hebben dat veranderd. Winnen, muziek, heel de bus op zijn kop… En ik voelde dat ik iets kon neerzetten, dat ik een impact kon hebben.’
Speelde het financiële aspect mee?
Verheyen: ‘Ik verdien een klein beetje meer dan met mijn vorige twee jobs samen. Maar als we een maand geen punten pakken, dan verdien ik net hetzelfde als toen.’
Jullie wonnen dit seizoen zes keer. Vind je dat genoeg momenten van geluk?
Verheyen: ‘Neen. Net omdat ze zo schaars zijn, zijn we ook telkens zo blij. Met een gelijkspel rijd ik op de een of andere manier ook nog tevreden naar huis, zonder dat we dansen. Ik moet tevreden zijn, er zijn ploegen die veel minder gewonnen hebben.’
Als speler won je veel, als trainer nog niet. Frustrerend?
Verheyen: ‘lk neem mezelf niet als de norm, mijn spelers zijn de norm. Ik wil gewoon mijn job goed doen en gewaardeerd worden. Als speler had ik de naam dat ik niet kon sjotten, maar de mensen die met mij samenwerkten hebben me altijd geapprecieerd. Ik hoop dat mijn spelers tevreden zijn en appreciëren dat ik er tijd en kwaliteit insteek. Ook daarom zou het heel spijtig zijn dat we nog in de problemen zouden komen, want dan valt alles in het niets.
‘Ik ga niet akkoord met de opmerking dat KVO blij mag zijn dat het in het begin veel geluk had. Ploegen die niet in de top zes staan, konden nog niet van ons winnen. Dan zal er toch wel iets zijn dat we goed doen. Enkele topclubs waren te sterk, ook door het moment waarop we tegen hen moesten spelen. Club had al lang niet meer gewonnen: 4-0, bak vol. Standard was in crisis toen het naar Oostende kwam en AA Gent was net van trainer veranderd. Zeker voor een ploeg van ons kaliber is het moment belangrijk. Tegen ons veroorzaakte Poulain geen strafschop en kopte Decarli de bal niet zelf binnen. Graag, nochtans. Waarmee ik niet wil zeggen dat we anders 35 punten zouden hebben.’
Streven naar een DNA
Peter Callant zei bij jouw aanstelling dat ‘KVO 3.0’ staat voor een terugkeer naar de authenticiteit en het DNA van KV Oostende: kameraadschap, werkkracht, karaktersterkte en teamspirit. Dat zijn ook jouw waarden?
Verheyen: ‘Mijn eerste vraag aan de voorzitter was: ‘Wie zijn wij nu?’ Voor mij moet elke voetballer, niet alleen die van KVO, die waarden nastreven. Hebben al onze spelers die? Neen. Over drie jaar, als we kunnen doorselecteren, wellicht wel. Toen we dat DNA-verhaal aan de spelers brachten, zag ik een gebrek aan interesse. Lulkoek, vonden ze waarschijnlijk. Een ontgoocheling voor mij, maar ik vind het de moeite waard om voor te vechten.
‘Het mooiste voorbeeld is Atlético Madrid, waar ik vaak ben geweest en het meest bij voel. Daar gaf ik commentaar terwijl het haar op mijn armen rechtop kwam. Elke keer opnieuw. De chemie tussen coach, spelers en publiek. Iedereen straalt hetzelfde uit. De droom van elke trainer. Dat Diego Simeone dát voor elkaar krijgt, maakt hem zo’n goede coach.’
Waarom vind je dat zo belangrijk?
Verheyen: ‘Dat heb ik te danken aan de Pro License en psycholoog Jef Brouwers, die daar heel sterk op hamerde. Succesvolle bedrijven of sportclubs drijven op identiteit en cultuur, al merk ik nu ook hoe moeilijk het is om iets te veranderen in een club waar een totaal andere cultuur heerste. Ik slaag daar niet in, moet ik eerlijk toegeven. Voorlopig toch niet.
‘Veel zaken waar ik als trainer voor sta en naartoe wil, kun je momenteel niet aan mijn ploeg zien. Bepaalde dingen wel, zoals loopbereidheid: een heel belangrijk punt. Van de achttien matchen zijn er maar drie waarin we minder hebben gelopen dan de tegenstander, wat heel zeker heeft bijgedragen tot het aantal punten. Een match winnen zonder dat je méér loopt dan de andere ploeg, is heel moeilijk. De exponent daarvan is Kevin Vandendriessche, die zelfs na twee mindere matchen als eerste op het blad staat. Zijn motor hebben we nodig.’
Hoe frustrerend is het om je stempel niet volledig te kunnen drukken?
Verheyen: ‘Eerst dit: ik ga niet mee in het verhaal dat we altijd slecht spelen en 22 punten pakten omdat we geluk hadden. Daarmee ben ik content, wat ook voor een groot deel van het verwachtingspatroon afhangt: wat ik zie in de matchen, zie ik tijdens de week op training. Ik word zelden verrast door mijn groep. Ik zie elk weekend vijf van de acht competitiewedstrijden, waarvan er drie zeker niet beter zijn dan de onze. De match tegen Lokeren was misschien niet hoogstaand, maar er was wel beleving. Ik denk dat de supporters met een goed gevoel naar huis gingen.
‘Ik ben een heel tevreden trainer, mét zorgen – maar dat is bij mijn collega’s niet anders, hoor ik. Zorgen! En, als je wint, plezier. Ik dacht vroeger: als je een beetje ervaring hebt, dan kun je toch direct trainer van Club Brugge worden. Totaal niet! Veel geleerd. Omgang met spelers, problemen oplossen, soms moeten toegeven. De mannen kwamen uit een cultuur van matchkes spelen op training. En plots stond daar een trainer die tactische richtlijnen in wedstrijdvormen stopte en trainingen stillegde… Dat kan ook plezant zijn, vind ik, maar de spelers dachten daar in het begin anders over. Ik ben daarin iets toegeeflijker geworden. Vandaag een matchke, morgen is het weer aan mij…’ ( lacht)
Meer beleving
De perceptie is dat KVO te weinig kwaliteit heeft.’
Verheyen: ‘We missen balvastheid en scorend vermogen, daar moeten we iets aan doen. Dieptedreiging is een identiteit van ons, maar als een spits in drie matchen zes keer alleen voor de keeper komt en niet scoort… En als we de bal langer in de ploeg kunnen houden, dan zullen we beter worden en meer punten pakken. Fernando Canesin is mijn beste sjotter en glijdt met de bal aan de voet gemakkelijk voorbij zijn tegenstander, maar is niet balvast in de passing. Ook SanderCoopman is dat niet. Wel met de voeten, maar hij lijdt balverlies omdat hij door een gebrek aan kracht wordt opzijgezet.
Veel zaken waar ik als trainer voor sta en naartoe wil, kun je momenteel aan mijn ploeg niet zien.
Gert Verheyen
‘Ik zeg óók niet dat we fantastisch spelen – ik ben geen onnozelaar, hé. Bij balverlies ben ik zeer streng, strenger dan in balbezit. Dominant voetbal spelen met hoge pressing kunnen we niet, maar ik verwacht wel dat we enthousiast zijn. Als je dat als speler in Oostende uitstraalt, door bijvoorbeeld eens te tackelen, dan krijg je ons publiek gemakkelijk mee. Voor de wedstrijd zet ik vijf key points, variërend van tactische tot mentale richtlijnen, op een blad. ‘ Dare to play‘ en ‘enthousiasme’ komen geregeld terug, maar dan nog zie ik spelers aan de match beginnen alsof ze een rugzak van twintig kilo meesleuren. ‘Is er iets?’, vraag ik dan. ‘Neen, geen stress.’ Maar de realiteit is dat we zelden goed en scherp aan een match beginnen.’
Hoe verklaar je dat?
Verheyen: ‘Niet. In het begin schrok ik van de sfeer in de kleedkamer voor een wedstrijd. Amper beleving. De arbiter floot om naar buiten te gaan en mijn spelers stonden recht. ( stapt lusteloos van zijn stoel) Allez, we gaan sjotten… Als speler schreeuwden wij de kleedkamer of de spelerstunnel bij elkaar, in die mate dat tegenstanders dachten: oei, vandaag valt hier niets te rapen.
‘Alles geprobeerd. Even uit de kleedkamer gaan en aan de deur luisteren of er iets werd gezegd. ( lacht) Bijna niets… Ik heb dat aangekaart en ben dan op de duur zelf begonnen met schreeuwen, waarna ze toch volgden. Ik zie beterschap, maar de spelers van Lokeren schreeuwden voor die belangrijke match tien keer harder. Daar word ik zot van. Een match begint in de kleedkamer. Kevin is een krijger die zichzelf oppept, maar is introvert. Geen leider. WoutFaesis dat wel, maar van een gast van twintig jaar die hier pas is, mag je niet verwachten dat hij de anderen op scherp zet. Maar nog eens: ik zie evolutie en we zijn weerbaar. We hebben twee keer gewonnen en nog twee keer gelijkgespeeld in matchen waarin we op achterstand kwamen, dat zegt iets zegt over onze veerkracht.’
In het begin van het seizoen was je ontgoocheld over het gebrek aan interactie tijdens tactische besprekingen of analyses.
Verheyen: ‘Ik stelde veel vragen, maar niemand durfde te antwoorden. Ook dat is verbeterd, wellicht omdat ze me nu beter kennen en beseffen dat er geen verkeerd antwoord is. Ze waren te verlegen of hadden schrik om uitgelachen te worden, terwijl je met elkaars onnozelheden moet kunnen lachen. Je moet jezelf niet al te au sérieux nemen.’
Klopt het verhaal dat je op de laatste training in de aanloop naar de openingswedstrijd tegen Mouscron kwaad bent weggelopen?
Verheyen: ‘Ja. Een slechte training, weinig beleving. Weglopen is waarschijnlijk not done, zeker niet voor je eerste match als trainer, maar mijn spelers mogen zien dat ik kwaad ben. En we wonnen, ná een achterstand. Er mag al eens wat ambras op training zijn. We provoceren dat zelfs, door fouten niet te fluiten. Een voorbereiding die smooth verloopt, is ook niet goed. Zes keer gewonnen en in de aanloop naar die matchen is er bijna telkens iets gebeurd. Moet je dat bewust ensceneren? Neen, maar het is geen toeval, denk ik. We zouden eens een match moeten winnen zonder dat er wrijving op training was.’ ( lacht)
‘Tactiek komt bij ons na organisatie, duelkracht en lopen’
Met de U19 speelde Gert Verheyen in een 3-4-2-1 en hij trok die veldbezetting ook in Oostende door, maar hij stuurde bij. ‘Ik geef toe dat een 4-3-3 op dit moment de beste keuze is, al heb ik niet te snel willen toegeven. Een verhaal dat je drie maanden aan het vertellen bent, gooi je niet meteen in de vuilnisbak. Ik heb voor het eerst met drie verdedigers – ervoor speelde ik nog 4-3-3 – gespeeld op een toernooi in Zuid-Korea. Frankrijk, Uruguay en Zuid-Korea waren sterker, maar we wonnen omdat we met drieën achterin speelden. Ik moet toegeven dat ik mijn jaren bij de bond heb gebruikt en misschien misbruikt om mijn visie te vormen.
‘Ik bouw liever op met drieën en met een enkele bezetting van de flanken, maar voorlopig zijn we beter af met dubbele bezetting van de zijkanten en opbouw met tweeën. Een systeem is niet heilig. Op een supportersavond was ook al eens gesuggereerd om te veranderen, al speelde dat bij ons ook al een paar weken. Op Lokeren, speeldag 13, zijn we voor het eerst gestart in een 4-3-3 en niemand had het gezien. Geen enkele vraag van de journalisten gekregen, ook al hielden we daar voor de eerste keer van het seizoen de nul.
‘Je moet een systeem niet overschatten, zeker niet in onze competitie. Als ik kijk naar het aantal goals die rechtstreeks het gevolg zijn van de manier van voetballen, dan is dat heel beperkt. In ons geval zeker, maar ook bij de tegenstanders. Doelpunten komen er dikwijls na toevalligheden, fouten van tegenstanders of stilstaande fases.
‘In de Belgische competitie gaat het over organisatie, duelkracht en lopen. Tactiek zit niet bij de eerste drie. In welk systeem we ook voetballen, onze statistieken blijven dezelfde. We lopen evenveel, verliezen niet meer of minder ballen, het aantal succesvolle passes en passes voorwaarts blijft hetzelfde. Dat wil zeggen dat dat eigenlijk in het DNA van je spelers en de ploeg zit, want het verandert niet. Wat wel belangrijk is: als de spelers zich beter voelen of meer geloven in die veldbezetting, dan doe je beter dat.’
Gert Verheyen over…
… Aleksandar Bjelica
‘Als een speler tijdens een wedstrijdvorm op training, waarin ook wat tactiek zit, geen meter loopt en achteraf zegt dat hij niet snapt waarom we dit doen, dan houdt het voor mij op. Je traint toch op iets dat er in een match niet uitkomt? ‘Deze oefening vond ik helemaal niets.’ Als ik één fout heb gemaakt, dan is het wel om hem na de eerste verbanning naar de B-kern een tweede kans te geven. Daar steek ik als trainer geen energie meer in.’
… de kern
‘We hebben gekozen voor een kern van 22, 23 spelers en 3 keepers. Ik kan het wetenschappelijk niet verklaren, maar ik merk een verband tussen grote kernen en het aantal geblesseerde spelers. 35 man en 8 langdurig geblesseerden, wij hebben er 2 – Michiel Jonckheere en Logan Ndembe, die vorig seizoen ook al sukkelden. We hebben nog geen enkele keer een probleem gehad om aan 18 spelers te geraken. Integendeel. Tegen Lokeren moest ik zelfs Goran Milovic, een speler die het verdient om in de ploeg te staan, aan de kant zetten omdat ik met een linksvoetige centrale verdediger ( Nicolas Lombaerts, nvdr) wilde spelen. Over onze jonge nieuwkomers – WoutFaes en IndyBoonen – ben ik heel tevreden, maar ik geef toe dat we meer hadden verwacht van JordiVanlerberghe en Laurens De Bock. Voor zulke gasten ben ik strenger.’
… werken met vrienden
‘Het is een voordeel dat ik als trainer kon beginnen met mensen – Hugo Broos en Franky Van der Elst – die ik ken. Ik moet niet denken: oei, die wil mij hier weg. Er zijn dit seizoen al trainers ontslagen die het niet slechter deden. Van de drie ploegen onderaan zelfs allemaal. Hugo had na een handvol matchen ook al door dat play-off 1 niet haalbaar was.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier